wereldhaven van Antwerpen, de Brusselsche bedrijvigheid, tot Oostende met het wereldsch vertier aan zijn strand, de schepen die tijgen uit de haven der Scheldestad den Oceaan toe: heel dit Vlaanderen lijkt wel een hommelnest, één gonzende bezigheid en handelsblijheid. Het leeft.
Laat over dat Vlaanderen de gulden zon der aloude vrijheid schijnen, laat nering en tering er bloeien, laat de duizenden krachten, die in het strevende brein van zijn kinderen sluimeren, tot gave ontplooiïng kunnen komen. Laat schrijvers en dichters het land van Guido Gezelle, Hendrik Conscience, Peter Benoit, Cyriel Buysse, Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne op alle tonen, elk volgens zijn eigen wezen, vrij uitzeggen en uitzingen... Krijgt dan het woord van een onzer futtige hedendaagsche Vlamingen, de Van Nu en Strakser Vermeylen, niet zijn vollen en diepen zin: ‘wij zullen dit land schooner maken’?
Vlaanderen, Oost en West, met zijn roemvolle steden: Brugge en Gent, Antwerpen, en die andere: Mechelen, Lier, Diest; Limburg, met zijn stille verten, zijn heide en zijn mijngebied, zijn kloosterlijke wijding en zijn voorname ingetogenheid; Brabant, vorstelijk pralend, vol van feestgeluiden, bergplaats en troon van 's lands centrale macht en heerlijkheid, - ‘Vlaandren, welig huis’ - dit alles is inderdaad ‘Vlaanderen’, de oude gouw haar naam schenkend aan 't heele land - gezegend land van schilders, beeldhouwers, bouwmeesters, van dichters en schrijvers, van geleerden als van burgerlui en kruideniers, van handelslieden en kampioenen van de sport, van een arbeidend en opstrevend volk: Vlaanderen, land van belofte, omdat het een land is dat wil omhoog, een volk vol ideale illusie, vol levensdrift,
‘VLAANDEREN, ONS LAND!’
Moge dit boekske daar een zuiver en warm-levend beeld van geven.