| |
| |
| |
De Schelde, stroom van Vlaanderen
door Jan Denucé
Voor den doorsnee-Vlaming begint de Schelde ergens ten Zuiden van Oudenaarde; het interesseert hem niet geweldig dat onze bij uitstek Vlaamsche stroom voor een derde van zijnen loop door Fransche landouwen vloeit. De Schelde, voor den Antwerpenaar, is nog meer beperkt en beteekent den breeden waterplas van ietwat voorbij Temsche - tot aan de zee. Het epische in het oratorio ‘De Schelde’ van Peter Benoit heeft hier wel schuld aan. Benoit's populairste compositie is de hoogste glorie die de Schelde door alle tijden werd toegezongen en waartegen schilderkunst - dicht en proza - hoe ze ook de Schelde als motief verheerlijkt hebben - van ondergeschikt belang schijnen.
En nochtans, de oorsprong van de Schelde in Frankrijk, in le Catelet, bij Saint-Quentin, is als die van de Grieksche klassieke stroomen in het oude Hellas: zij ontspringt uit een beboschten heuvel en vloeit de eerste kilometers in een romantisch-poëtisch landschap. Ik herinner mij de prachtige foto's van de Scheldebron, opborrelend te midden van struikgewas, op de Schelde- | |
| |
tentoonstelling van 1925 in de Antwerpsche stedelijke Feestzaal. Nog enkele kilometers verder, en de jonge stroom wordt bevaarbaar; hij volgt den door de natuur aangewezen toegang naar Vlaanderen, van uit die Fransche gewesten, die met onze streken zoo innig verbonden zijn op kultuurgebied, als Kamerijk en Valenciennes, Doornik in Henegouwen. Was Kamerijk niet de zetel van het bisdom, wiens geestelijke macht zich uitstrekte over een groot deel van het Vlaamsche land? Was Valenciennes, met zijn Watteau en Carpeaux, geen kunstmidden dat met het Vlaamsche in nauw verband staat? De Lange en de Korte-Doornikstraten te Antwerpen herinneren er aan, dat sedert de middeleeuwen, de harde bouwmaterialen uit het Henegouwsche over de Schelde zoovele Antwerpsche Steenen en monumenten hebben helpen oprichten. De Schelde, heel vroeg gekanaliseerd tot Valenciennes, omdat het land dat de rivier doorloopt; haast geen relief vertoont, be-
Rupelmonde. Oude gracht.
Foto: Lumière-Oblut.
| |
| |
roert gedeeltelijk de mijnstreek van Henegouwen; haar bijrivier, de Haine integendeel, is zwart van het stof der hoogovens en zwaar-industrieën. Van in de 17de eeuw dateert de oude Scheldesluis te Doornik. Sedertdien heeft men, van Kamerijk af tot Gent, ononderbroken den jongen stroom genormalizeerd, door het aanleggen van sluisbarrages, en er den levenbrengenden waterweg van gemaakt voor de rijke streek die op de grenzen ligt van Frankrijk en België - de grens zelve uitmaakt tusschen de provinciën Henegouwen, Oost- en West-Vlaanderen.
De rivier krijgt thans statiger aanzien, gezwollen door de waters van verschillende rivieren en kanalen, en treedt in het Vlaamsche land. De streek is licht golvend: het is de heuvelkam tusschen Oudenaarde, Ronse en Nederbrakel. De eerste stad van belang, die de Schelde besproeit, midden-door snijdt, is Oudenaarde. En onmiddellijk heeft men hier het landschap en de kenmerken van het eeuwenoude Vlaanderen: landbouw en met de daaruit ontstane nijverheden, bewerking van 't vlas, linnen en katoen, nog steeds beroemde lakenweverijen, befaamde kant, en, in vroeger eeuwen, de nog universeeler bekende kunsttapijtwerken. Ondanks de rumoerige, dramatische geschiedenis van de kleine stad, zijn er monumenten bewaard gebleven, die getuigen van vroegere macht en welvaart, nu te grootsch schijnen voor een plaats die nog geen 10.000 zielen telt. We denken aan dit eenige stadhuis, in rijken gothischen trant (1525-1529). Uitzonderlijkerwijze is het belfort in het midden van den gevel aangebracht, met zijn 40 meter hoogen toren, slank en statig, bekroond met het roodkoperen beeld van een krijger die een banier vasthoudt met het wapen van de stad. Daar rijzen ook de stemmige oude kerk van O.L.V. van Pamele en de donkere toren van Sinte Walburgis, Alexander Farnese, de beruchte Spaansche veldheer, die in 1585 Antwerpen veroverde op Marnix van Sinte Aldegonde, be- | |
| |
meesterde ook de stad maar verbood haar te plunderen, uit piëteit voor zijn moeder die te Oudenaarde geboren was. Men herinnert zich, dat deze Vlaamsche moeder Margaretha van Oostenrijk of van Parma was, door keizer Karel verwekt bij een Oudenaardsche schoone uit de volksklas, Joanna van der Gheinst.
En nu voert de jonge stroom ons door de traditioneele landschappen van Leie en Schelde, bezongen door dichters en schrijvers, tallooze malen geschilderd door de besten onzer meesters; hier begint men te denken aan Benoit's ‘Schelde’. Het golvend terrein, dat we nog in het Oosten ontwaarden, wordt vlakker; de horizont wordt wijder; van hier tot aan de zee kan het oog nauwelijks den hemel van de aarde onderscheiden. Drukke beweging van allerlei schepen op het water, beladen met de produkten van de Waalsche nijverheid uit het Zuiden, met de lichtere uit de Vlaamsche streek: vlas, hennep, voor de fabrieken van Oudenaarde en Gent. Hierin ook is een kentering te bespeuren; de Schelde vervoert ook ijzer, dat in Oudenaarde gesmolten wordt: een eerste getuige van Vlaanderen's langzame industrializeering. Men kan het Maasland toeristisch mooier vinden; de Schelde tusschen Oudenaarde en Gent met haar zachtglooiende rechteroever, is wel eentoniger, uitsluitend landelijk, maar ze brengt reeds de oneindige horizonten die het Scheldelandschap en de vlakke landen aan de zee kenmerken.
Over deze rustige landen en weiden, afwisselend met bosschen, schijnt wel nooit de geesel van den oorlog te zijn gekomen. Op eenige kilometers van Oudenaarde, ligt het dorpje Eename, dat met zijn beroemd klooster de verschrikkingen van al de rampen heeft gekend, plunderingen en branden, die Oudenaarde hebben geteisterd, tot en met de Fransche Revolutie, in 1795, die het beroemde klooster met den grond gelijk heeft gemaakt.
De Schelde vormt hier vele krommingen, tijdroovend
| |
| |
voor de scheepvaart, maar een zegen voor de schoonheid van het landschap. Gelukkige dorpjes verheffen links en rechts hun torens in de lucht. We komen aan Gavere, vreeselijke episoden oproepend uit de geschiedenis van Vlaanderen. Het dorp was vroeger een der drie groote verdedigingswerken van de Schelde tusschen Gent en Oudenaarde; de andere twee waren Pamele (Oudenaarde) en Petegem, op de baan van Oudenaarde naar Kortrijk, waarvan Sanderus, in 1691, de zware puinen in zijn ‘Verheerlijkt Vlaandre’ heeft afgebeeld.
De geschiedenis van Gavere is, in 't verkort, die van de meeste grootere Vlaamsche steden; haar militiën streden in den Guldensporenslag, haar gemeentenaars weerstonden meer dan eens den graaf en den hertog. De bloedigste bladzijde is wel het verhaal van den slag dien de Gentenaars hier kwamen leveren tegen Filips den Goede, in 1453, en waar 2000 dooden vielen. In latere eeuwen weerstond het kasteel van Gavere, middeleeuwsche burcht, aan het geweld van een Turenne; in 1918, gedurende den wereldoorlog, werd de kerk in puin gebombardeerd.
De Scheldevallei heeft hier een reusachtige breedte en schijnt de bedding van een eertijds veel machtigeren stroom te zijn geweest. De Schelde vloeit er doorheen als een klein riviertje - behalve 's winters, wanneer de stroom door den toevoer van het overal neerkomende water, buiten zijn oevers treedt en het landschap een katastrofalen aanblik krijgt.
Voorbij Gavere schijnen Leie en Schelde malkaar te zoeken. Ze blijven echter evenwijdig loopen, Noordwaarts, naar Gent toe. Weldra zien we de roode daken van Schelderode, op de Schelde gewonnen gebied dat in de 17de eeuw tot markiezaat verheven werd. De eerste baron van Rode was een Antwerpenaar van Portugeesch-Joodschen bloede, Simon Rodrigues de Evora, groot Panetier van Vlaanderen, de ‘kleine
| |
| |
Koning’ geheeten, om zijn rijkdommen en vorstelijke huishouding in zijn paleis op de Meir, waar hij vorsten en prelaten ontving, een figuur uit den sprookjestijd; zijn kleinzoon, Lopo, werd de eerste markies van Rode.
Wij naderen Vlaanderen's oude hoofdstad, Gent. Gemeenten met zwaar historisch verleden als Zeevergem, Zwijnaarde en Meirelbeke volgen na malkaar. Daarna geven de oude landkaarten niets meer; men zou zeggen dat de Schelde die in rechte lijn bijna naar Gent vloeit, het land door zijn overstroomingen onbewoonbaar heeft gemaakt. De vorige eeuw is alles veranderd en de tallooze landwoningen, de glazen bloemkweekerijen kondigen de groote stad op verren afstand aan.
Te Gent houdt de Boven-Schelde op en vangt, bij het verlaten van de stad, de Beneden-Schelde aan. Voor wie Gent niet bewoond heeft, is het niet mogelijk den loop van de Schelde te onderscheiden van dien van de Leie en van de vele kanalen die de dertig eilanden omspoelen waaruit de kom van Gent bestaat. De oude Ketelvest, die achter den Kouter loopt en in 1194 werd gegraven, stelt de Boven-Schelde in verbinding met de Leie en de Beneden-Schelde, dus ook met de kanalen van Terneuzen en Oostende. Heel zeker is de Schelde in vroeger tijden hier van bedding veranderd en heeft ze een net van waterwegen gevormd waarop de oude Vlaamsche stad stilaan verrees, met haar honderdtal bruggen en bruggetjes.
‘Ik krijg den indruk van een stad,’ zegt Herman Teirlinck, ‘die boven water welft en met haar grilligen huizenbouw een steenen zegel legt op het huwelijk van Leie en Schelde.’
Eens buiten Gent, wordt de Schelde een stroom van 56 meter breedte, aanzwellend tot 100 meter reeds te Dendermonde. - De zeetij doet er zich gevoelen. Geen kleine kronkelingen meer van de breede bedding, maar wijde bochten die in omvang toenemen naarmate de
| |
| |
Graf van den dichter Emile Verhaeren te St. Amands bij Puurs aan de Schelde.
Foto: Sergysels-Oblut.
stroom Oostwaarts glijdt naar Antwerpen toe. Het uitzicht van stroom en landschap zijn veranderd. De beweging van schuiten en grootere schepen is drukker. De tijd schijnt kostbaarder hier dan in de streek van Leie en Schelde. Aan de oevers nog wel landouwen, beboschte plekken, maar de hooge schoorsteenen beginnen het landschap te domineeren. Eens voorbij het bekoorlijke Melle, met zijn paar kasteelen en bekend Josefieten-college, treffen op den rechter oeverkant het nijverige Quatrecht, met zijn oud slot, het snel zich ontwikkelende Wetteren, met zijn fabrieken van katoen, van laken, van linnen, van tabak, zijn belemmerende poederfabriek van den Staat; Schellebelle, halfweg tusschen Gent en Dendermonde, het nog landelijk gebleven Schoonaarde, onlangs gescheiden van 't oude Wichelen, een van 's graven oudste leenen, vervallen grootheid en
| |
| |
waar reeds in de vóórhistorische tijden een belangrijke nederzetting, op paalwoningen, zou bestaan hebben.
Het oude Scheldebed tusschen Wetteren en Schoonaarde vertoonde in vroeger tijden meer bochten dan tegenwoordig. Overblijfselen van die verdwenen krommingen zijn de vijvers van Overmeire, genaamd ‘het Broek’. Uit wetenschappelijk oogpunt bieden die afgesneden plassen een uitzonderlijk belang aan. De biologische statie van Overmeire is befaamd in Europa voor haar uitgaven waarin vooral de flora van de hoogere waterplanten bestudeerd wordt die hier uitzonderlijk gedijen ten gevolge van het gelijktijdig aanwezig zijn van klei- en zandgronden.
In de verte doemen de torens op van Dendermonde, de beproefde stad. Aan de samenvloeiing van Dender en Schelde dankt de Denderstad haar ontstaan - en haar rampen. Door Alexander Farnese in 1585 van een vestinggordel voorzien, is de stad van toen af steeds het mikpunt geweest van vreemde overweldigers, waarvan de reeks sluit met de totale verwoesting van de stad door de Duitschers in 1914. Maar Dendermonde herrees uit zijn puinen, als een tweede Ieperen; handel en nijverheid en kunstzin zijn weergekeerd en de stad, nu voor goed ontdaan van haar versterkte omheining, gaat een veelbelovende toekomst te gemoet.
De Schelde, meer dan 100 meter breed, vloeit in Noord-Oostelijke richting, bijna recht op haar hoofddoel af, Antwerpen en de zee. De laatste gemeente vóór zij de provincie Antwerpen bereikt, is Baasrode, zeer oude nederzetting eveneens, van in de 16de eeuw om zijn scheepstimmerwerven bekend. Tot hier deed zich de invloed van de Antwerpsche metropool in de middeleeuwen gevoelen, vermits Baasrode de stapelplaats was van den Antwerpschen handel voor het land van Aalst. De linkeroever van de Schelde contrasteert fel met het land op den rechteroever. Tegenover Dendermonde strekt zich een veel armer streek uit, karig
| |
| |
bevolkt en waarvan Zele het centrum uitmaakt. Niet alleen dat heel het land in den loop der 16de tot 18de eeuwen verwoest werd door vreemde overweldigers - in de moderne tijden is het de streek geweest van den laagsten loonstandaard, van armoedigen huisarbeid en ontaarding van den Vlaamschen stumperd, en waarin slechts de laatste tientallen van jaren verbetering is gekomen.
We treden nu op het oevergebied van de Antwerpsche Schelde; ze is hier ruim 200 meter breed, voor zeeschepen bevaarbaar. Regelmatige bootdiensten, meerdere per dag, gaan in 't zomerseizoen tot Temsche; de omgeving langsheen de Schelde wordt door de Sinjoren druk bezocht. Een beetje hooger op voorbij Temsche ligt St. Amands, geboorteplaats van Emile Verhaeren, naar wiens monumentaal graf, vlak aan de Schelde, jaarlijks een bedevaart wordt ingericht. Ten Noorden van het nijvere St. Amands ligt Mariekerke, schilderachtig, op den Scheldedijk. Nog enkele visschers bewonen de plaats en herinneren aan de bijzondere bevolking van de Scheldeborden, die in vroeger eeuwen haar bestaan vond in de vischvangst, zooals men ze op meer dan een schilderij van de oude Vlaamsche meesters, van Brueghel af, ziet afgebeeld.
Wat hooger-op stort de Durme haar waters in de Schelde. Vroeger mondde de Durme in de Schelde uit bij Temsche. Ten gevolge van overstroomingen, verplaatste de Schelde zich Westwaarts, nam de Durme bij Tielrode op, vloeide voort in de oude Durmebedding, die ze verbreedde en uitdiepte. Sedert 1523 werd de nieuwe loop bestendigd. Meer nog dan de vijvers van Overmeire, blijkt de oude Schelde hier een goudmijn te zijn voor de biologen. Tielrode is bekend om zijn steenbakkerijen en zijn scheepswerf. DeScheldeen Durmedijken worden om hun natuurschoon door menig wandelaar bezocht. De Durme brengt hem naar Hamme, door een vroeger even armzalige streek als het
| |
| |
land van Zele, en waar nu ook een herleving van de nijvere bevolking te allen kant zichtbaar is.
Het bekoorlijke Temsche is het eindpunt van de meeste Antwerpsche waterexcursies. Een spoorbrug van 280 meter verbindt hier de beide Scheldeoevers. Temsche is een zeer bedrijvig stadje, met zijn vermaarde scheepstimmerwerven, met zijn hoofdkerk en prachtig beeldhouwwerk, met het kasteel en warande. Mooie wandelingen langs de dijken met hun prachtige notelaren voeren naar de wijk Oud-Antwerpen, naar den mond der Oude Schelde, naar Bornhem. Deze aanzienlijke gemeente (ze telt 8000 inwoners), ligt tegenover Temsche, is bekend om haar bierbrouwerijen, haar mandenmakerijen, nijverheid die in al de dorpen langsheen de Schelde bloeit. Wie in de streek van Bornhem komt, bezoekt de Oude Schelde, thans een 115 H.A. groote vijver, die vroeger de voornaamste bedding van de Schelde is geweest, tot de natuur in de 13de eeuw den tegenwoordigen loop van de rivier begon te scheppen.
We spraken reeds van de vijvers van Overmeire en het oude Durmebed. Bij Bornhem heeft men nog meer aangeslipde gronden ingedijkt; bekend vooral is de ‘Groote Schoor’. Ze vertoont een plantengroei, die onze dijken vóór den oorlog van alle andere onderscheidde, namelijk om haar notelaren van buitengewone hoogte. Het zoogenaamde ‘Weel’ van Bornhem, vlak achter de ‘Groote Schoor’ en even vermaard om zijn rijke water-vegetatie, is ontstaan door een dijkbreuk van de Schelde, toen de ‘Groote Schoor’ nog onbeschermd, stroomwaarts lag en bij elke hooge tij onder water liep.
Het nabije Hingene heeft ook zijn vijvers of ‘Weelen’. Het ligt tusschen Schelde en Rupel; midden in het dorp verheft zich een historisch kasteel uit de 12de eeuw, dat achtereenvolgens heeft toebehoord aan de hertogen van Vendôme, aan het huis van Oranje-Nassau en aan
| |
| |
de familie van Ursel. Een lommerrijke notelarendreef loopt uit op een heerlijk zomerpaviljoentje aan de Schelde. Hingene vertoont enkele oude stijlvolle heerenhuizen; op zijn grondgebied ligt de zeesluis, die de vaart Rupel-Brussel beheerscht.
Aan den overkant van de Schelde verrijzen Steendorp en Rupelmonde. Steendorp hing vroeger af van Basel, mooie gemeente meer in het binnenland gelegen. Het dorp is inderdaad bekend om zijn prachtig kasteel van Wissekerke, uit de 13e eeuw, een van de schoonste hier te lande. Niet ver van Basel, op de plaats Logen hagen, verhief zich in de 16e-17e eeuwen een prinselijk buitenverblijf, het beroemde Blauhof van de Antwerpsch- Portugeesch adellijke familie Ximenes, verwant met Rodriques d'Evora, barons van Rode. Het hof waarvan Sanderus een afbeelding geeft, werd in de troebelen die het Land van Waas zoo vreeselijk teisterden, met den grond gelijk gemaakt.
Ook Rupelmonde is een van de plaatsen die aan de Schelde haar reden van bestaan te danken hebben. Haar geschiedenis hangt nauw samen met die van haar beroemd kasteel, in volle Schelde staande en dagteekenend uit de vroegere middeleeuwen. Ons doet het onwillekeurig denken aan de vervallen roofburchten van den Rijn. Zijn geschiedenis is trouwens die van een gevangenis van staatsgevaarlijken en groote misdadigers. De voorbijvarende schippers moesten hier tol betalen, te recht of te onrecht, wat aanleiding gaf tot geweldige protesten bij de overheden. Het vervallen stadje is de geboorteplaats van onzen grooten aardrijkskundige, Geeraard Mercator, die er zijn standbeeld heeft Rupelmonde beslaat een oppervlakte van 186 H.A., waarvan er 63 water zijn: Schelde en polderkreek. Er leven onder haar bewoners nog enkele schippers; er is een scheepstimmerwerf, een herinnering aan haar zeer oude en voornaamste nijverheid.
Voorbij Rupelmonde, begint de Schelde het uitzicht te
| |
| |
Antwerpen in 1610. Koperdruk van J.R. Vrints.
krijgen van een werkelijken stroom: stoombooten van alle afmetingen loopen den Rupel binnen, in bestemming voor Boom, Niel, Brussel, Leuven, Vilvoorden. Mechelen. De dorpen langsheen de Scheldeboorden hebben in den loop der laatste eeuw hun landelijk karakter stilaan afgelegd en zijn nijverheidscentra geworden. Die evolutie is reeds zichtbaar te Schelle, op een elftal Km. van Antwerpen, waar eertijds de heerlijke Sint-Bernardsabdij stond bij den Scheldedijk, laatste der klassieke Scheldeabdijen, gesticht in 1247, thans heelemaal verminkt en tot militair dépot ingericht. Schelle bezit nog enkele oude kasteelen, Ravenstein en Scherpenstein. In 1913 nog uitsluitend landelijk, met enkele schippersgezinnen, werd het grondgebied van Schelle sedertdien ingenomen door scheepswerven, glas- | |
| |
blazerijen, steenbakkerijen, electriciteitsbedrijven en allerlei fabrieken. Dezelfde snelle ommekeer heeft het nabije Hemiksem doorgemaakt, nu een overwegend fabriekscentrum, waar, in de onmiddellijke nabijheid van de Schelde, tal van metaalfabrieken zijn opgerezen, opslagplaatsen voor benzine, oliën, scheikundige produkten, ceramiek, glas- en cementfabrieken. Eerbiedwaardige kasteelen, als het Monniken- en het Hemixemhof, staan er als verloren.
Stoombootjes verzekeren den overzetdienst, afvarend van Kallebeek, en voeren naar Kruibeke op den linker-Scheldeoever. Het dorp ligt verscholen achter een boomenrij, die den stroom hier overal schijnt te omzoomen. De bevolking bestaat er thans overwegend uit fabrieksarbeiders, steenbakkers, klompenmakers. Sanderus, die kostbare bron voor het oude uitzicht van Vlaanderen, heeft in een van zijn mooiste prenten, het kasteel Kruibeke afgebeeld, met zijn vierdubbele boomenrij.
Na de Gentsche Vilain's in de 12e-13e eeuwen, heeft meer dan een aanzienlijk Antwerpsch patriciërsgeslacht de heerlijkheid van Kruibeke bezeten, o.a. de beruchte Gaspar Ducci, en de Italiaansche financiers Lanfranchi.
Het hooger gelegen Zwijndrecht klimt op tot de 12de eeuw; zijn in 1545 herbouwde kerk werd in 1928 vergroot met twee beuken; het groote dorp is thans gedeeltelijk bij Antwerpen ingelijfd. Van zijn 8000 inwoners werken de meesten aan de haven, op scheepstimmerwerven en fabrieken van de omgeving. De gemeente Burcht die ligt tegenover de Zuiderkaaien van Antwerpen, dreigt heelemaal door de Scheldestad te worden opgeslorpt. 7 H.A. van haar grondgebied werden in 1923 bij dit van de stad gevoegd. Ook hier waren Antwerpsche koopliedenfamilies als de Carena's en de van Colen's lang heeren van Burcht. Verschillende keeren afgebrand, verheft het oude Crayenhof zijn torentje flink in de hoogte, te midden van een woestijn,
| |
| |
- totdat de snelomzichgrijpende vergrooting van Antwerpen-linkeroever het in een van zijn lanen zal omvatten.
Hier naderen, hier zijn we reeds aan de stad. De Zuider Scheldekaaien raken zoo te zeggen reeds tot Hoboken. Met zijn groote scheepstimmerwerven, zijn smeltovens en zijn metaalfabrieken, zijn twee hoogste schoorsteenen van het land, heeft Hoboken een Amerikaansch type. Op enkele tientallen van jaren is zijn bevolking tot 33000 inwoners gestegen. Zoo heeft de Schelde hier ten gevolge van veelzijdige omstandigheden, een vervorming ondergaan die nog dagelijks toeneemt. Het getoet en gedreun van de stoomschepen, de talrijke vaartuigen van alle slag, vóór alles de stroom zelf die zich als een meer uitspreidt wanneer men de bocht van Hoboken voorbij is, kondigen aan dat het doei bereikt is: Antwerpen. De reusachtige petroleuminrichtingen eerst, de vloot pleziervaartuigen links, ten slotte de kaaien zelf glijden voorbij. Het panorama van de stad ontrolt zich statig. Schepen van alle nationaliteiten wenken, en brengen een groet van de verste werelddeelen. Jeugdherinneringen wellen op -, welke Antwerpsche jongen heeft de geheime aantrekkingskracht, vol beloften, niet gevoeld die van de Schelde uitgaat?
Van de oevers blikt men naar het donkergrijze borrelend water, waarover eeuwig de schepen hebben gegleden, bij dag en bij nacht; men tracht iets van het romantische verleden terug te vinden, van het 16de eeuwsche Antwerpen vooral...
De Schelde vóór Antwerpen kan ook vreeselijk zijn; met stormtij is het een gevaarlijke onheilspellende kolk, vooral 's nachts, als de meeste lichten gedoofd zijn, of in de wintermaanden, wanneer glimmende ijsschollen langzaam voorbij drijven, aan malkaar klonteren; ijsgang op de Schelde. Weinigen van de jonge generatie hebben dit schouwspel gekend, toen men schaatsen reed op de
| |
| |
bevroren Schelde, kermistenten er zag oprichten en een lustige bevolking van de kaai het gevaarlijk gedoe kwam gadeslaan. Ondanks pret, een luguber tooneel, zooals het schilderij van Bonaventuur Peeters van 1670 op het Antwerpsch Museum het weergeeft.
Voorbij Antwerpen zwaait de Schelde Westwaarts. In de kromming nog een laatste blik op de torens, koepels en de zee van grauwe daken van de groote stad. De stroom krijgt het uitzicht van een zeearm. Transatlantieken keeren en draaien er gemakkelijk, laten hun rammelende ankerketting vallen. Links heeft men de kunstmatig aangelegde badplaats van St. Anna, met Lunapark en windmolen - en duizenden bezoekers des zomers. Aan de overzijde 't Noordkasteel, oude vesting die eveneens de laatste jaren tot een lustoord werd omgetooverd, met roei- en zwemkom en zijn aangebrachten windmolen.
De Schelde vloeit rustig door vlak polderland naar het Noorden. Vredige oevers bij uitnemendheid. Niemand vermoedt van wat heftig krijgsgewoel die kale onbewoonde dijken getuigen zijn geweest. Blokkersdijk en Kalloo! In 1435 hadden de Antwerpenaars de hand gelegd op de tolheffende hulk van Kalloo, in opstand tegen den Bourgondischen vorst, Filips de Goede. Een halve eeuw later hadden de Vlamingen van Gent en Brugge bij het ‘vredige’ Kalloo een blokhuis opgericht om de vrije scheepvaart op de Schelde te belemmeren: dramatische episode uit den ekonomischen strijdtusschen het jonge opkomende Antwerpen en het vervallen Brugge. Op 23 April 1485 bestormden de Antwerpenaars het blokhuis, doodden de bezetting, namen de 60 kanonnen die ze in triomf naar Antwerpen voerden; 49 gevangen handelsschepen werden verlost. Het feit gaf aanleiding tot de St. Joriskermis te Antwerpen, met processie en feesten, tot in de vorige eeuw.
De tachtigjarige oorlog: het bezit van de Schelde stond in het middenpunt van den strijd. Ten einde de Hol- | |
| |
landsch-Zeeuwsche vloot te beletten het in 1584 belegerde Antwerpen ter hulp te komen, kwam de geniale Alexander Farnese op het idee den stroom af te dammen met een schepenbrug. Om zijn eigen booten tot daar te brengen werd het Parmakanaal gegraven, dwars door het land van Waas, de bedding ontleenend van de Durme, van de Moervaart, van het kanaal van Stekene; bleven nog 16 Km. te graven tot Kalloo, door het Spaansche leger, in vollen winter. Helsche tuigen, Gianibelli's brandverkens, werden uitgevonden door die van de stad om de brug in de lucht te doen springen. IJdele hoop, want Farnese slaagde in zijn geweldige onderneming en dwong Marnix van Ste Aldegonde tot de overgave van Antwerpen.
Ter bestrijding van de rebellen-marine, en om overvallen te voorkomen als die van de Zwarte galei die in 1600 vóór de Antwerpsche reede het Spaansche admiraalschap en zeven andere bodems had weggekaapt, werden nu op beide Scheldeoevers schans naast schans gebouwd, een dubbele rei van Spaansche en Staatsche forten waarvan er sommige nog bestaan: Boeren- en Boerinneschans, Isabella, De Perel, St. Filips, Ste Marie, Kruisschans, Liefkenshoek, Lillo, Frederik Hendrik. Aan de Werf te Antwerpen werd een brug over de Schelde geslagen met opgeëischte binnenschepen, om de troepen naar den linkeroever over te brengen naar gelang de omstandigheden het zouden vereischen.
Op den rechteroever herinnert het mooi gelegen Lillo aan de Hollandsche bezetting die daar zoolang gelegen heeft ter afsperring van de Schelde, in gevolge artikel 24 van het verdrag van Munster van 1648, dat den ondergang van Antwerpen als haven- en handelsstad bezegeld had. Een schuchtere poging werd in 1784 gedaan door Keizer Jozef II, ingegeven door den admiraal van de Schelde, Charles de Proli, om de afsluiting te breken, poging die jammerlijk mislukte irt den spottend geheeten Marmittenoorlog. Niettemin
| |
| |
stonden de Hollanders toen Lillo en Liefkenshoek af. Korter spel maakten eindelijk de Franschen een tiental jaren later in 1792, en werd op 17 December de opening der Schelde gevierd. Wel slaagden volgend jaar een zevental Hollandsche sloepen er in de Fransche brik Ste Lucie nog gevankelijk mee te voeren, maar met de komst van Napoleon werd de vrije vaart op den stroom voor altijd hersteld.
Het afvaren van de Schelde zeewaarts heeft voor velen een grooter bekoring dan het opvaren, omdat hier heftiger sensaties zijn weggelegd; de horizont is er weidscher; aan iederen draai van de rivier denkt men de zee te ontwaren; een indruk van groote eenzaamheid overweldigt u. Bij Doel, schuin tegenover Lillo, is de Schelde 1400 meter breed. De oude dijken noodigen tot een wandeling langsheen de schorren en door het polderlandschap. Een drie eeuwen oude steenen molen, om-
Antwerpen. De Schelde, overzetboot.
| |
| |
schapen in een Folklore museumtje, verheft zich op den dijk.
We zijn in de streek van de geweldige doorbraken van dammen en dijken, van de verdronken landen. Het dorp Doel komt op de kaarten van 1567 voor als een eiland. Indijkingen vereenigden het weer met Kieldrecht, waartoe Doel oorspronkelijk behoorde. In 1613 werden de twee plaatsen nogmaals door een geweldige dijkbreuk gescheiden. Het jaar daarop werd Doel-Polder met nieuwe dijken omringd. Nog twee kleine gemeenten liggen aan den rechteroever vóór dat de Hollandsche grens bereikt is: Berendrecht, na indijking reeds in de 1 le eeuw ontstaan, en Zandvliet, even oud, met een talrijker bevolking (3000 inwoners), waar men de laatste jaren uitgestrekte bloembollenvelden heeft aangelegd die vele landtoeristen lokken.
Watertoeristen verkiezen te landen op Rilland-Bath, op Hollandsch gebied, vanwaar men over de Beneden-Schelde een eenigen indruk bekomt. Het vroegere Rilland is verdronken. Daar tegenover ligt het meer besproken verdronken land van Saaftinge, dat nog steeds in de verbeelding spookt van de oeverbewoners der Beneden-Schelde, tot in den volksmond te Antwerpen. Op de monumentale kaart in handschrift uit het jaar 1490 ongeveer, die op het Antwerpsch stedelijk archief berust, ziet men een verrassend beeld van het land van Saaftinge, met zijn prachtig grafelijk kasteel. Het was de Allerheiligenvloed van het jaar 1570 die gepaard ging met het doorbreken van de dijken, die heel het graafschap Saaftinge door de golven deed verzwelgen. Önze archeologische musea bevatten vele voorwerpen, beenderen, huisgerief uit de verdwenen dorpen. Bij lage tij komen er nog telkens te voorschijn, door de onrustige golven uit den grond gewroet. In 1571 schreef Ortelius in zijn ‘Theatrum’ of ‘Tooneel des Aertbodems’, ‘datter binnen menschen memorie, hondert duysent bunder landts verdroncken syn’.
| |
| |
De Hont of Westerschelde, de tegenwoordige zeeweg naar Antwerpen, is eerst laat en langzamerhand ontstaan; eeuwen lang heeft de vloed noodig gehad, geholpen door ontzettende overstroomingen, om hier een bedding van voldoenden diepgang voor de groote schepen te graven. In de 15de eeuw was dit een voldongen feit, en hoort men Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland, klagen dat de vreemde schepen die naar Antwerpen moeten, - om te ontsnappen aan den tol op de Oosterschelde, den nieuwen weg langs de Hont beginnen te verkiezen. Weinig Antwerpenaars weten dat vóór dien tijd, de hoofdverbinding van hun stad met de zee door de Oosterschelde geschiedde, langs Bergen-op-Zoom, langs Zuid-Tholen, Duiveland en Schouwen, en eindigde in den Roompot, tusschen Walcheren en Westschouwen.
Bij het verlaten van het Belgisch grondgebied, begint de Schelde beslist Westelijk te vloeien - tot ze zich in de Noordzee stort. Meer en meer krijgt de stroom het uitzicht van een zeearm, kilometers breed. Een paar reusachtige bochten beletten nochtans de zee onmiddellijk na Bath te zien. De oevers schijnen verlaten; weinig kerktorens, in schijn onbewoond achterland. Alhoewel Nederlandsch gebied, zijn Zeeuwsch-Vlaanderen en Zeeland steeds zeer gehecht geweest aan Vlaanderen en Brabant, en wederkeerig. Hontenisse wordt fel bezocht door Vlaamsche toeristen om zijn grootsche Zeeuwsche polders en zijn vischwater te Kuitaart. Het jonge Hansweert dankt zijn snelle opkomst aan het kanaal dat in de vorige eeuw dwars door Zuid-Beveland werd gegraven en dat Antwerpen met Rotterdam en den Rijn verbindt. Verderop, aan den overkant, ligt het oudere en aanzienlijkere Terneuzen; ook hier bracht een kanaal, dit van Gent, een groote uitbreiding van de historische plaats mede. Bij Ellewoudsdijk, met zijn inloophaventje, is de Schelde vijf kilometer breed; van een 25 meter hoogen uitkijk- | |
| |
toren heeft men een heerlijk gezicht op den stroom.
En hier zijn we aan de monding van de Schelde. Aan de rechterzijde, Vlissingen niet zijn driekilometer langen zeedijk, zijn moderne wandelingen, de oude huizenkern van de stad die steeds met Antwerpen zooveel in de geschiedenis gemeens heeft gehad, als haven een geduchte concurrent dreigde te worden, - en op den Vlaamschen oever: Breskens, met zijn weidsch uitzicht op de Noordzee, op de Walchersche kust en op de Schelde, met zijn intens badleven 's zomers, van waar men per fiets gemakkelijk Knokke en Brugge kan bereiken. Langsheen de zee en den Scheldedijk een telkens hernieuwd grootsch schouwspel: het op- en afvaren van de talrijke cargo's en paketbooten naar Antwerpen...
Wij hebben gemeend dat we het bij deze beknopte ‘oevergeschiedenis’ van de Schelde moesten laten, om niet buiten het kader van dit boek te vallen. Men kan niet akkoord gaan met dit beperkte opzet; sommigen zullen zich verwacht hebben aan een uiteenzetting over de ekonomische rol van de Schelde, over de techniek van de vaart op de Schelde, over de schepen die den stroom in den loop der eeuwen bevaren hebben, over een ‘Scheldeland’ in vergelijking met het ‘Maasland’. Laten deze bladzijden een oppervlakkige inleiding zijn tot het veelzijdig begrip ‘Schelde’, dat in onze kunst, in de wetenschap en in het leven van ons volk van zulk doorslaand belang is gebleken.
|
|