De twee lampen van de staatsman
(2006)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
Democratie en privé-eigendomDe verhoudingen tussen het recht op privé-eigendom en de beginselen van de democratie zijn van oudsher gespannen, om niet te zeggen vijandig. Niettemin vormen zij fundamentele beginselen van de liberale democratie. Op het eerste gezicht hebben we dus te maken met een tweestrijd in het hart van ons staatsbestel. Deze tweestrijd vormt het onderwerp van mijn verhaal. | |
De grondslag van de privé-eigendomLaat ik beginnen het conflict op de spits te drijven. Privé-eigendom is een bundel van rechten van exclusiviteit. Een eigenaar heeft het alleenrecht een object te gebruiken, te exploiteren, te consumeren, te verhandelen of zelfs te vernietigen.Ga naar eind1 Met andere woorden: privé-eigendom betekent dat men beslist of anderen toegang tot een object mogen verkrijgen. Andersom: een object is gemeenschappelijk, indien geen enkel persoon zo'n recht van exclusiviteit bezit. Het zal u niet verbazen dat dit recht op privé-eigendom een centraal element vormt van het liberalisme. Over de wijze waarop het recht op privé-eigendom moet worden gerechtvaardigd, lopen de meningen onder liberalen echter uiteen.Ga naar eind2 Ik wil niet al te zeer ingaan op dat theoretische debat. Maar een intuïtief aantrekkelijk idee, dat altijd een grote rol heeft gespeeld, is dat individuen met sommige voorwerpen zo'n sterke band kunnen hebben, dat zij als het ware een verlengstuk worden van hun persoon. | |
[pagina 253]
| |
De kern van deze gedachte vinden we terug in de eigendomstheorie van John Locke.Ga naar eind3 Indien iemand werk verricht aan of op een natuurlijk object - bijvoorbeeld een boer die zijn land ploegt - vermengt hij zichzelf - dat wil zeggen zijn zelf of zijn persoon - als het ware met dat object (in dit geval land). Omdat ieder individu het recht van exclusiviteit heeft op zijn persoon en zijn arbeid, is het zo dus mogelijk dat we rechten van exclusiviteit verwerven op natuurlijke voorwerpen. Hetzelfde geldt a fortiori voor de vruchten van intellectuele arbeid (denk aan copyrights en octrooien). Eigendomsrecht wordt daarmee de natuurlijke extensie van de vrijheidsrechten van het individu. Zoals de bekende lockeaanse slagzin luidt: ‘The right to life, liberty and property.’ Kort samengevat: zonder de mogelijkheid van eigendom hebben we maar weinig aan individuele vrijheid.Ga naar eind4 | |
Liberaal constitutionalismeVanwege het belang van privé-eigendom heeft het liberalisme altijd gesteld dat een overheid - en dus ook politieke gehoorzaamheid - noodzakelijk is. Kerntaak van de overheid is dat zij het individu en zijn eigendom dient te beschermen tegen dieven. Tegelijk houdt het scheppen van overheidsmacht en gehoorzaamheidsplicht ook een risico in. Niemand kan immers garanderen dat de overheid haar macht niet misbruikt en niet zelf individuele rechten schendt. De liberaal is in dit opzicht dus politiek evenwichtskunstenaar. Macht is legitiem en macht is noodzakelijk. Maar macht moet ook worden beteugeld. Enerzijds onderschrijft de liberaal lord Actons beroemde stelling: ‘Absolute power corrupts absolutely.’Ga naar eind5 Maar anderzijds: ‘Absolute powerlessness corrupts absolutely also.’ Zo kom ik bij de spanning tussen eigendom en democratie. Immers, een van de vormen van politieke macht die inbreuk kunnen maken op de privé-eigendom is de volkssoevereiniteit. | |
[pagina 254]
| |
Men denke bijvoorbeeld aan de theorie van Rousseau, die alle politieke macht in laatste instantie in de handen van ‘het Volk’ legt.Ga naar eind6 Maar in de praktijk gaat het nooit om de wil van iedereen. Het komt natuurlijk neer op de wil van de meerderheid. Democratische volkssoevereiniteit lost het risico van machtsmisbruik dus niet op. Integendeel, in plaats van de tirannie van de enkeling, krijgen we de onderdrukking van de minderheid door de meerderheid. De dictatuur van het proletariaat, zoals marxisten het noemden, is theoretisch misschien een aantrekkelijk idee, maar alleen onder de voorwaarde dat de maatschappij niet is verdeeld in uiteenlopende belangen. Marx en Rousseau begrepen dit maar al te goed. Rousseau gaf aan dat deelbelangen binnen zijn democratische republiek niet erg welkom waren. Alle belangen moesten worden gebundeld in de Volonté Générale. Deze gedachte kreeg overigens reële vorm tijdens de Franse Revolutie in de zogenaamde Loi Chapelier (1793), die, om het op z'n Nederlands te zeggen, elke vorm van maatschappelijk middenveld verbood.Ga naar eind7 Marx, op zijn beurt, voorspelde dat er na de revolutie maar één klasse en dus ook maar één belang zou bestaan: dat van het Proletariaat. De staat en het volk, zij waren één. Het maatschappelijk middenveld - wat in het Engels civil society heet - had geen plaats onder het communisme. Het werd geheel opgeslokt door de staat.Ga naar eind8 Dat gold bijvoorbeeld ook voor de vakbonden. Die waren strikt onnodig omdat iederéén arbeider was. De staat kwam al op voor de belangen van de arbeiders. Waarom zouden arbeiders zich dan nog zelf organiseren? Maar aan dergelijke voorwaarden van eenheid wordt natuurlijk nooit voldaan. En dus is er ook geen garantie dat de democratie de deelbelangen van het individu niet zal opofferen aan de belangen van de meerderheid. Dit is een klassiek bezwaar tegen democratie, althans, als we het begrip democratie opvatten als onversneden volkssoevereiniteit. Dergelijke vormen van tirannie hebben we overigens maar | |
[pagina 255]
| |
al te vaak gezien in de praktijk: vooral in zogenaamde ‘volksdemocratieën’. Neem bijvoorbeeld de onteigeningen van de boerenklasse, ingezet onder het schrikbewind van Stalin. Om de schijn te vermijden dat het in dergelijke gevallen om zuivere terreur gaat, goochelen filosofen vaak met concepten als ‘Vals Bewustzijn’ of ‘Rationele Wil’ of ‘Werkelijke Wil’. Ondanks protest kan zo worden volgehouden dat het volk tóch een eenheid vormt. Zij het dat het volk zelf, en dan voornamelijk de slachtoffers, daar aanvankelijk niet van op de hoogte zijn. Het valt te verwachten dat een deel van het volk zich verzet tegen de ‘wil van het volk’, althans, zo gaat deze redenering. Dit komt doordat veel mensen gevangenzitten in hun onwetendheid. Net als kinderen vergissen volwassenen zich wel eens in hun belang. En dus hebben zij een opvoeding nodig, in dit geval door een intellectuele elite. Het volk kan en moet worden uitgelegd wat zijn wil werkelijk is. Het volk kan en moet een psychologische verandering ondergaan: van individu tot Citoyen. Als hier dwang en geweld voor nodig zijn, dan moet dat maar. Het is eigenlijk een bevrijding. Rousseau zei: diegene die de ‘volonté générale’ niet gehoorzaamt, kan worden ‘gedwongen vrij te zijn’. Rousseau zag ook reeds dat dit niet kon zonder leidersfiguur, die dat proces een handje moest helpen: ‘Le grand Législateur’, zoals hij deze mystieke persoon noemde. En inderdaad, het marxisme had Lenin en Stalin en Mao en Castro. Ik laat het aan u zelf over een oordeel te vormen over dit soort voorwendselen. Maar uit mijn redenering blijkt al wat ik er zelf van vind. Individuen hebben privébelangen en die kan men niet zomaar wegstrepen tegen de belangen van een groter aantal. Het optellen van stemmen heeft beperkte morele waarde. Daarom hebben liberalen de democratische volkssoevereiniteit altijd gewantrouwd. Dit betekent natuurlijk niet dat het liberalisme tegen democratie is. Wat het wel betekent, is dat het liberalisme een bepaald soort democratie voorstaat, een democratie met ingebouwde beperkingen: een constitutionele democratie. Juist | |
[pagina 256]
| |
omdat er altijd een pluralisme van belangen is - bijvoorbeeld tussen rijk en arm - moeten we op zoek gaan naar institutionele mechanismen die voorkomen dat macht, hoe democratisch ook, wordt misbruikt.Ga naar eind9 Eén zo'n mechanisme, dat wordt gemanifesteerd in het politieke systeem van de Verenigde Staten, is dat van checks and balances. Politieke macht wordt hierbij verdeeld tussen president, parlement en rechter, tussen de federatie en haar staten, tussen een Hoger- en een Lagerhuis. Daarbij moet worden gewaakt voor te veel versplintering. Machtsmisbruik moet worden voorkomen. Maar tegelijk moet de politiek voldoende slagvaardig blijven. Constituties vormen een ander mechanisme van die aard. De politiek en publieke opinie zijn belangrijk, maar ook grillig. Door bepaalde rechten of beginselen van tevoren vast te leggen, bindt de politiek zichzelf aan een bepaalde koers. Een constitutie plaatst bepaalde zaken buiten de bevoegdheid van politiek en dus ook buiten de controle van de meerderheid. Mijns inziens is de privé-eigendom zo'n fundamentele zaak, net als de vrijheid van meningsuiting en andere klassieke vrijheden. Ook wat betreft belastingen blijft het voor liberalen een kwestie van koorddansen. Belastingheffing, in zekere zin een aantasting van het absolute recht op eigendom, is onder andere noodzakelijk om eigendom te kunnen beschermen. Zelfs in een minimale opvatting van de staat kan men niet buiten een justitieel apparaat, en dat kost geld. Anderzijds stelt het belang van de privé-eigendom ook grenzen aan de hoogte van de belastingdruk. Al eeuwen, zo niet millennia, is er politieke onenigheid over wat nodig en wat billijk is.Ga naar eind10 Op dit gebied zijn veel interessante vragen niet of nog niet overtuigend beantwoord. Zo bevat de tariefstructuur van ons belastingstelsel een duidelijk element van progressiviteit. Hoe meer men verdient, des te hoger het percentage waarmee het inkomen wordt belast. De laatste jaren is er veel aandacht voor een alternatief stelsel: de zogenaamde ‘vlaktax’Ga naar eind11. Dit stelsel | |
[pagina 257]
| |
gaat uit van één schijf, bijvoorbeeld van 30 procent, die geldt voor iedereen, ongeacht de hoogte van het inkomen. Waarom hebben we een progressief stelsel? De sterkste schouders, de zwaarste lasten, zo wordt vaak beweerd. Maar met zijn aftrekposten, waar vooral de hogere inkomens profijt van hebben, valt het met de progressiviteit van het bestaande regime ook wel mee (of tegen). Bovendien: ook de vlaktax respecteert het zogenaamde draagkrachtbeginsel. Want de hogere inkomens brengen in absolute zin nog steeds meer geld in het laatje. Een van de grote voordelen van de vlaktax - en belastingadviseurs zullen dit niet leuk vinden - is verder dat de bureaucratische rompslomp van aftrekposten kan worden afgeschaft. Ik krijg wel eens het idee dat de vlaktax vooral veel emotioneel verzet oproept. Maar nuchter beschouwd heeft zij vele voordelen. Natuurlijk is het cruciaal de effecten ervan goed door te rekenen. Maar in elk geval verdient het idee grondige studie en serieuze overweging. | |
Kritiek: het ‘ware’ gezicht van het liberalismeNu is mijn verhaal over privé-eigendom en democratie nog lang niet gedaan. De liberale opvatting van democratie, die ik net kort heb toegelicht, is verre van onomstreden. Een belangrijk onderdeel van de kritiek richt zich op de liberale bescherming van de privé-eigendom. Het is mogelijk twee varianten van deze kritiek te onderscheiden:
a De eerste opvatting luidt dat de eigendom corrumpeert. De openingszinnen van Rousseaus vertoog over de oorsprong van de ongelijkheid spreken boekdelen: De eerste die, nadat hij een stukje grond had afgepaald, durfde te zeggen: Dit is van mij, en mensen vond die stom genoeg | |
[pagina 258]
| |
waren om hem te geloven, was de ware stichter van de burgerlijke maatschappij. Wat een misdaden, oorlogen, moordpartijen, wat een ellende en verschrikkingen zou diegene aan de mensheid hebben bespaard die, de paaltjes eruit rukkend of de greppel dichtgooiend, tegen zijn gelijken zou hebben uitgeroepen: ‘Luister toch niet naar deze bedrieger, u bent verloren als u vergeet dat de vruchten van allen zijn en de aarde van niemand.’Ga naar eind12 Het contrast met het liberalisme kan moeilijk scherper worden gesteld. De liberaal ziet privé-eigendom als het fundament van vrijheid en beschaving. Rousseau zet deze stelling op z'n kop. Privé-eigendom is inderdaad het fundament van de maatschappelijke orde. Dat geeft Rousseau grif toe. Maar met deze maatschappelijke orde, zo luidt zijn stelling, begint de ellende pas goed. Hebzucht, jaloezie en eerzucht, armoede en oorlog - al deze verdorvenheden zijn direct te herleiden tot de privé-eigendom.Ga naar eind13 Zoals het oude liedje luidde: ‘Money is the root of all evil.’
b De tweede kritiek is dat liberale instellingen tot conservatisme zouden leiden. De liberaal beweert weliswaar dat checks and balances noodzakelijk zijn om het individu tegen de macht te beschermen. Maar waar dit in de praktijk op neerkomt, is dat de rijken worden afgeschermd tegen de rechtmatige eisen van de armen. Met andere woorden: het is liberalen niet te doen om het recht op privé-eigendom in het algemeen, maar vooral om de rechten van hen die veel bezitten. Ik begrijp waar deze kritiek vandaan komt. Zeker in de context van de negentiende eeuw is zij niet onjuist. Kiesrecht was toen lang afhankelijk van eigendom. Liberalen die daar vanaf wilden, zoals John Stuart Mill, schrokken nog steeds terug voor het one-man-one-vote-beginsel. Mill, bijvoorbeeld, bleef vasthouden aan het censuskiesrecht.Ga naar eind14 Een ander mechanisme waarmee hij class legislation wilde voorkomen was het model van plural voting - meervoudige stemrechten. Volgens dit mo- | |
[pagina 259]
| |
del kregen hoger opgeleiden en bepaalde beroepsgroepen twee, drie of meer stemmen, in plaats van één zoals de rest van de bevolking. Het valt op zich goed te begrijpen dat dit een verkeerde indruk heeft gewekt. Van censuskiesrecht en plural voting hoort men tegenwoordig niets meer. Niettemin heeft het lang geleken alsof de liberale nadruk op het belang van de privé-eigendom alleen een masker was voor elitisme. Dit was in elk geval de teneur van de socialistische en ook sociaaldemocratische kritiek op de liberale theorie van de privé-eigendom en de democratie. Maar er is hier meer aan de hand. In het laatste deel van mijn verhaal betoog ik dat privé-eigendom een veel wijder belang heeft voor de democratie. Het beeld dat privé-eigendom vooral het belang dient van de gegoede burgerij is in elk geval niet juist. | |
Het belang van privé-eigendom voor de democratieMaar laat ik eerst nog even terugkomen op Rousseau en zijn hoogst opmerkelijke theorie dat privé-eigendom ten grondslag ligt aan de corrumpering van de mensheid. Een dergelijke opvatting leidt tot de gedachte dat we beter af zouden zijn in een wereld zonder privé-eigendom - of om het wat realistischer te maken, een wereld waarvan een veel groter deel gemeenschappelijk toegankelijk is. Is een dergelijke gedachtegang aantrekkelijk? Alleen indien men bepaalde vooronderstellingen maakt, bijvoorbeeld over de natuurlijke motivaties van de mens of over de afwezigheid van economische schaarste. Rousseaus Vertoog over de Ongelijkheid is gebaseerd op dergelijke vooronderstellingen. Maar tegelijk wist hij dat zij een zuiver hypothetisch karakter hadden. De zondeval was niet meer terug te draaien. En dus moeten we overschakelen van ‘plan a’ naar ‘plan b’. | |
[pagina 260]
| |
Dat wil zeggen: we moeten uitgaan van de wereld zoals zij is, een wereld waarvan hebzucht, eerzucht en egoïsme - Rousseaus amour de soi - onderdeel uitmaken. Een van de problemen met gemeenschappelijk eigendom in de werkelijke wereld is dat er een ontkoppeling ontstaat tussen de lasten en de lusten van handelingen - tussen investering en opbrengst. De gevolgen daarvan zijn vaak vrij makkelijk in de praktijk waarneembaar. Rousseau had het over een wereld waarin het land van niemand was. Iedereen zou daarvan de vruchten kunnen plukken. Dat klinkt mooi. Maar, zo is de vraag vervolgens, wie zal zich nog bekommeren om onderhoud? Wie zal ervoor zorgen dat de aarde ook voor de toekomst vruchtbaar blijft? Het probleem is dat niemand een prikkel voelt om dergelijke kosten te maken. Er zijn immers geen omheiningen waarmee zij die deze kosten níet maken, kunnen worden buitengesloten. Dit probleem - het wordt wel omschreven als de ‘Tragedy of the Commons’ - ligt op de loer in alle gemeenschappelijke ruimtes.Ga naar eind15 Het is bijvoorbeeld een van de redenen waarom openbare toiletten vaak zo smerig zijn. Het is ook een van de oorzaken van de milieuvervuiling, waarvan bekend is dat die onder communistische regimes vele malen ernstiger is dan in het liberale Westen. Dezelfde problematiek is tegenwoordig goed zichtbaar in onze steden. In sommige oude stadswijken liggen lappen grond braak en zijn veel panden verlaten. Voor je het weet, ligt er in zo'n wijk een hoop vuil en zit alles onder de graffiti. Niemand voelt zich geroepen dit vuil op te ruimen of zijn eigen troep naar de vuilnisbak te brengen. En zo worden deze buurten zelf een grote vuilnisbelt. In de Amerikaanse stad Philadelphia heeft men veel te kampen met de verloedering van stadsdelen. Het stadsbestuur heeft daar enige tijd geleden een ambitieus plan op poten gezet - het Neighborhood Transformation Initiative - om dit probleem aan te pakken. Een interessant onderdeel van dit plan is mensen, met behulp van voordelige leningen, aan te sporen hun | |
[pagina 261]
| |
huis te kopen en op te knappen. De achterliggende gedachte is dat privé-eigendom wél de nodige prikkels verschaft. Indien mensen een eigen huis of een stukje grond bezitten, gaan zij daar zorgvuldiger mee om. Met andere woorden: dit plan maakt handig gebruik van het feit dat privé-eigendom aanspoort tot verantwoord gedrag. Laat ik een ander voorbeeld geven dat het belang van privé-eigendom onderstreept, nu niet met betrekking tot land of huizen maar tot intellectueel eigendom. Een van de gebieden waarop ditzelfde probleem zich voordoet, is het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe producten. Een bijzonder actuele discussie betreft de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Het probleem ontstaat als gevolg van de volgende twee feiten. Enerzijds weten we dat sommige medicijnen de levens van veel mensen kunnen verbeteren en verlengen. Anderzijds is het een feit dat farmaceutische bedrijven vaak vele miljoenen investeren om nieuwe medicijnen te ontwikkelen. Farmaceutische bedrijven krijgen daarom doorgaans octrooien op hun uitvindingen - als het om heuse uitvindingen gaat natuurlijk. Dit betekent dat zij het exclusieve recht hebben hun medicijn op de markt te brengen. De vraag is nu of het niet beter zou zijn als dergelijke medicijnen gemeenschappelijk eigendom zouden zijn. Het voordeel daarvan is duidelijk. Iedereen kan dit medicijn dan ontwikkelen en concurrentie zorgt er vervolgens voor dat het beschikbaar is tegen de laagst mogelijke prijs. In dit verband wordt het de farmaceutische industrie soms aangerekend dat zij in de derde wereld te hoge prijzen vraagt. Hierdoor kunnen veel mensen niet de medicijnen kopen die zij nodig hebben. Laat ik vooropstellen dat ik er groot voorstander van ben dat bepaalde medicijnen in de derde wereld goedkoop beschikbaar zijn. Maar het is van enorm belang dat de bedrijven die de ontwikkeling ervan betalen hun rechten behouden en in elk geval voldoende beloning ontvangen. Tot voor kort kon dat niet worden gegarandeerd. Het bleek dat veel goedkope medicij- | |
[pagina 262]
| |
nen via parallelle handel en misdaadkartels voor een veel hogere prijs weer werden doorverkocht naar het Westen. Een dergelijke situatie heeft alleen negatieve gevolgen. Allereerst betekent het dat de nodige medicijnen helemaal niet bij armen en zieken in Afrika terechtkomen. Maar daarnaast loont het ook niet meer voor westerse bedrijven om te investeren in innovatie en onderzoek. Aandeelhouders investeren doorgaans voor dividend. En indien er geen return on investment is, wordt er ook niet geïnvesteerd. (Om dit te vermijden, ligt er in de Raad van Ministers in Brussel nu een voorstel op tafel dat de parallelle handel in deze medicijnen aanpakt.) Intellectueel eigendomsrecht - en de handhaving daarvan - is van belang omdat anders iedereen zoekt naar een free ride op de innovaties van de buurman. In een wereld waarin mensen uit liefdadigheid investeren zou privé-eigendom misschien niet nodig zijn. Maar in die wereld leven wij niet. Het is daarom opnieuw zaak een balans te vinden, in dit geval tussen de belangen van de armen in de derde wereld en die van westerse bedrijven. Wat ik hiermee wil aangeven, is dat het recht op privé-eigendom op de lange termijn in ieders belang is, rijk of arm. Dit blijkt, tot slot, ook uit het interessante werk van Hernando de Soto.Ga naar eind16 Deze Peruaanse econoom heeft becijferd hoeveel welvaart er in de miljoenensteden van de derde wereld verloren gaat door de afwezigheid van een adequate formele eigendomsstructuur. De armen in de sloppenwijken van Manilla, Caïro of Lima wonen veelal in huisjes of op grond waarvan zij niet officieel eigenaar zijn. Zij hebben het meeste te winnen bij een formalisering van dat ‘dood kapitaal’. Dat zou hen bijvoorbeeld in staat stellen naar een bank te stappen om een lening aan te vragen, waarmee vervolgens een eigen bedrijfje kan worden begonnen. Om bureaucratische redenen is dit vaak onmogelijk: zo kost het in de Filippijnen 168 stappen en 13 tot 25 jaar om eigenaar te worden van je huis. De Soto en zijn team van statistici hebben berekend dat de armen in de derde wereld en de voormalige | |
[pagina 263]
| |
communistische landen een bedrag van 9300 miljard dollar aan informeel eigendom hebben. Om de mogelijkheden hiervan te benutten, is een politieke alliantie nodig tussen deze armen enerzijds en politici en juristen anderzijds, die de status-quo doorbreekt. Hopelijk kan juist de democratie een rol vervullen om de welvaartbrengende kracht van de privé-eigendom ook ter beschikking te stellen aan de armen. | |
ConclusieDeze voorbeelden ondersteunen de volgende, korte conclusie. Privé-eigendom en democratie staan, tot op zekere hoogte, op gespannen voet met elkaar. Democratie is een groot goed voor iedereen. Maar het recht op privé-eigendom is dat ook. Filosofen en intellectuelen kunnen het zich veroorloven te dromen van een wereld waarin of de ene of de andere waarde volledig kan worden verwerkelijkt. Zogenaamde libertariërs, die het belang van privé-eigendom verabsoluteren, zijn hier even schuldig aan. Liberale democratie, daarentegen, is een oefening in politieke evenwichtskunst. Zij zoekt naar een balans. De geschiedenis wijst uit dat dit geen gemakkelijke opdracht is. Maar het is wel de fundamentele taak waar wij voor staan. |
|