Den Gheestelycken leeuwercker vol godtvruchtighe liedekens ende leyssenen
(1645)–Guilielmus Bolognino– AuteursrechtvrijBedeylt indry deelen
Siet de wijse fol. 32.
O Dorothea, ghestreden
Wettich die hebt hier beneden,
En vergoten u reyn bloedt,
Appels, Roosen die van boven
Hebt gheschickt uyt u Liefs hoven,
Weerdich u ons eeren doet.
Patronerss' u van hun hoven
De Bloem-misten dienen, loven,
Stellen onder u behoedt
Hun ghewas, dat d' ooghen keeren
Tot den schoonsten Heer der heeren,
Hunnen schepper, ons hier doet.
Doch voor all' wilt onse zielen,
Daer de doornen soo in krielen,
| |
[pagina 380]
| |
Maecken bloemich voor den Heer:
Datter Tulpans aller deuchden,
Tulpans oorspronck aller vreuchden,
Door u bed' in wassen seer.
Hyacinthen en Narcissen,
Animonie, alle Lissen,
Schoon Jenoeffels, Irias,
Tyloos, Goubloem, Martegoenen
Met jonckillien, en Pioenen,
En de bloemen van Damas.
Dat de Roos der hoochster minnen,
Dat de Lelie reyner sinnen
Daer in nemen hunnen groei:
Dat de Son-bloem rechter meyningh,
In een volle hertsen reyningh,
Daer, ghekeert tot Godt, in gloey.
Datter oock schoon boomen groeien,
Seltsaem vruchten overvloeien,
Vruchten van volmaeckte deught.
Schoon Oranien, en Limoenen
Met Granaten en Citroenen,
Daer den Heer sich in verheucht.
Op dat hy daer com' in rusten,
Daer in nem' met u wellusten,
En die brengh eens tot sijn Rijck,
Dat sy op van vreucht daer springhen,
Lof den Bruygom met u singhen,
Hem daer dancken eeuwelijck.
|
|