Woorden hebben hun betekenis
(1992)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |
12 Gesprek met Peter BauerDe van oorsprong Hongaarse ontwikkelingseconoom Lord Peter Bauer (1915), voormalig docent aan de Universiteit van Cambridge en hoogleraar aan de London School of Economics, heeft zeer eigen ideeën over ontwikkelingssamenwerking. Ik had met hem een vraaggesprek over dit onderwerp als bijdrage aan een liber amicorum voor prof. Ferdinand van Dam, die eveneens te boek staat als een deskundige op dit gebied. Het interview is in verkorte vorm gepubliceerd in HP/De Tijd van 8 november 1991. Hieronder volgt de volledige versie.
Bolkestein: Wat is onderontwikkeling?
Bauer: Het begrip van de onderontwikkelde wereld is het resultaat van de politiek die met een misleidende naam buitenlandse hulp wordt genoemd. Voor het einde van de jaren veertig dacht niemand eraan Azië, Afrika en Latijns-Amerika op één globale noemer te brengen. Dat gebeurde pas als direct gevolg van president Trumans ‘Point Four’-programma van 1949, waarin hij Amerika aanspoorde zijn hulpbronnen aan te wenden om de ellendige omstandigheden te verlichten waarin meer dan de helft van de mensheid leefde. De zogenaamde onderontwikkelde wereld bestaat in feite uit die landen waarvan de regeringen Westerse subsidies eisen en ontvangen. Die subsidies worden hulp genoemd. Ontwikkelingshulp is niet meer dan een subsidie van de ene regering aan de andere. We moeten daarbij bedenken dat alle ontwikkelde landen als onderontwikkelde landen zijn begonnen. God heeft de wereld niet in twee delen geschapen: in een ontwikkeld en een onderontwikkeld deel, met in het ene geval een kant en klare infrastructuur. | |
[pagina 133]
| |
Bolkestein: Zouden we niet een onderscheid tussen verschillende groepen landen kunnen maken naar hun inkomen per hoofd van de bevolking en de laagste categorie als onderontwikkeld kunnen aanmerken?
Bauer: Zeker, dat wordt vaak gedaan. Maar er is een volstrekt continue lijn van inkomen per hoofd van de bevolking, die loopt van de armste, zoals Ethiopië of Rwanda, naar Zwitserland en Amerika. Het onderscheid is dus volstrekt willekeurig, omdat er geen duidelijke breuk is. Je kunt de scheidslijn tussen ontwikkeld en onderontwikkeld overal trekken waar je wilt. Volgens mij is het enige zinvolle onderscheid de levensverwachting. Die is over het algemeen hoger in het Westen dan in de meeste delen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika.
Bolkestein: Of een land een rechtsstaat of een democratie is, is dus geen criterium?
Bauer: Men kan de markteconomie, dus welvaart, niet gelijkstellen met democratie. Hong Kong is geen democratie en toch welvarend. Maar denk eraan dat het begrip ‘inkomen per hoofd van de bevolking’ vol dubbelzinnigheden zit. Die schattingen zijn soms onderhevig aan afwijkingen van honderden procenten. De econoom Dan Usher heeft dat overduidelijk aangetoond.
Bolkestein: Een eeuw geleden was Slovenië het rijkste deel van Joegoslavië en Macedonië het armste. Dat is nog steeds zo. Honderd jaar economische ontwikkeling heeft hun relatieve posities niet gewijzigd. Welke les kunnen we daaruit trekken?
Bauer: Dat de onderliggende sociale, culturele en politieke factoren voortduren. Slovenië is dat deel van Joegoslavië dat het dichtst bij het Westen ligt. Economische resultaten en vooruitgang zijn afhankelijk van het gedrag van mensen, hun regeringen daarbij inbegrepen.
Bolkestein: Waarom zijn arme landen arm? | |
[pagina 134]
| |
Bauer: Vanwege culturele, sociale en politieke factoren. Maar die relatieve posities veranderen vaak. In de Romeinse tijd was het Romeinse keizerrijk het meest geavanceerde deel van het Westen. Weinig mensen dachten toen dat de barbaren die op de Britse eilanden woonden of in de wouden van Duitsland uiteindelijk het meest welvarend zouden worden. Die factoren liggen niet voor altijd vast. Soms blijven de relatieve posities dezelfde omdat de culturele, sociale en politieke factoren niet veranderen, maar ze liggen niet vast. Ik zal iets citeren uit mijn antwoord aan prof. J.K. Galbraith: ‘Armoede of rijkdom en persoonlijke en sociale voldoening zijn afhankelijk van de mens, van zijn cultuur en van zijn politieke ordening. Wanneer men dat inziet, begrijpt men ook de belangrijkste oorzaak van welvaart of ontbering.’ En ook: ‘Economisch presteren is afhankelijk van persoonlijke, culturele en politieke factoren, van de talenten, houdingen, motivaties en sociale en politieke instellingen van de mensen.’ Prof. Galbraith bracht een serie van elf programma's van elk een uur op de Europese en Amerikaanse televisie. Ik kreeg vier minuten om hem van repliek te dienen.
Bolkestein: Hoe beoordeelt u prof. Galbraith als econoom?
Bauer: Men wordt in dit land snel aangeklaagd wegens laster.
Bolkestein: Ik ontken niet het belang van de factoren die u schetst. Maar bestaat er ook niet zoiets als de barsheid van de natuur?
Bauer: Wat er gebeurt in Ethiopië en in sommige andere Afrikaanse landen wordt niet alleen veroorzaakt door ongunstige klimaatsomstandigheden. Het klimaat mag ongunstig zijn, maar waar het om gaat is dit: de rampen zijn het gevolg van het beleid van regeringen. Gedwongen collectivisatie, afgedwongen civilisatie, de dislokatie van mensen en bovenal de inperking van de handel leiden allemaal tot rampen. Wie een goed functionerend handelssysteem heeft, heeft ook reservevoorraden en handelsbetrekkingen tussen verschillende gebieden en landen, zodat hij | |
[pagina 135]
| |
voorraden van elders kan invoeren. Maar als er geen reservevoorraden zijn en geen handelsbetrekkingen, dan moeten slechte weersomstandigheden wel tot een ramp leiden.
Bolkestein: Toch is het moeilijk voor landen als Mali of Sikkim zich te ontwikkelen. Het moet iets te maken hebben met de natuurgesteldheid.
Bauer: Iets, maar niet veel. Denk maar aan de omstandigheden in West-Europa vlak na de val van het Romeinse rijk. In de vijfde, zesde of zevende eeuw na Christus had je ook kunnen zeggen dat er geen hoop was voor die landen. Er heersten (en heersen) lange, strenge winters. In Japan is het klimaat ook niet zo gunstig.
Bolkestein: Ik denk aan Toynbee's theorie over ‘uitdaging en antwoord’.
Bauer: Die theorie is veelvuldig de grond in geboord, vooral door je landgenoot Pieter Geyl. Het is een betekenisloze tautologie.
Bolkestein: Toynbee schreef dat voor sommige beschavingen, zoals die van de Eskimo's, de uitdagingen van de natuur te zwaar waren. Ze konden de moeilijkheden die de natuur op hun pad plaatste niet overwinnen. Zo ook kan men zeggen dat het eenvoudig te moeilijk is voor de Sahel-landen of voor Bhoetan of Sikkim om het milieu te weerstaan.
Bauer: Dat bestrijd ik. Noord-Nigeria vertoont vele overeenkomsten met Niger. Het gebied rond de stad Kano was behoorlijk ontwikkeld. Als gevolg van onjuist bestuur is de ontwikkeling ervan na de Tweede Wereldoorlog tot op zekere hoogte tot stilstand gekomen. Maar toch is het gebied sinds het begin van deze eeuw onherkenbaar veranderd. Kano was in 1890 nog een belangrijke slavenmarkt, maar in 1930 was het het centrum van de aardnotenhandel. De Amerikaanse Indianen woonden in een onbegrensd land. Toch waren ze totaal achtergebleven. Ze hebben nooit het wiel uitgevonden. In de vijftiende eeuw had Europa | |
[pagina 136]
| |
veel minder land maar het werd een zeer welvarend gebied.
Bolkestein: Wordt het succes van de nieuwe geïndustrialiseerde landen verklaard door dezelfde culturele en sociale factoren?
Bauer: Ja, en natuurlijk door goed regeringsbeleid. Je ziet dat het duidelijkst in het geval van Hong Kong. Daar zorgt de regering op efficiënte wijze voor essentiële zaken zoals de handhaving van recht en orde, de bescherming van leven en particulier eigendom, het toezicht op basisonderwijs en de verschaffing van de belangrijkste voorzieningen. Maar zij mengt zich niet direct in de markt of in het economische gedrag van de mensen. Wat we in veel zogenaamde Derde Wereldlanden zien is een strenge regeringscontrole op het economische leven, maar tegelijk worden de basisfuncties er veronachtzaamd. De armoede in Bangla Desh wordt gedeeltelijk veroorzaakt door het gedrag van de gewone mensen en gedeeltelijk door het gedrag van de regering. Beslist niet door ongunstige natuurlijke omstandigheden. Die zijn niet ongunstiger dan in bijvoorbeeld Hong Kong. De bevolkingsdichtheid in Bangla Desh is veel lager dan in Hong Kong of Singapore.
Bolkestein: Moeten wij onszelf in enig opzicht verantwoordelijk voelen voor de armoede in de Derde Wereld?
Bauer: Je bedoelt: in hoeverre zijn wij schuldig?
Bolkestein: Je kent de beroemde regel van de dichter John Donne: ‘Vraag niet voor wie de bel luidt, hij luidt voor jou.’
Bauer: Mededogen is iets heel anders dan schuld. Iemand die zich schuldig voelt, bekommert zich om zijn eigen geestelijke toestand. Schuld is een zeer egoïstische emotie. Schuldige mensen houden zich met hun eigen emoties bezig en geenszins met de resultaten van het beleid dat door hun schuldgevoelens wordt geïnspireerd. Barmhartige mensen houden zich bezig met wat ze feitelijk kunnen doen om mensen te helpen en niet met hun eigen emotionele toestand. Het idee dat wij op de een of andere wijze | |
[pagina 137]
| |
oorzaak zijn van de armoede in delen van de zogenaamde Derde Wereld is aantoonbaar onjuist, omdat de armste delen van de Derde Wereld die landen of samenlevingen zijn die helemaal geen externe contacten hebben gehad: Sikkim, Bhoetan, Centraal-Afrika, stammen en woestijnvolken. De meest geavanceerde delen zijn degene die het meeste contact met het Westen hebben gehad. Door heel Azië, Afrika en Latijns-Amerika neemt het peil van materiële welstand af naarmate we verder buiten de westerse invloedssfeer komen.
Bolkestein: Is ontwikkelingshulp in de plaats gekomen van kolonialisme? Is het een soort moderne ‘white man's burden’ geworden?
Bauer: In dat geval: waarom lopen Zwitserland en de Scandinavische landen voorop? Die hebben nooit koloniën gehad.
Bolkestein: Zie je enige verband tussen ontwikkelingshulp en het christendom?
Bauer: Voorstanders van ontwikkelingshulp beroepen zich vaak op hun morele plicht. Maar Christus verkondigde niet dat mensen een herverdeling moesten eisen. Wat hij verkondigde (zie de gelijkenis met de barmhartige Samaritaan) is dat we onze zwakkere broeders moeten helpen met individuele daden. Hij had het in het geheel niet over collectieve actie. Het christendom had in de negentiende eeuw veel meer invloed dan tegenwoordig, maar toen spraken de mensen niet over een westers schuldgevoel, noch dat we de Afrikanen iets verschuldigd waren. Er waren toen wel missionarissen, maar die handelden niet uit schuldgevoel of vanuit het idee dat we die mensen onrechtvaardig hadden behandeld.
Bolkestein: Wat is het belangrijkste nadelige resultaat van ontwikkelingshulp?
Bauer: De politisering van het leven in de ontvangende landen. | |
[pagina 138]
| |
Bolkestein: Wat is er mis met politisering?
Bauer: Zij verhevigt de strijd om aanspraken op de macht. Groepen en maatschappijen die generaties lang vreedzaam hebben samengeleefd worden tegen elkaar opgezet. Dan wordt het een zaak van leven en dood wie er aan de macht komt. Een standaarduitdrukking in Maleisië was: ‘Het kan de Chinezen niet schelen van wie de koe is, zolang ze haar maar mogen melken.’ Deze uitdrukking bevat zowel een heel belangrijke misvatting als een heel belangrijke waarheid. De misvatting is dat de welvaart van de Chinezen in Maleisië op de een of andere manier ten koste is gegaan van de andere gemeenschappen. Dat is niet waar. Ze hebben die welvaart verdiend en niet genomen. De waarheid is dat mensen in een land dat met zachte hand wordt geregeerd, zich niet zo druk maken over wie er aan de regering is. Op Sri Lanka en in Maleisië leefden de mensen vroeger vreedzaam samen. Door die moorddadige politisering van het leven worden ze tegen elkaar opgezet.
Bolkestein: Er bestaat een oud Chinees gezegde: ‘Vis moet niet te hard gebakken worden.’ Het heeft betrekking op de manier waarop de keizer moet regeren. Een van de belangrijke kenmerken van de liberale ideologie is dat ze het leven depolitiseert.
Bauer: Precies, en nu politiseren wij het. Ontwikkelingshulp heeft dat mogelijk gemaakt. Maar dat is niet het enige nadelige effect. Nyerere of Mengistu waren al lang niet meer aan de macht geweest als ze niet op de been waren gehouden door ontwikkelingshulp.
Bolkestein: Heeft ontwikkelingshulp dan helemaal geen goed gedaan?
Bauer: Dat kunt je niet afdoende aantonen. Wat wel afdoende kan worden aangetoond is dat het noodzakelijk noch voldoende is voor economische groei. Of het die groei zal bevorderen of vertragen blijft onzeker. Ik denk dat er een sterk vermoeden bestaat | |
[pagina 139]
| |
dat het de ontwikkeling eerder zal remmen dan bevorderen, maar dat kan niet overtuigend worden bewezen.
Bolkestein: Jij zou de hulp eerder verminderen dan verhogen.
Bauer: Ik twijfel er niet aan dat dit beleid moet worden beëindigd. Maar dat is politiek onhaalbaar. De vraag is dan: in hoeverre kan de hulp worden veranderd zodat zij haar verklaarde doelstelling dichterbij brengt? Ik zou het volgende willen voorstellen: liever giften dan leningen met een lage rente. Bilaterale en geen multilaterale hulp. Liever ongebonden dan gebonden hulp. En op voorwaarde van goed gedrag van de ontvangende regering.
Bolkestein: Zou ontwikkelingshulp kunnen worden gebruikt om het respect voor de mensenrechten te bevorderen?
Bauer: Het respect voor de mensenrechten zou deel kunnen uitmaken van ontwikkelingshulp, wanneer je die verbindt aan het gedrag van de regering. Dat gedrag zou economische groei moeten aanmoedigen door humaan leiderschap, effectief bestuur en persoonlijke vrijheid.
Bolkestein: Veel Nederlanders rekenen het de Indonesische regering aan dat zij Oost-Timor binnenvalt terwijl wij ontwikkelingshulp aan Indonesië geven.
Bauer: Ik zou alle hulp willen afschaffen, maar dat is onmogelijk. Er is geen enkele reden waarom de Nederlanders miljarden guldens per jaar zouden weggeven. Maar als het toch moet, concentreer het dan op bepaalde landen die aan die criteria voldoen. Dat kan Indonesië zijn of niet. Al die hulp heeft ook het gevolg dat veel mensen in Nederland denken dat ze Indonesië hebben geëxploiteerd en dat hun land tot bloei is gekomen ten koste van Indonesië. In werkelijkheid is dat het tegendeel van de waarheid.
Bolkestein: Is het niet waar of is het het tegendeel van de waarheid? | |
[pagina 140]
| |
Bauer: Op zijn minst is het niet waar en waarschijnlijk zelfs het tegendeel van de waarheid. Maar we kunnen niet spreken over het tegendeel, want dan zouden we moeten speculeren over wat er was gebeurd als de Nederlanders er niet waren geweest. Volgens mij is het onwaarschijnlijk dat er dan een regering in Indonesië was geweest die de belangen van het volk beter had gediend. Ik heb het nu over de gewone mensen, niet over de intellectuelen of de politici. Maar dat kan ik niet bewijzen en daarom is het veiliger om te zeggen dat het gewoon niet waar is.
Bolkestein: Onderschrijf je de marxistische stelling dat het kolonialisme een stap in de ontwikkeling van de gekoloniseerde mensen was?
Bauer: Dat is een van de weinige uitspraken van Marx waarmee ik het eens kan zijn. Dat spreekt niet noodzakelijk in het voordeel van het kolonialisme, want materiële vooruitgang is niet de essentie van het leven. Maar het kolonialisme heeft de materiële vooruitgang duidelijk bevorderd. Er zijn twee Afrikaanse landen die nooit zijn gekoloniseerd: Ethiopië en Liberia.
Bolkestein: Volgens één stroming stonden de Indiërs aan het begin van een economische en industriële take off net voor hun kolonisatie door de Britten. Maar de markt van India werd overstroomd door goedkoop textiel uit Manchester en deze beginnende industrialisatie werd in de kiem gesmoord.
Bauer: Moeten we alle onzin over dit onderwerp nog eens doornemen? Waar kochten de Indiërs die textiel mee? Met de andere dingen die zij produceerden! Zonder die andere dingen zouden ze de textiel niet hebben kunnen kopen. Sommige delen van de Indiase industrie kregen het daardoor moeilijk, maar andere delen moeten zijn gegroeid. Het is een traditioneel argument voor protectionisme. Het is het infant-industry-argument, dat al vele malen in de grond is geboord. Vrijhandel kan sommige delen van de economie benadelen, maar de bevolking als geheel heeft er voordeel bij. | |
[pagina 141]
| |
Bolkestein: Je prefereert bilaterale hulp boven multilaterale. Heb je het niet begrepen op de Wereldbank?
Bauer: Er zijn allerlei redenen waarom ik het niet heb begrepen op de Wereldbank. Bilaterale hulp maakt tenminste nog enige parlementaire controle mogelijk.
Bolkestein: Heb je Lords of Poverty van Graham HancockGa naar eind1 gelezen met al zijn kritiek op de multilaterale instellingen?
Bauer: Dat boek besteedt volgens mij veel te veel aandacht aan corruptie en veel te weinig aan de politisering van maatschappijen als zodanig. Corruptie is grotendeels onschadelijk. Het is ten dele een perversie van het marktsysteem. De studie Economic Development 1950-1975 van de Wereldbank heeft het volgende te zeggen over Roemenië: ‘Volgens officiële statistieken had de Roemeense economie tussen 1950 en 1975 het hoogste groeipercentage van Oost Europa en een van de hoogste ter wereld. Het sociale produkt en het nationale inkomen groeiden jaarlijks met respectievelijk 9,8 en 9,7%. Aangezien de bevolking slechts met 1,1% per jaar toenam, was de groei van het sociale produkt en het nationale inkomen per hoofd van de bevolking naar internationale maatstaven gemeten eveneens hoog: respectievelijk 8,7 en 8,6% per jaar. De drijvende kracht achter deze groeipercentages was de grote toename van de investeringen.’ En verder: ‘Tussen 1950 en 1975 groeide de economie snel, binnen het kader van een allesomvattende economische planning die mogelijk werd gemaakt door de controle van de staat over de belangrijkste produktiefactoren en zijn monopolie van de buitenlandse handel.’ Met deze studie maakt de Wereldbank zich volledig te schande. Een bank die wordt verondersteld de grote goeroe en expert te zijn op het gebied van economische ontwikkeling en tevens de citadel van het kapitalisme.
Bolkestein: Het imf betaalt de borgtocht voor sommige landen op voorwaarde dat ze een bepaalde economische politiek volgen. | |
[pagina 142]
| |
Bauer: Het imf begon met het helpen van geïndustrialiseerde landen die korte-termijnmoeilijkheden met hun betalingsbalans hadden in een tijdperk van vaste wisselkoersen. Sindsdien is het een scheidsrechter van economische politiek geworden en bepaalt het welke landen kredietwaardig zijn. Ik denk dat deze landen veel eerder echte hervormingen zouden doorvoeren als ze niet zouden worden geholpen door het imf. Het imf houdt zich absoluut niet bezig met micro-economische aangelegenheden. Het houdt zich bezig met algemene financiële - in het bijzonder fiscale - politiek.
Bolkestein: Zouden Mexico, Argentinië en Brazilië eerder tot rede zijn gekomen als ze niet werden geholpen door het imf?
Bauer: Daar ben ik van overtuigd. Maar gebruik alsjeblieft niet de uitdrukking ‘tot rede komen’. De politiek van deze regeringen is niet onredelijk. Over het algemeen gesproken zijn regeringen er om aan de macht te blijven. Hun politiek is absoluut niet onredelijk. Ze stelt hen in staat om greep te houden op de bevolking. Ze zouden moeten worden gedwongen een andere politiek te volgen. Ze veranderen hun politiek pas als ze worden bedreigd met complete economische instorting.
Bolkestein: Als jij een positie van invloed had en de Derde Wereld wilde helpen, welke politiek zou jij dan in eigen land volgen?
Bauer: Eén maatregel is het wegnemen van allerlei soorten handelsbarrières. Een andere is giften aan die landen minder te belasten. Vroeger was ik voorstander van vrijwillige liefdadigheid. Daar heb ik nu meer reserves over. Sommige van de grootste liefdadigheidsinstellingen zijn zelf op en top gepolitiseerd. Ze zijn veel meer geïnteresseerd in het nastreven van bepaalde politieke doeleinden dan in het lenigen van de nood.
Bolkestein: Bedoel je Oxfam?
Bauer: Men wordt in dit land snel aangeklaagd wegens laster. | |
[pagina 143]
| |
Dus moedig die instellingen aan die duidelijk niet gepolitiseerd zijn en die op kleinere schaal werken. En ze moeten worden geleid door mensen met ervaring en met enige kennis van de culturele en politieke omstandigheden. Voor heel wat personeelsleden van een moderne liefdadigheidsinstelling is hun werk een avontuur. Ze kunnen gratis reizen, ofwel op kosten van de belastingbetaler ofwel op die van de instelling, hoewel ze van niets weten. Het idee dat iemand die net van de universiteit komt van veel waarde voor ze is, is absurd. Het enige wat ze nog zouden kunnen doen, is een taal onderwijzen.
Bolkestein: Zou het helpen als het Westen de inflatie laag hield?
Bauer: Ik denk van wel, want dat zou de economische bloei hier bevorderen en dus veel mensen een gevoel van veiligheid geven, wat op zijn beurt weer liefdadige activiteiten zou stimuleren. Minder inflatie betekent ook dat de prijs van de produkten die naar de Derde Wereld worden geëxporteerd niet zo snel omhoog gaat. Dus dat zou de Noord-Zuid-handel ten goede komen.
Bolkestein: En het verhogen van de spaarquote?
Bauer: Dat zou leiden tot produktieve kapitaalvorming. Dat moet nuttig zijn. Een groot deel van wat investeringen in de zogenaamde Derde Wereld worden genoemd is helemaal geen investering in de zin van het scheppen van produktief kapitaal. Geld uitgeven wordt niet vanzelf produktief als je het ‘investeren’ gaat noemen. Dus wie een economische politiek in het Westen wil voeren die arme landen kan helpen, denkt aan: geen protectionisme, geen inflatie en een hogere spaarquote. Een gezonde economie. Liefdadigheid begint bij jezelf.
Bolkestein: Ontwikkelingshulp als politiek fenomeen heeft een heel hoog ideologisch gehalte. Ik moet aan Keynes denken, die zei dat op de lange termijn ideeën belangrijker zijn dan gevestigde belangen. Ben je het daarmee eens? | |
[pagina 144]
| |
Bauer: Onder een substantieel voorbehoud. Als Keynes gelijk had gehad, was de wereld al lang een vrijhandelsplaats geweest, want economen zijn over het algemeen vrijhandelaren geweest sinds de achttiende eeuw. We zijn nog ver verwijderd van vrijhandel. Daarom denk ik dat Keynes het belang van gevestigde belangen heeft onderschat. Ik denk dat politiek een interactie is van belangengroepen, ideeën en toeval.
Bolkestein: De Franse econoom Alfred Sauvy heeft de term tiersmondisme bedacht. Wat is de oorzaak van dat verschijnsel?
Bauer: Dat is ingewikkeld. Het heeft iets te maken met de fundamenteel linkse zienswijze van journalisten, van de mensen die de media beheersen, niet van de eigenaren ervan. Wat we voortdurend zien, zijn beelden van de rijken en van de rechtschapen armen. Alle televisiemakers zijn daarop gericht. Het onderliggende idee is dat de rijken gedijen ten koste van de armen.
Bolkestein: Is tiers-mondisme een godsdienstig verschijnsel?
Bauer: Ik ken behoorlijk wat tiers-mondistes. Ze maken op mij geen bijzonder godsdienstige indruk. Maar inderdaad, wij vernederen onszelf tegenover mensen in de zogenaamde Derde Wereld die slechts de macht en de hulpmiddelen hebben die ons eigen schuldgevoelen hen verschaft.
Bolkestein: Waarom hebben intellectuelen zo'n afkeer van de ‘aanbodeconomie’?
Bauer: Omdat intellectuelen over het algemeen het gevoel hebben dat het marktsysteem hen niet de status en de macht geeft waarop zij recht menen te hebben. Zij zouden liever leven in een dirigistische maatschappij, die door hen wordt geleid of waarin zij op zijn minst de hoftheologen zouden zijn van degenen die haar leiden. Intellectuelen vormen een priesterkaste. Het idee dat de politie nooit op de campus van een universiteit zou mogen komen, is de moderne versie van de gedachte dat de clerus boven de | |
[pagina 145]
| |
burgerlijke wet staat. Intellectuelen en academici zijn de nieuwe priesterklasse. Lees maar wat Hayek schreef in zijn essay ‘Intellectuelen en socialisme’.
Bolkestein: Het is interessant te zien dat Helmut Schelsky in zijn boek Die Arbeit tun die Anderen op dezelfde wijze schrijft over ‘die neue Priesterherrschaft der Intellektuellen’. En Noam Chomsky beschouwt intellectuelen als dienaren van de staat, die worden gebruikt om de voorrechten van de heersende elite te bestendigen. Beiden noemen intellectuelen de nieuwe priesterkaste, hoewel vanuit verschillende gezichtspunten. Er zijn twee verklaringen. De ene is van Raymond Aron, de andere van Jean-François Revel. De ene verklaring komt neer op wat jij juist zei: intellectuelen zijn tegenstanders van de markteconomie omdat die hen niet de status, macht en privileges verschaft waarop zij menen aanspraak te kunnen maken omdat zij de geletterde elite vormen. De andere verklaring is dat intellectuelen rationalisten zijn en dus meer thuis in het theoretische kader van het socialisme dan in de chaos van de markt.
Bauer: Ik meen dat de tweede verklaring ook door Hayek is genoemd. Ik denk niet dat hij gelijk heeft. Veel intellectuelen waren grote bewonderaars van het Sovjetsysteem of van het socialisme. Op welke rationele gronden zou je kunnen beweren dat het socialisme economische vooruitgang bevordert? Wat is daar rationeel aan? Socialisme betekent dat individuele beslissingen worden vervangen door gecentraliseerde besluiten. Waarom zou dat economische vooruitgang bevorderen, laat staan de produktie van begeerde goederen?
Bolkestein: Socialisme is bedacht als manier om het economische leven en het welzijn van de mensen volgens een bepaald plan te bevorderen. En een plan is uit de aard der zaak een rationeel iets, zelfs wanneer het een slecht plan is. Het spreekt intellectuelen aan omdat ze denken dat het te verwerkelijken is. Mag ik je herinneren aan Schumpeters beroemde uitspraak: ‘Kan het socialisme werken? Maar natuurlijk.’ | |
[pagina 146]
| |
Bauer: Toch is duidelijk dat we spreken over het vervangen van individuele beslissingen door gecentraliseerde. Waarop is dit geloof gegrondvest? Sociale rechtvaardigheid betekent dat inkomensverschillen laakbaar zijn. Dat is iets anders dan te zeggen dat planning materiële vooruitgang stimuleert.
Bolkestein: We hebben nu twee verklaringen: macht of status en de aantrekkingskracht van redelijkheid of veronderstelde redelijkheid. Hoe staat het met de wens van intellectuelen zich te onderwerpen aan iets dat boven hen uitstijgt? Denk aan Darkness at Noon en aan Czeslaw Milosz' The Captive Mind. Kijk naar de communistische partij in Frankrijk. Emmanuel Le Roy Ladurie heeft intellectuelen beschreven die een lijn volgden die haaks stond op de politiek van de Franse communistische partij. Hij beschreef ook de opluchting waarmee zij ten slotte weer de officiële partijlijn omarmden. Zij juichten hun eigen veroordeling toe! Dat is dezelfde opluchting als waarmee een ketter terugkeert naar de Kerk.
Bauer: Dit is een heel belangrijke zaak, maar het blijft speculatief. Een argument kan worden beoordeeld op grond van logica en bewijsmateriaal. Een politiek kan worden beoordeeld op grond van haar resultaten en vergeleken worden met haar uitgangspunten. Maar waarom mensen bepaalde argumenten aanvaarden blijft speculatief. Sommige mensen leggen de nadruk op het feit dat intellectuelen zich buitengesloten voelen door de massa en zich weer bij de gewone mensheid willen voegen.
Bolkestein: In welk opzicht heeft de openlijke en erkende ineenstorting van het communisme het debat veranderd?
Bauer: Toen ik onlangs in Zweden was, een standaardvoorbeeld van de verzorgingsstaat, leek het helemaal niet zo'n groot verschil te maken. Wat een klein verschil heeft gemaakt is het feit dat de verzorgingsstaat een fiscaal bankroet te wachten staat. Welfarism is ook in Engeland niet veranderd. Het steunt op de fundamentele vijandigheid van intellectuelen jegens het marktsysteem. | |
[pagina 147]
| |
De vijandigheid is gebleven hoewel zij zich nu anders manifesteert.
Bolkestein: In je boek Reality and Rhetoric haal je een bisschop uit Rwanda aan die ook de nadruk legde op het belang van cultuur, gedrag en sociale instelling waar het de ontwikkeling betreftGa naar eind2. En dan schrijf je: ‘Sommige van die ideeën waren vroeger algemeen verbreid, maar tegenwoordig hoor je ze nauwelijks meer. De vertaler merkte op dat nu alleen een Afrikaan zo'n artikel kon schrijven.’ Waarom?
Bauer: Omdat wij zouden worden beschuldigd van elitairisme en racisme als we het zouden schrijven. De ‘rassenrelaties-industrie’ zou zich als één blok op ons storten.
Bolkestein: Waarom zou een blanke man niet kunnen schrijven wat een zwarte man schrijft over het verband tussen cultuur en ontwikkeling?
Bauer: Omdat dat etnocentrisme en racisme zou worden genoemd.
Bolkestein: Herinner je je The closing of the American Mind van Allan Bloom? Hij werd ervan beschuldigd de theorie van het cultuurrelativisme af te wijzen.
Bauer: Ik geloof niet dat verschillende culturen altijd van gelijke waarde zijn. Ik geloof niet dat wat Afrika heeft bereikt in enig opzicht gelijk is aan wat wij hebben bereikt. Maar ik wil hen onze wil niet opleggen. Dat is het voordeel van commerciële contacten. Sommige mensen aanvaarden de westerse waarden en anderen niet. Laat ze. Ik wil hen onze waarden niet opleggen. Ik vind onze cultuur veel beter, maar ik wil ze niet dwingen. Laat het over aan de mensen zelf of zij al dan niet westerse houdingen en westerse contacten willen. Heel weinig mensen zouden in 1890 hebben gedacht dat de Westafrikanen binnen een paar jaar miljoenen hectaren zouden hebben volgeplant met cacaobomen. Be- | |
[pagina 148]
| |
denk wel dat de cacaoboom zes jaar nodig heeft om tot wasdom te komen. Daarmee wordt overigens meteen het argument van tafel geveegd dat Afrikanen kinderen van de natuur zouden zijn die van dag tot dag leven. Maar de weerzin tegen het doden van dieren, vooral van vee, in Zuid-Azië is veel sterker bestand gebleken tegen westerse contacten dan vaak wordt gedacht. Dus je moet heel voorzichtig zijn op dit gebied.
Bolkestein: Welke gedachte ligt ten grondslag aan de theorie van het cultuurrelativisme?
Bauer: Ik denk de wens het Westen te verminderen en te kleineren. Vijandigheid jegens wat het Westen en in het bijzonder de markteconomie hebben bereikt.
Bolkestein: In april 1985 zei je in het Hogerhuis: ‘Wat is er toch de afgelopen decennia met ons gebeurd dat we zwichten voor totaal ongefundeerde schuldgevoelens, dat we het meest schaamteloze bewijsmateriaal en allerlei schadelijke onwaarheden aanvaarden en het hoofd buigen voor leiders die hun volk wreed, minachtend en zelfs onmenselijk behandelen en die geen werkelijke macht hebben, anders dan de macht die hen door het Westen is verleend. Het lijkt wel alsof een onzichtbaar monster ons zelfvertrouwen heeft aangetast en ons vermogen waar te nemen en na te denken heeft vernietigd.’ Wat is dat voor onzichtbaar monster?
Bauer: Het negeren van de werkelijkheid. Het tanende traditionele en religieuze besef heeft bijgedragen tot die veronachtzaming. Deze verklaring zal zowel gelovigen als skeptici aanspreken. Het traditionele religieuze geloof brengt een geünificeerde en coherente kijk op de wereld met zich mee. De uitholling daarvan verzwakt het ordelijke denken. Bovendien leidt misbruik van de taal tot een informatie-explosie, wat de zaken nog ingewikkelder maakt. Het monster bestaat uit een aantal delen. Eén daarvan - en marktgerichte mensen moeten dat niet vergeten - is dat de snelheid van de veranderingen de mensen uit hun even- | |
[pagina 149]
| |
wicht heeft gebracht. Mensen als individu, groep, gezin of maatschappij kunnen slechts een bepaalde hoeveelheid abrupte verandering verdragen. Door de combinatie van snelle veranderingen en de hoge specialisatiegraad die de moderne markt vereist, valt de maatschappij uiteen. Continuïteit van bestaande verhoudingen is absoluut essentieel voor commerciële integriteit. Toen ik in 1949 in Nigeria was, bezocht ik een plaats die Onitsha heet. Dat is een commercieel centrum in Oost-Nigeria. Ik kwam daar in een tijd van grote politieke spanningen. Een paar dagen voor mijn aankomst was er een oproer geweest. Een aantal mensen was gedood en in een deel van het gebied was een avondklok van kracht. Ik ging een vriend in een handelsonderneming bezoeken. Hij wist van mijn bezoek maar toch kwam ik binnen tijdens een onderhandeling. Die had plaats tussen de directeur en drie Afrikaanse vrouwen. Zij vormden een handelsmaatschappij onder de naam Unicy & Co omdat de belangrijkste vrouw Mevrouw Unicy heette. De onderhandeling betrof 175 kisten Amerikaanse tabak die een beetje bedorven was. In plaats van de normale 56 pond per kist werd deze zending aangeboden voor 52 pond per kist. De vrouwen kochten de tabak ten slotte voor die prijs. Na hun vertrek vroeg ik de directeur: ‘Hoeveel denk je dat Unicy op haar bankrekening heeft?’ Hij zei: ‘Ik denk niet dat ze een bankrekening hebben.’ Ik zei daarop: ‘Is dat niet riskant voor 9000 pond?’ (Onthoud dat dit 1949 was.) ‘In deze tijd van politieke spanning, een onderneming zonder bankrekening!’ De directeur antwoordde: ‘In het geheel niet. Ik lig er absoluut niet wakker van. Ik doe nu al vijfentwintig jaar zaken met hen. Zij zaten nog op school toen ze handel begonnen te drijven. Op het eind van de maand heb ik mijn 9000 pond.’ 's Middags ging ik naar het kantoor van Unicy en praatte met de vrouwen. Ik zei: ‘Hoeveel van die tabak heb je geïnspecteerd?’ ‘Twee van de 175 kisten,’ antwoordden zij. ‘Hoe weten jullie dat de andere kisten er niet slechter aan toe zijn?’ Ze zeiden: ‘We doen al vijfentwintig jaar zaken met hem.’ Door de hoge specialisatiegraad die de markt nu vereist, neemt de gemeenschappelijke ervaring af. Dat brengt mensen in de war. Ik ben econoom, maar meer dan de helft van wat er in The Financial Times staat begrijp ik niet. Het leven is in be- | |
[pagina 150]
| |
paalde opzichten altijd onzeker geweest, vooral waar het de gezondheid betreft. Maar nu heb je op de een of andere manier het gevoel dat die onzekerheid door de mens is veroorzaakt. Als iets onvermijdelijk is, dan aanvaard je dat als deel van de natuurlijke loop der dingen. Als je het gevoel hebt dat het door de mens zelf is geschapen, brengt het de mensen veel meer van streek. De regen blijft uit en de mensen lijden honger. Maar vergelijk dat eens met een prijsverandering! Alle prijsveranderingen berokkenen sommigen van ons schade.
Bolkestein: Het monster bestaat volgens jou dus uit drie componenten: de teloorgang van de traditionele religie, de snelheid van de veranderingen en de afkeer van intellectuelen om de markteconomie te steunen. Gaat dat ver genoeg als verklaring voor anti-westerse gevoelens?
Bauer: Gewone mensen in de Derde Wereld hebben geen anti-westerse gevoelens, met als mogelijke uitzondering de islamitische fundamentalisten. Ze zijn dol op westerse produkten, Coca Cola en zo. Het zijn de politici en de journalisten die anti-westers zijn, niet de gewone mensen. |