Woorden hebben hun betekenis
(1992)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
5 De macht van ideeënDe Erasmus Universiteit organiseerde op 25 en 26 september 1991 een internationale conferentie over het thema ‘Macht, media en internationaal gedrag’. Mijn bijdrage aan die conferentie volgt hieronder. Het stuk is uit het Engels vertaald door Andrea Nederlof.
Tijdens de Libanese burgeroorlog was Beirut de ‘meest gewelddadige en onbeschaafde plek op aarde.’Ga naar eind1 Robert Pfeffer van het Duitse weekblad ‘Stern’ werkte destijds aan een boek over contacten tussen de plo en de Baader-Meinhofgroep. Op 24 mei 1979 werd hij in zijn auto doodgeschoten.Ga naar eind2 Berndt Debusmann was chef de bureau van Reuter in Beirut. In de lente van 1980 kreeg hij lucht van verzet tegen president Hafez al-Assad in de Syrische havenstad Latakia. Op 5 juni 1980 verliet hij samen met zijn vrouw 's avonds laat het huis van een collega. Toen ze in de auto wilden stappen, werd hij in zijn rug geschoten.Ga naar eind3 De collega met wie Berndt Debusmann zijn laatste avond in Beirut doorbracht was Tim Llewelyn. Hij was bbc-correspondent in Libanon. Llewelyn berichtte regelmatig over de interne problemen van het Syrische regime. In juli 1980 kreeg hij een niet mis te verstane waarschuwing dat hij zou worden vermoord als hij nog langer in Beirut zou blijven.Ga naar eind4 Hij werd overgeplaatst naar Oost-Afrika. Hoe reageerden de nieuwsagentschappen op de intimidatie van hun correspondenten? Nadat Debusmann was doodgeschoten berichtte Reuters dat de reden voor de schietpartij onbekend was.Ga naar eind5 Maar het agentschap zei er niet bij dat hij al eerder was | |
[pagina 45]
| |
bedreigd. De moord op Robert Pfeffer werd nauwelijks vermeld. De bbc besteedde minimale zendtijd aan de dreigementen tegen Llewelyn.Ga naar eind6 Zoals The Economist noteerde: ‘De Syriërs hebben de vertegenwoordigers van de bbc en Reuter door terroristische activiteiten gedwongen uit Libanon te vertrekken zonder dat hun naam zelfs maar wordt genoemd.Ga naar eind7 Dit was een duidelijk geval van zelfcensuur als gevolg van intimidatie. Hoewel er geen ideologische zeef was waardoor het nieuws werd gefilterd, was het resultaat hetzelfde. Het duurde bij voorbeeld drie weken voor het eerste bloedbad in Hama (de tweede stad van Syrië), dat plaats had in april 1981, werd vermeld in de internationale pers. En zelfs die berichten waren afgezwakt.Ga naar eind8 Ik noem nu een voorbeeld van intimidatie op grote schaal: de oorlog in Afghanistan. Radek Sikorski, die met zijn foto van een platgebombardeerd dorp in 1988 de prijs van World Press Photo won, had het volgende over de verslaggeving van deze oorlog te zeggen: ‘De bekendste omroeporganisatie ter wereld heeft in al die acht jaar geen enkele correspondent met het verzet meegestuurd om over de oorlog in hun land te berichten.’ Hij voegde daaraan toe: ‘Niet één van de (...) stafjournalisten van de Engelse omroepen heeft een echte tocht met het verzet in Afghanistan meegemaakt. Voor zo'n lange oorlog, waarin een supermacht verantwoordelijk is voor de dood van meer dan een miljoen mensen, is dit een schande voor het beroep.’Ga naar eind9 Intimidatie, op kleine of grote schaal, is één zaak - de bemoeienis van bureauredacteuren is een andere. In december 1989 brachten westerse media nieuws over een massagraf met meer dan vierduizend lijken in Timisoara, Roemenië. De bron van dit bericht was de Bulgaarse televisie. In werkelijkheid was er geen massagraf. In de woorden van een Nederlandse journalist: de Roemeense revolutie eindigde in een ‘serie van journalistieke blunders’.Ga naar eind10 In april 1990 werd hierover in Parijs een conferentie gehouden met als thema ‘Wie heeft gelogen?’ Geconcludeerd werd dat de behoefte het nieuws op te kloppen vooral afkomstig was van de redacteuren op het bureau van de krant. Hoeveel mensen stierven op het Tien An Men plein op 1 juni | |
[pagina 46]
| |
1989? Nu wordt erkend dat de oorspronkelijke schatting van duizenden doden veel te hoog was. Geen enkele journalist gebruikt nu nog de term ‘Tien An Men-bloedbad’. Toen The International Herald Tribune deze term bezigde, was hij niet afkomstig van hun correspondent in Peking maar van een der bureauredacteuren. Waarom geven redacteuren correct doorgegeven nieuws een andere draai? De correspondent van De Volkskrant in Peking was geneigd onwetendheid en de symbolische functie van het Tien An Men-plein als oorzaken van dit verschijnsel te beschouwen.Ga naar eind11 Houd deze twee woorden in gedachten: ‘onwetendheid’ en ‘symbolen’. In augustus 1989 waren de Britse troepen twintig jaar in Noord-Ierland. Deze mijlpaal veroorzaakte een invasie van fotografen en televisieteams, die op haar beurt weer aanleiding gaf tot incidenten.Ga naar eind12 Mensen gedragen zich voor de camera's nu eenmaal anders dan anders. Foto's zijn niet altijd wat ze lijken. De media worden soms dronken van de afrodisie der confrontaties. Wie provoceert dan wie? Op 2 augustus 1982, tijdens de Israëlische invasie in Libanon, publiceerde upi een foto van een klein meisje dat haar armen verloren leek te hebben. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Shultz merkte op: ‘Deze baby met afgeschoten armen is het symbool van deze oorlog.’ Weer een symbool. De foto belandde zelfs op het bureau van president Ronald Reagan, die de foto verontwaardigd aan de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Yitzhak Shamir liet zien. Volgens Time Magazine had de foto meer indruk op president Reagan gemaakt dan vijftig briefings. Een paar dagen later moest upi toegeven dat de baby - een jongetje met de naam Eli Masco dat zijn arm had gebroken - levend en wel met beide armpjes in het huis van zijn moeder verbleef.Ga naar eind13 Eddie Adams maakte op 1 februari 1968 de beroemdste foto van de Vietnam-oorlog. Er was een politieman op te zien die een Vietcong door het hoofd schoot. Henri Beunders heeft de gebeurtenissen rond deze foto beschreven en wat er van de fotograaf en van de politieman, Ngoc Loan genaamd, verder is ge- | |
[pagina 47]
| |
worden.Ga naar eind14 De Vietcong in kwestie had verschillende politiemensen vermoord, waaronder Loans beste vriend en diens gehele familie. Deze foto veroorzaakte schokgolven over de hele wereld. De Noordvietnamezen verspreidden haar in grote aantallen. Adams kreeg er in 1969 de Pulitzerprijs voor. Hij zei later: ‘Die foto is totaal verkeerd geïnterpreteerd. Zonder foto geloven mensen iets maar half. Met foto zullen ze het voor duizend procent geloven, ook al is de afbeelding een volstrekte leugen.’ Laat ik verder Tet te berde brengen en de manier waarop het in de Amerikaanse pers is verslagen. Het Tet-offensief had plaats in de eerste maanden van 1968. Ondanks enkele indrukwekkende successen in het begin werd de Vietcong uiteindelijk verpletterend verslagen. Toch portretteerden de Amerikaanse media Tet als een nederlaag voor de Zuidvietnamezen en hun Amerikaanse bondgenoten.Ga naar eind15 Het bevooroordeelde beeld dat de Amerikaanse media schetsten van Tet bleef niet zonder gevolgen. Tran Bach Dang was ten tijde van het offensief de Vietcong-commandant in Saigon. Hij zei een paar jaar geleden: ‘Laat ik dit zeggen over Tet: de politieke resultaten waren veel beter dan we verwachtten.’Ga naar eind16 Inderdaad. Op 31 maart 1968 kondigde president Johnson een gedeeltelijke onderbreking van de bombardementen aan, evenals zijn bereidheid met Hanoi te onderhandelen en zijn besluit zich niet kandidaat te stellen voor een tweede termijn als president. Het is onmogelijk te weten wat de uitkomst van de Vietnam-oorlog zou zijn geweest, als die oorlog op een andere manier door de media was weergegeven. Maar dit had André Spoor erover te zeggen, toen hij zijn functie als hoofdredacteur van nrc Handelsblad neerlegde: ‘Zonder dat wij in de media dat werkelijk beseften waren wij (...) het slagveld geworden waarop de regering van Noord-Vietnam de oorlog uitvocht. En in vele gevallen vochten de journalisten zij aan zij met Hanoi.’Ga naar eind17 Hier zijn we de symboliek voorbij en belanden we bij het politieke vooroordeel. Het Cambodjaanse bloedbad is door de internationale media nagenoeg genegeerd. Gedurende de drieëneenhalf jaar van het Pol Pot-regime brachten The New York Times en The Wall | |
[pagina 48]
| |
Street Journal elk negen redactionele commentaren over dit onderwerp, terwijl er in The Washington Post slechts vier verschenen. Newsweek noemde het onderwerp helemaal niet. Toen eind 1977 de vertegenwoordiger van Israël bij de Verenigde Naties de ‘holocaust in Cambodja’ ter sprake bracht, ontmoette hij een oorverdovende stilte.Ga naar eind18 De media leken te lijden onder ‘de illusie van het redelijke alternatief’: omdat Lon Nol slecht was, moest wat na hem kwam wel goed zijn. Laat ik de strekking van mijn opmerkingen uitbreiden van de journalistiek naar de intelligentsia in het algemeen. De voorliefde van vele intellectuelen voor dictaturen is vaak beschreven maar nooit afdoende verklaard. Toch zijn enkele aspecten duidelijk. Ten eerste worden veel intellectuelen net zo aangetrokken door actie en macht als bijen door honing. Dit is een oud thema, dat teruggaat tot Plato. Op een laag niveau manifesteert dit verlangen naar actie zich in een stengunromantiek, die vroeger de Cubaanse leiders en de Nicaraguaanse comandantes tot middelpunt nam. Op een hoger niveau, en dit is het tweede aspect, wordt het een verlangen naar de complete mens, de uomo universale, die jaagt in de vroege ochtend, in de namiddag een staking leidt en 's avonds een teach-in toespreekt. De Vietnamezen waren volgens Susan Sontag complete mensen en niet versnipperd zoals wij.Ga naar eind19 Deze integratie, ten derde, werd verondersteld scherp te contrasteren met de vervreemding van de westerse welvaartsstaat, waar het bestaan was teruggebracht tot een bloedeloos consumentisme. Velen zochten compensatie voor hun comfortabele bestaan hier in de plaatsvervangende opwinding over een revolutie ver van huis. Hun onzekere zelfbeeld vormde een pijnlijk contrast met die revolutionaire dynamiek. In de vierde plaats hechten intellectuelen aan algemene denkbeelden en abstracte redeneringen. Alexis de Tocqueville besteedde hier in zijn boek ‘L'ancien régime et la révolution’ aandacht aan. In het hoofdstuk met de lange titel ‘Hoe in het midden van de achttiende eeuw intellectuelen (hommes de lettres) de leidende politici van het land werden en wat voor gevolgen dit had’ | |
[pagina 49]
| |
schreef hij: ‘Het beroep van deze schrijvers veroorzaakte een voorkeur voor algemene en abstracte theorieën waarop zij blindelings vertrouwden.’ Op een meer werelds niveau wil ik, ten vijfde, de aandacht vestigen op de gastvrijheid in totalitaire landen die elke bezoekende intellectueel het gevoel gaf dat hij geëerd en belangrijk was. Intellectuelen smachten naar erkenning. Daar kregen ze die met emmers vol. Ten slotte, en dit is misschien het belangrijkste, heeft het verlies van het geloof velen geestelijk ontheemd, waardoor zij op zoek zijn gegaan naar een nieuw ideologisch anker. Het hiernamaals werd verplaatst naar de Derde Wereld. Beide zijn ver weg. Over beide weten wij weinig. Welke ook de verklaring moge zijn, als er ooit een trahison des clercs is geweest, dan wel hier. Zoek ik spijkers op laag water, nu het communisme alle geloofwaardigheid heeft verloren? Ik denk van niet. Het Israëlische leger viel op 6 juni 1982 Libanon binnen. De plo-kampen Sabra en Shatilla vlakbij Beirut werden op 18 september door de Libanese christenen aangevallen. Ongeveer tweeduizend mensen werden vermoord. Deze slachting kreeg met reden een enorme publiciteit. Ariel Sharon moest aftreden als minister van Defensie. In het Nederlandse parlement werd een debat aan de zaak gewijd. Enkele maanden eerder, in februari 1982, had het tweede bloedbad van Hama plaats gehad. Achtduizend man van het Syrische leger belegerden dit centrum van de Moslim Broederschap. De strijd duurde negen dagen en er kwamen ongeveer twintigduizend mensen bij om - tien keer zoveel als in Sabra en Shatilla. Er was weinig publiciteit en het Nederlandse parlement besteedde er geen aandacht aan. Waarom? Een tweede voorbeeld. Steve Biko werd op 13 september 1977 vermoord door de Zuidafrikaanse politie. Een golf van verontwaardiging en publiciteit ging de wereld rond. Biko's dood leidde tot de wapenboycot tegen Zuid-Afrika. In de Centraalafrikaanse staat Burundi leven twee stammen door elkaar. De lange Tutsi's hebben de macht hoewel ze slechts 15% van de bevolking uitmaken. De kleine Hutu's zijn in de meerderheid maar zonder | |
[pagina 50]
| |
macht. In drie explosies van geweld - in 1965, 1972 en 1988 - hebben deze twee stammen elkaar op grote schaal afgeslacht. De gebeurtenissen bleven buiten België vrijwel onbesproken. Hun effect op de politiek was nihil. Waarom? Hierboven heb ik ‘de illusie van het redelijke alternatief’ als een paradigma naar voren gebracht. Nu komen wij bij een tweede paradigma: ‘De splinter in het eigen oog weegt zwaarder dan de balk in het oog van de ander.’ Adriaan van Dis heeft uitgelegd hoe deze paradox werkt. In zijn recente boek over Mozambique beschrijft hij de manier waarop hij vroeger over Afrika dacht: ‘Ik verzweeg wat ik zag: de minachting voor de mensenrechten, de corruptie, de feodale houding van de autoriteiten. Bang als ik was thuis de racisten in de kaart te spelen, niet wetend dat ik zelf een racist was door zo voorzichtig te doen en alles te prijzen wat zwart was.’Ga naar eind20 De twee paradigma's die ik heb genoemd hebben een gemeenschappelijke noemer, namelijk positieve discriminatie. Positieve discriminatie van de ander, het vreemde en het nieuwe en daardoor negatieve discriminatie van het eigene, het bekende en het oude. Men kan deze gemeenschappelijke noemer ook omschrijven als een cultureel masochisme, dat voortkomt uit een christelijk schuldbesef. Wat is de verklaring voor dit culturele masochisme, dit verlies van zelfvertrouwen dat over de westerse progressieve intelligentsia is gekomen, deze zwakte van de wil? Hoe komt het toch dat zoveel intellectuelen de woorden van de dichter Yeats lijken na te zeggen: ‘Kom, werp op mij die beschuldigende blik, ik dorst naar een beschuldiging’? Vanwaar toch deze progressieve doodsdrift? Is dit een doorgeschoten vorm van christendom? Zo ja, waarom worden de geboden: ‘Heb uw vijand lief, keer de andere wang toe, ga ook de tweede mijl’ pas nu kritiekloos toegepast, na eeuwen waarin de Kerk de wereldse macht ondersteunde? Er moeten andere factoren in het spel zijn: de plotselinge toename in welvaart die vele mensen heeft afgeschermd van de werkelijkheid; de opkomst van het massaonderwijs, waar al te vaak een beetje kennis een gevaarlijke zaak is; en de allesdoordringende invloed van de televisie die vooral focust op emoties, | |
[pagina 51]
| |
beelden en symbolen. Maar welke ook de verklaring moge zijn, de progressieve doodsdrift is een politiek verschijnsel van het grootste belang. Journalisten hebben een moeilijk vak. Ze kunnen met de dood worden bedreigd. Ze kunnen door een bureauredacteur verkeerd worden begrepen. Ze kunnen door een foto worden misleid. Ze kunnen onwetend zijn van de achtergrond van gebeurtenissen. Maar het meest verraderlijk van alles is de invloed van intellectuele modes, van ideologie, van de Zeitgeist. Want zoals Goethe zei: ‘Der Wahn hat, so lange es dauert, eine unüberwindliche Wahrheit’. |
|