met platgezeten zak onder zich en de mand tusschen de beenen hun geduldige stiel uitoefenden. De zeeldraaiers zijn verdwenen, de mandenmakers bijna. Fabriek en machine hebben van zooveel kleurig bedrijf de eenvormige, vreugdelooze arbeidende massa gemaakt.
Daar ligt Hamme. Het heeft zijn windmolens verloren en fabriekschouwen bijgewonnen; in de smalle straten werden gevels gemoderniseerd; zij schreeuwen tegen de armtierige kasseien en de smalle voetpaden. Hamme ligt opeen gedrongen; alleen rond de kerk is ruimte, want daar houdt het complex op van de gemeente. Maar verder, naar de Durme toe, is het een gekronkel van straatjes.
Wat waren dit straatjes om haagschool te spelen; de school stond dicht bij de rivier en de weiden; water heeft een wilde bekoring en in den zomer onderbroken wij het genot van baden en zeeroover spelen om tot onder de vensters van de school te sluipen en naar de slaperige stem van den meester te luisteren.
Wie eens in de Hamsche meerschen haagschool heeft gespeeld, vergeet ze niet: ruimte en horizon, galoppeerende koeien en van op den dijk, de schepen op de luie rivier. En vlak daarbij een gemeente waar het in smalle straatjes rook naar armoede en naar teer van de touwslagerijen. En dit beeld van de kindsheid, dat niet weggroeide in de langzame verandering van het uitzicht, wordt niet teruggevonden in de gemeente waarnaast de rivier thans vloeit als nutteloos en verloren. Want de visschers zijn weg, de rivieren zijn verpest en de menschen loopen lusteloos door elkaar.
En over de Durme, daar zijn we weg van de meerschen; daar is de vallei, zoo glanzend en zacht in de Lente, zoo ruim en sierlijk in de nauw merkbare glooiing.
Deze ruimte is niet die van het Scheldeland. Daar rukt alles mêe met den stroom; het landschap, de dijken en de hemel; daar wordt ge geschud in uw gemoed; daar is geweld en kracht en de tragiek van het onafwend-