Duyfkens ende Willemynkens Pelgrimagie tot haren beminden binnen Ierusalem
(1656)–Boëtius Adamszoon à Bolswert– AuteursrechtvrijBoëtius à Bolswert, Duyfkens ende Willemynkens Pelgrimagie tot haren beminden binnen Ierusalem. Hendrick Aertssens, Antwerpen 1656 (herdruk).
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience Antwerpen, signatuur: F 27044 [C2-532 i]
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Duyfkens ende Willemynkens pelgrimagie tot haren beminden binnen Ierusalem van Boëtius à Bolswert in een herdruk uit 1656. De eerste druk dateert van 1627.
redactionele ingrepen
Een deel van de tekst is moeilijk leesbaar, dat is hier telkens tussen vierkante haken aangevuld.
p. 7: Jck → Ick: ‘Ick versoecke dat mijnen vvensch’.
p. 9: onleesbare tekst, aangevuld vanuit exemplaar: Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: OK 77-131: ‘want hy was gheweken, ende voor-by ghegaen’.
p. 13: dit → die: ‘hoe gheluckigh zijn sy die dat altoos ghenieten’.
p. 14: Iernsalem → Ierusalem: ‘laet my dan binnen Ierusalem komen’.
p. 19: ) → ,: ‘Dat is geassureert Masseur, soo soet als een Vijghe’.
p. 24: heeftmeu → heeftmen: ‘daer heeftmen ghemeynlijck al vremde ghedachten aff’.
p. 27: gheloover → ghelooven: ‘dan sal ick't noch beter ghelooven’.
p. 27: flecht → slecht: ‘want hy hier by ons zijnde, en heeft niet anders gheweest dan flecht ende recht’.
p. 29: ghnieten → ghenieten: ‘soo moest ick daer profijt ende voordeel af ghenieten’.
p. 32: ( → ): ‘(om onse liefde openbaerlijck te thoonen alles doen)’.
p. 36: princersse → princesse: ‘dese groote Princesse oock groote eere’.
p. 37: roose-krauskens → roose-kranskens: ‘besonder eenige suyvere Roose-kranskens maken om de weerdighe Moeder van onsen Beminden te ver-eeren’.
p. 38: gekockt → gekookt: ‘ende is't al wel ghekookt?’.
p. 53: datmeu → datmen: ‘wat datmen daer doet’.
p. 69: vuylighedt → vuyligheydt: ‘van sulcke vuyligheydt te gabberen’.
p. 75: dieverbrabbelde → die verbrabbelde: ‘Maer het spijtighste van allen, die verbrabbelde boeren’.
p. 76: canmense → can mense: ‘daer can mense vinden’.
p. 78: douw → dauw: ‘O dauw! o soeten gracelijcken dauw’.
p. 78: ¿ → ?: ‘crachtigh boven alle ghebrande wijnen?’.
p. 82: verbeterem → verbeteren: ‘om soo die schande met grooter eere te verbeteren’.
p. 89: vraeck → wraeck: ‘Want doen meynden ghy, dat vvraeck te nemen, u grootste lust ende eere soude zijn’.
p. 99: ghelschap → gheselschap: ‘met zijn goedt gheselschap’.
p. 108: priuce → prince: ‘Want hy als Prince, ende zijn waerde Moeder als Koninghinne’.
p. 114: hebbeu → hebben: ‘dat wy op dese reyse van niemandt meerder hulp ofte dienst te verwachten en hebben’.
p. 116: toelateu → toelaten: ‘dat ick in't alderminste niet en wille toelaten in eenighe saken’.
p. 127: su-suster → suster: ‘Waer loopt ghy daer nu weder Suster?’.
p. 150: meys?kens → meyskens: ‘veel Meyskens zijn keurigh ende ialoers’.
p. 185: ondersoecker → verclaerder: ‘Ondersoecker. Wat wil ick van dese ghesanten doch segghen? Verclaerder. Daer worden de Priesters ende Predicanten mede ghemeynt’.
p. 191: ve → de: ‘ende dat hebb' ick met de vinghers af-gewreven’.
p. 192: ! → ?: ‘Hoe eerlijck ende heerlijck is hier teghen een vroom, oprecht, getrouw mensch vermaert’.
p. 197: volgheu → volghen: ‘volghen hun lusten in groote overdaet’.
p. 209: wy → my: ‘Want dit smeersel ende desen swaerten roock staet my teghen’.
p. 213: wlt → wilt: ‘Willemijnken wilt den prijs vvinnen met wulpsche lichte Liedekens te singhen, ende sy wint eenen krans verrotte mispelen die haer bekladden’.
p. 214: eeu → een: ‘Wat het voor een Liedeken was’.
p. 214: seggheu → segghen: ‘oock 'tis niet noodigh te segghen’.
p. 215: keb → heb: ‘Een Venus dierken heb ick uyt-vercoren’.
p. 218: hebbeu → hebben: ‘hoe soude ick u op mijne armen ghedraghen, aen mijn herte gedruckt hebben’.
p. 229: Het foutieve paginanummer 223 is verbeterd in 229.
p. 231: uyt legginghe → uyt-legginghe: ‘Gheestelijcke uyt-legginghe’.
p. 234: Het foutieve paginanummer 334 is verbeterd in 234.
p. 241: Willemijcken → Willemijnken: ‘Willemijnken wilt van haer eyghen daden op't hooghste roemen’.
p. 241: wlt → wilt: ‘Willemijnken wilt van haer eyghen daden op't hooghste roemen’.
p. 273: ¿ → !: ‘wat een vaste sekerheydt voor mijn gheloove ende vertrouwen!’.
p. 285: cieraer → cieraet: ‘Desen bloemen-krans is mijn cieraet’.
p. 290: vriendeu → vrienden: ‘alle uwe goede vrienden’.
p. 291: wederomm → wederom: ‘Wat danck, wat dienst, ende wat groote liefde ben ick u alle wederom schuldigh’.
p. 296: wiltemijnken → willemijnken: ‘Duyfken souden gheerne voort haesten, ende tijdt winnen maer Willemijnken vergeet haer selven by eenen guyghelaer’.
p. 302: midde-delen → middelen: ‘voorhoudende de periculen ende middelen om die t'ontgaen nu eertijdts ghedruckt’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (2, 49, 91, 135, 159, 173, 225, 239, 261, 281) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 3]
Duyfkens ende Willemynkens PELGRIMAGIE tot haren beminden binnen IERVSALEM,
haerlieder teghenspoet, belet ende eynden,
Beschreuen ende met SIN-SPELENDE BEELDEN wtghegheven door BOETIUS A BOLSWERT.
Met Gratie ende Priuilegie
T'ANTWERPEN BY HENDRICK AERTSSENS,
inde Cammerstrate in de witte Lelie. 1656.