| |
| |
| |
Waarheden in een tijd van lijmen
Ik heb de afgelopen jaren als Europees Commissaris verantwoordelijk voor de Interne Markt veel directeuren van grote en minder grote bedrijven ontmoet.
De ene noemt zich Président-directeur-général waardoor onmiddellijk de verheven sfeer van hogere belangen wordt geschapen. De pdg is niet zomaar een Jantje of Pietje zoals Nederlanders hun directeur bij de voornaam plegen te noemen, maar monsieur le pdg.
De ander noemt zich ceo, Chief Executive Officer, die in de Angelsaksische wereld een heer van gewicht pleegt te zijn. Het klinkt een beetje alledaags want een hoofduitvoerder lijkt op het eerste gezicht niet zoveel voor te stellen. Maar hij is de baas, ook al plegen vooral Amerikaanse ceo's een houding aan te nemen van kwajongens onder elkaar. Tegenover de plechtigheid, het semikeizerlijke van monsieur le pdg staat de communicatieve ceo.
Ik heb van beide categorieën velen zien komen en gaan. Meestal komen ze met een grote delegatie van mensen die instemmend knikken zodra de ceo of monsieur le pdg spreken. Lichaamstaal beaamt het gewicht van woorden en meegenomen folders en boeken met prachtige statistieken zijn geacht het succes te bewijzen. Sommigen willen zelfs een overhead projector meenemen om een overzicht te geven via bullet points. Er zijn wel moeilijkheden in de onderneming maar monsieur le pdg of de ceo zegt de zaken goed onder controle te hebben. De kleine oneffenheden zullen worden weggewerkt en Blühende Landschaften liggen in het verschiet. Veel topondernemers zeggen bij het verlaten: ‘Het was aangenaam met u te spreken en tot de volgende keer.’
| |
| |
Het opmerkelijke is dat er in veel gevallen geen ‘volgende keer’ is. Later lees ik in de krant dat de man van groot gewicht is afgetreden of afgezet door aandeelhouders of door de regering. De boeken bleken niet te kloppen en de statistieken waren slechts een blinkende façade die de aandeelhouders moest doen geloven dat hun kapitaal goed was geïnvesteerd. Met het aftreden van de topman verdwijnt ook de omringende laag paladijnen die het grote gelijk moesten uitventen.
Als ik in de Financial Times artikelen zie over cooking the books of fiddling the figures moet ik vaak terugdenken aan het werk van Willem Elsschot. Hij schreef, precies tachtig jaar geleden in Antwerpen, Lijmen. In die tijd sprak men amper over grote beursgenoteerde bedrijven, maar Elsschot had - als reclameman gevestigd in de wereld van handel en nijverheid - een goed gevoel voor eeuwige waarheden. Hij kende immers de wereld van schijn en bedrog.
In Lijmen heeft Boorman, de directeur-generaal van het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, zojuist de bijna aan lager wal geraakte Frans Laarmans in dienst genomen. In zijn onnozelheid laat Laarmans de Britse handelsagent J. Wilkinson toe tot de kantoren van het Algemeen Wereldtijdschrift. Tot zijn verbazing ziet Wilkinson dat redactie, administratie en directie van het tijdschrift niet meer dan een papieren constructie zijn. ‘Er zijn zelfs geen bedienden,’ zegt hij met verbazing en waarschijnlijk tot opluchting omdat hij de kans ruikt zich aan het ‘lijmen’ te ontworstelen. Wilkinson laat zich niet ‘lijmen’ door iets wat niets voorstelt.
Boorman is woedend op Laarmans wiens naam is herdoopt tot Teixeira de Mattos om gewichtiger te klinken: ‘Hoe kon je zo stom zijn, de Mattos! Had je hem nog iets anders getoond: de kelder, de zolder, je achterste, wat je maar wil, maar de suite. Lijm dan maar Boormannetje, lijm jij maar dag in, dag uit.’
Laarmans had de fout gemaakt zich te laten uithoren door de schrandere Brit en had daarmee het geheime recept van het Wereldtijdschrift verraden. Boorman wil een dam van geheim- | |
| |
zinnigheid rondom de fictieve constructie. Als er een bezoeker komt, moet Laarmans zeggen: ‘Mijnheer Boorman is met zijn hele staf naar een Internationale Conferentie in Rijssel.’
Men had Lijmen ook Boren kunnen noemen, want de directeur-generaal van het Wereldtijdschrift zoekt instinctief de zwakke plek van zijn slachtoffer. Hij boort net zo lang tot zijn wederpartij door de knieën gaat en de bestelling tekent.
Boorman ziet zichzelf als ‘koopman in bedrukt papier’ omdat hij zijn afnemers opscheept met tienduizenden exemplaren van het Wereldtijdschrift, dat niet meer is dan een compilatie van oude brochures in wisselende samenstellingen. Boorman is bikkelhard. Hij legt het fundament van het kapitalisme bloot.
Hij zegt tegen Laarmans: ‘Aan dat incasseren zal je veel plezier beleven want de mensen beseffen pas waar het om gaat wanneer je ze een kwitantie onder de neus houdt. Dan voelen zij zich als bij een wandeling in het bos met een beminnelijke gezel die onder het kouten een pistool uit zijn gordel trekt. Zolang je liegt en glimlacht zijn ze tevreden, maar de waarheid doet ze rillen. En het incasseren is de waarheid, net als de dood. Dat je ten slotte om hun geld komt, dat vergeven ze je nooit.’
Elke ceo of monsieur le pdg kent deze stelregel van het kapitalisme: na levering of het verrichten van diensten moet er worden betaald. Als de aankopen en diensten groter zijn dan het beschikbare kapitaal ontstaat er een probleem. Geen enkele onderneming kan te lang boven haar stand leven. Staten die dat doen wentelen de lasten af op volgende generaties die op de blaren zitten na het gevoerde wanbeleid. Die stelling hoeft in België, dat ooit een staatsschuld had van 140 procent van het bnp, geen betoog. In enkele jaren liet een minister de overheidsfinanciën uit de klauwen lopen omdat hij dacht dat het begrotingstekort net zo snel zou verdwijnen als het was gekomen. Toen er toch moest worden bezuinigd, ging een aantal socialistische ministers in staking. Nu betaalt men nog de prijs. De belastingen zijn hoog, de openbare-dienstverlening verouderd en de wegen van Brussel zitten vol gaten. Burgers van een staat betalen de prijs, maar later.
| |
| |
Een onderneming betaalt het gelag meteen. Diensten moeten worden verricht en rekeningen betaald. Zo niet, verschijnen de crediteuren of erger: de curator.
Nu bestaat bij veel mensen de misvatting dat dit kapitalisme genadeloos is en geen enkele moraal kent. Vooral in kringen van socialisten, groenen en linkse christenen is dit de algemene opvatting. Linkse christenen zijn het meest fanatiek in hun kritiek op het kapitalisme omdat ze zich beroepen op Jezus. Ze geven het aardse gelijkheidsideaal van de socialisten een religieus tintje door de verwijzing naar hemelse machten. Wie dat doet kan zich altijd wanen in het grote morele gelijk. Het kapitalisme zou hard, harteloos, asociaal, onchristelijk zijn. Dat is niet waar.
Het kapitalisme kent een harde waarheid, maar die wordt gesteund door de kracht van de feiten. Men kan de feiten een tijdje verdraaien, bijkleuren of mooier maken maar men kan niet om de waarheid heen. De waarheid heeft haar rechten, bij elke organisatie, zowel in de sector van de overheid als in het bedrijfsleven. Bedrog wordt uiteindelijk afgestraft en vormen van misplaatste ijdelheid monden uit in een ontmaskering.
In 2002 riep het Amerikaanse tijdschrift Time drie vrouwen uit tot ‘Personen van het Jaar’. Het ging om drie vrouwen die het falen van grote organisaties bloot hadden gelegd, om zogenoemde whistleblowers. Sherron Watkins en Cynthia Cooper wezen op systematische boekhoudkundige fraude bij hun ondernemingen, respectievelijk Enron en WorldCom. Beide bedrijven probeerden een façade van winst en succes overeind te houden hoewel dit beeld niet door de feiten werd geschraagd. Er werden boekhoudkundige trucs toegepast, bijvoorbeeld door geleden verliezen te boeken onder ‘komende investeringen’ of gelden uit de eigen pensioenfondsen te gebruiken als risicokapitaal. Doel van de boekhouding was niet een betrouwbaar beeld van de financiële situatie van het bedrijf geven. Het doel was maximalisering van de winst om een hoge beurswaarde te behouden.
Watkins en Cooper richtten zich in brieven aan de top van
| |
| |
hun bedrijven maar stuitten op dovemansoren. De ceo's geloofden in eigen leugens, ze waren in de ban van het eigen bedrog. De paladijnen hielden zich stil en bedrijven die werden verondersteld de boekhouding te controleren werden zoet gehouden met lucratieve nevencontracten op het gebied van consulting. Het bedrijf werd zo een institutionele leugen. De twee vrouwen prikten de ballon door en moesten hun eerlijkheid bekopen met ontslag. Zowel Enron als WorldCom ging failliet.
De derde vrouw die tot ‘Persoon van het Jaar’ werd benoemd was Coleen Rowley. Zij werkte bij de fbi en wees erop dat het Federale Onderzoeksbureau materiaal had genegeerd dat aanwijzingen bevatte over de aanvallen van 11 september 2001. Zij beschuldigde de fbi ervan bureaucratisch te zijn en gedreven door carrièredrang. Haar uitspraken kwamen in de vs hard aan. Duizenden mensen waren omgekomen bij de aanvallen op het Wereld Handelscentrum in New York, terwijl de veiligheidsdiensten dit hadden kunnen voorkomen indien ze bepaalde sporen hadden gevolgd. Maar de top van de diensten geloofde in de onaantastbaarheid van de Verenigde Staten. En niemand durfde tegen de top in te gaan, behalve een vrouw die haar geweten volgde.
De voorbeelden van Enron en WorldCom laten zien dat kapitalisme niet kan functioneren zonder moraal, correctie en zelfbeperking. Er moeten mechanismen zijn die misstanden aan het licht brengen en die topmannen, hoe machtig ook, corrigeren. De vrouwen die de schandalen van de beide Amerikaanse bedrijven openbaar maakten, hadden van doen met een sterke machocultuur van mannen. De leiding was een old boys network dat geen indringers duldde, zeker geen kritiek van vrouwen. Kapitalisme kan alleen bestaan als het de correctie incorporeert in het functioneren.
Dat nu is precies het tegenovergestelde van het socialisme dat door linkse groepen als moreler, socialer en christelijker wordt gezien. Voorstanders van het socialisme moeten toch erkennen dat een bedrijf niet kan bestaan als de lasten groter zijn dan de baten. In Oost-Europa, Cuba en Noord-Korea
| |
| |
heeft men dit experiment uitgevoerd en we mogen concluderen dat het is mislukt. Slechts een enkeling, zoals de Belgisch-Limburgse socialist Steve Stevaert, trekt nog naar Cuba om met Castro van gedachten te wisselen. Waarover is mij een raadsel. Cuba is voor Stevaert kennelijk het voorbeeld van ‘gratis beleid’. Mijn vraag luidt: als alles er gratis is, waarom willen zo veel mensen het eiland dan ontvluchten?
Het is Stevaert wellicht ontgaan dat enkele Cubanen die onlangs het socialistische paradijs wilden ontvluchten, werden geëxecuteerd. Bovendien werd een groep intellectuele dissidenten veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Castro vindt dat lastige intellectuelen de samenleving verzuren met kritiek. In Cuba is één zaak gratis: de zon. Voor al het andere krijgen Cubanen onvrijheid en armoede op de koop toe.
Een socialistische economie die de wetten van de vrije markt negeert, genereert gevolgen die men kan samenvatten als: niet sociaal, niet ecologisch, niet democratisch.
Een socialistische economie die de wetten van de vrije markt omhelst, is niet meer socialistisch. Veel sociaaldemocraten zijn eigenlijk neoliberalen maar durven er niet voor uit te komen. Ze verpakken de regels van de vrije markt in een links, modieus of socialistisch jasje.
Willem Elsschot laat het fundament van het kapitalisme zien in zijn werk Kaas. Frans Laarmans, klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company, wordt algemeen vertegenwoordiger voor België en het groothertogdom Luxemburg om namens de Amsterdamse firma Hornstra kaas te verkopen. Hij krijgt in Antwerpen twintig ton volvette Edammer aangeleverd en moet die ‘omzetten’. Laarmans heeft echter van zakendoen weinig kaas gegeten. Hij verzucht: ‘Hoeveel Hollandse kaas werd in België per jaar verslonden en op welk percentage van dat totaal zou ik de klauw kunnen leggen? Ik had er geen flauw benul van. Ging dat omzetten vlot van de hand?’
Hornstra besluit dat Laarmans eerst maar eens met twintig ton begint. ‘Klein beginnen is voorzichtig,’ zei hij. Maar twintig ton is twintigduizend kilo en dat is heel wat als je niet weet
| |
| |
wie de afnemers zijn. Laarmans was trots, hij stak zijn duimen in zijn vestzakje en tokkelde met zijn vingers een marstempo op zijn buik. Hij gedroeg zich als een directeur, maakte zich druk over de kwaliteit van de schrijfmachine, over de naam van de firma, over het aanstellen van agenten etc. Hij zou beginnen met verkopen, zoals hij zei: ‘als mijn organisatie perfect was’. Maar intussen lagen die kazen daar. Hij werd plaatsvervangend voorzitter van de Association Professionelle des Négociants en Fromage maar hij had nog geen kaas verkocht.
In een economie van goede bedoelingen zou men de kazen kunnen weggeven of naar Afrika sturen als deel van de reguliere ontwikkelingshulp. Laarmans zou dan worden bevorderd tot voorzitter van zijn vereniging en worden geprezen door sociaal bewogen politici en ongetwijfeld een prijs krijgen van een niet-gouvernementele organisatie die wordt gesubsidieerd door de zittende regering. Een old boys network zou Laarmans wellicht in de politiek halen, als minister of zo. De pers zou hem prijzen als daadkrachtig, als visionair en hij zou zichzelf kunnen opwerpen als politicus die de retour du coeur personifieert. Dergelijke vormen van zelfbedrog, Elsschot zou waarschijnlijk zeggen ‘zelflijmen’, vindt men dikwijls terug bij politici op de pof.
Maar bij een onderneming gaat dat niet. Laarmans kreeg een brief waarin Hornstra aankondigde naar België te komen (uiteraard op doortocht naar Parijs) om ‘de twintig ton kaas te verrekenen’. Laarmans concludeerde: ‘Het is uit met het kantoorgelul.’
Betekent dit nu dat Elsschot het kapitalisme omhelst zonder enige reserve? Neen. Hij laat in Het Been zien dat de vorm niet kan zonder de inhoud, dat bedrog wordt beperkt door wroeging en dat ijdelheid (narcisme zouden we tegenwoordig zeggen) leidt naar het gekkenhuis.
Niet al het lijmen is per definitie bedrog. Boorman neemt de firma Korthals en Zonen te grazen, de firma die pretendeert twee koetsen te gebruiken, een voor transport van lijken en een voor vervoer van zieken, maar die in werkelijkheid een en
| |
| |
dezelfde koets inzet. Boorman is als lijmer voldoende immuun om niet zelf gelijmd te worden. Hij haalt er een fotograaf bij om aan de hand van de nummerplaat de Korthals xiv en xv te ontmaskeren als hetzelfde voertuig. De bedrieger is zelf bedrogen en hij kan niet anders dan een flink pak Wereldtijdschriften bestellen (en behouden) om het bedrog aan de openbaarheid te onthouden. Boorman houdt Laarmans nog eens een wijsheid voor: ‘Wees beleefd tegen je klanten want het zijn je vijanden, vergeet dat niet. Zij laten slechts los wat je ze ontwringt en behouden alles waar je niet voor opkomt met je leven.’
Met enige goede wil kan men Boorman hier zien als een behartiger van consumentenbelangen. Hij ontmaskert immers de bedrieger, maar hij doet dit niet voor het algemene nut. Hij vindt een stok om de ondernemer te slaan, ten behoeve van een eigen batig saldo.
Elsschot had met zijn kennis van marketing het lijmen en slijmen tot ongekende hoogte kunnen voortzetten. Maar hij laat Boorman een Waterloo beleven in de firma Lauwereyssen, fabrikant van keukenliften in de Brusselse Rue de Flandre.
Op het eerste gezicht is de firma een vogel voor de kat. Broer Lauwereyssen is een sul en zus Lauwereyssen is gehandicapt met een pijnlijk been. Ze heeft alle zalven al geprobeerd en niets werkt. Ze klaagt steen en been, en haar pijnen maken haar voor Boorman een eenvoudig slachtoffer. Een beetje medeleven, nog wat prijzen en slijmen en het lijmen is gelukt. Honderdduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift kunnen van de persen rollen. Lauwereyssen wil bij nader inzien van de bestelling af, maar Boorman is onverbiddelijk, zo niet genadeloos.
Smeekbedes helpen niet, de bestelling moet worden afgeleverd en betaald. Hij zegt: ‘Nee, Laarmans, we moeten de Wereldtijdschriften leveren of afstand doen van alles en in een klooster gaan. Honderdduizend is veel, zeer veel, nog veel meer dan zij vermoeden, dat geef ik toe. Want het is wel gauw uitgesproken maar als je ze dan voor je ziet liggen, dan is het
| |
| |
nog iets heel anders. En toch moet ik ze leveren omdat de bon is getekend.’
Maar het hoogtepunt van het kapitalisme is tevens het keerpunt. Laarmans twijfelde al langer aan de ‘vulgaire praktijken’ maar doorstaat de test om het gevraagde geld te incasseren. Hij overtuigt Boorman van zijn hardheid en mag dan als toegift de laatste termijn kwijtschelden. En dan gebeurt het. Het been wil het geld betalen, ze wil geen genadebrood eten en ze houdt het been stijf. Het Been is de ultieme wraak voor het Lijmen. Boorman boort op alle fronten om het Been haar geld te bezorgen maar zij weigert resoluut.
Haar houding drijft Boorman tot vertwijfeling: ‘Ik moet erkennen dat ik geen uitweg zie. Ik, die nooit last van die dingen heb gehad, ben gisteren ontwaakt met vreselijke hoofdpijnen en later op de dag heb ik diarree gehad. Er dient iets gedaan, want het slurpt al mijn werkkracht op. Haar excuses aanbieden? Maar wat helpt zo'n pleister op een houten been?’ Boorman wordt geteisterd door wroeging, een teken van moraliteit na het tekenen van een gelijmd contract. Er is getekend, er is geleverd en nu wil hij het geld teruggeven.
Hij probeert met alle boekhoudkundige trucs en kunstgrepen het geld aan het Been te bezorgen. Een creditnota, een aanbod van gerede betaling of het deponeren van het geld in een consignatiekas. Hij daagt het Been voor de rechter om haar te mogen betalen, een zaak die voor rechter Teugels onbegrijpelijk en zonder precedent is. Zelfs het terugkopen van de Wereldtijdschriften, die intussen de waarde hebben van vierduizend-vijfhonderd kilo oud papier, lukt niet. Tijdens de openbare verkoop overtreft Boorman zijn concurrenten met een dermate hoog bedrag dat hij vervolgens wordt afgevoerd naar het Gasthuis.
Is dit de moraal van het kapitaal? Uiteindelijk volgt er verzoening maar de geest van het Wereldtijdschrift is gebroken. Boorman gaat in de pillen en Laarmans houdt het na verloop van tijd ook voor gezien. Aangehouden bedrog, hoe perfect ook geënsceneerd en uitgevoerd, stuit op de muur van waarheid en moraal.
| |
| |
Er schuilt een intrigerend aspect in de chronologie van Lijmen, Kaas en Het Been. Elsschot schreef Lijmen in 1923, Kaas in 1933 en Het Been in 1938. Na Lijmen schreef hij tien jaar vrijwel niets meer. Misschien voelde hij zich na Lijmen miskend want hij gaf zijn schrijverschap vrijwel volledig op en verdween van het toneel.
Met Kaas kwam hij terug in de onovertroffen stijl die hem kenmerkte. Het was Menno ter Braak die hem ervan overtuigde een vervolg te schrijven op Lijmen. Volgens Ter Braak was Lijmen niet af. Hij vond het een onvoltooid werk. Elsschot zette zich aan het vervolg waarin hij de moraliteit diep uitspitte. Het Been is dan ook opgedragen aan Ter Braak.
Winstbejag, ijdelheid, geldingsdrang: dat zijn de straalmotoren waarin de mensheid vooruitging maar ze worden getemperd door waarheid en moraal. Men kan eigenschappen die besloten liggen in het kapitalisme laken. Men kan ze verderfelijk en verwerpelijk vinden. Men mag ze zelfs onchristelijk noemen. Maar het ontbreken van die eigenschappen zou hebben betekend dat de mensheid nog altijd in het stenen tijdperk zou leven. Als men een ideale wereld wil moet men een ideale mens maken. De ‘Nieuwe Mens’ misschien? De droom van werken naar vermogen en verdienen naar behoefte? De droom van gratis van alles en nog wat? Het experiment is een openluchtmuseum van vervlogen idealen en wie er nu nog zijn inspiratie vandaan haalt, is naïef of dom. Het laatste is nog te vergeven maar het eerste is erger dan een politieke misdaad.
Wat men kan zeggen over het kapitalisme, kan men ook zeggen over de globalisering. Zij is immers de verspreiding van het vrijemarktdenken over de hele wereld. Socialisten, groenen en linkse christenen verzetten zich tegen globalisering als het nieuwe kwaad. Ze trekken van topontmoeting naar topontmoeting, ze proclameren, demonstreren en de meest fanatieke antiglobalisten gooien ruiten in van bakkers en andere middenstanders die hun brood verdienen met noeste arbeid. Maar de antiglobalisten zitten ernaast, ze maken de verkeerde analyse en ze zijn de dwaallichten van de moderne tijd.
| |
| |
Vrije markten en ondernemersgeest hebben de welvaart van landen en hun volkeren opgestuwd. In het kielzog van de vrije handel volgde de politieke vrijheid, de democratie. Arme volken hielden zich bezig met de dagelijkse voedselvoorziening zodat ze geen tijd hadden voor andere zaken. De dictator blijft zitten.
Maar welvaart brengt mondigheid, maakt een veeleisende bevolking die zich niet laat onderdrukken. Armoede komt meestal daar voor waar vrije markten niet bestaan, waar ondernemerszin wordt gefnuikt, waar het toekomstperspectief ontbreekt. Antiglobalisten zouden moeten demonstreren tegen het bewind van Fidel Castro of Robert Mugabe maar dat doen ze niet. In hun hart zijn antiglobalisten de ‘nieuwe marxisten’ die dromen van de gelijkgeschakelde samenleving en als het moet gelijkgemaakt in armoede.
Bij Elsschot zouden ook antiglobalisten niet ver komen. Hij was trouwens een man van handel en nijverheid, van de haven aan de Schelde die hem een kosmopolitische blik gaf. Zijn werk is een spiegel voor een reële wereld. Het ademt werkelijkheid uit, in verhalen en personages met eeuwigheidswaarde. Het is geen socialistisch manifest of routebeschrijving naar de ideale staat of een Hof van Eden.
Hij laat zien hoe de mens kan slagen en falen in grote ambities, hij toont de zwakheden van de gewone sterveling en wijst op de façade die vroeg of laat instort. In hem spreekt de man van reclame, marketing, verkoop. Economie maakt mensen nuchter. Elsschot laat zien dat kapitaal werkt, maar dat het niet rendeert zonder moraal.
|
|