De twee lampen van de staatsman
(2006)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||
De politieke KantKant was een denker met nogal wat facetten: a priori of a posteriori, analytisch of synthetisch: hij was van alle markten thuis. Hij schreef over transcendentale metafysica, fundament en wezen, over God en de sterren. Daarover staan in Kritiek van de zuivere rede belangrijke en baanbrekende dingen - voor wijsgeren. Maar zoals u misschien weet: wijsgeer ben ik niet. Ik ben politicus. En de primaire vraag voor de politicus is niet: ‘Wat bestaat er?’ en ‘Hoe weten we dat?’ Maar: ‘Wat moet ik doen?’, ‘Waar liggen de problemen?’ en vooral: ‘Hoe lossen we die op?’ In de eerste plaats betekent dit dat ik met een praktisch oog kijk naar wat wijsgeren ons over de wereld leren. In de tweede plaats - helaas - dat ik vaak door filosofen ben teleurgesteld. Wijsgeren zeggen vaak te weinig over de wereld waarin wij leven en te veel over de wereld zoals die zou moeten zijn. De werkelijkheid is niet zuiver. Zij kent een gebrek aan kennis, wijsheid en rechtschapenheid. Dat is moeilijk te verkroppen. En dus droomt en schrijft men liever over een maatschappij zonder privé-eigendom, ongelijkheid en macht: over hoe de staat zou moeten zijn als ideaal bezien. De filosofie die het daarbij laat, is een vlucht die politici zich niet kunnen veroorloven. Maar Kant stelt in dit opzicht niet teleur. Kant staat bekend als een abstract en ontoegankelijk academicus die zich in droog, analytisch proza uitdrukte over ongrijpbare wijsgerige problemen. Maar hij was tegelijk een groot kenner van de menselijke psychologie, de Europese politiek, de grondbeginselen van de markteconomie en openbaar bestuur, en bovenal de tekortko- | |||||||
[pagina 109]
| |||||||
mingen van de menselijke natuur. Hij liet zich niet, zoals zijn Franse tijdgenoot Rousseau, bedwelmen door de Romantische droom van een ‘arcadisch herdersleven’. Zijn politieke visie stoelde niet op luchtfietserij maar op een scherp inzicht in de Europese geschiedenis. Welnu, deze politieke Kant is wellicht minder bekend onder filosofen maar voor niet-wijsgeren des te belangrijker. Het genie van Kant is dat hij:
Ten eerste zijn ideaal, dat van de Verlichting. Wat Kant onder Verlichting verstond, was de emancipatie van het individu.Ga naar eind1 Emancipatie betekende dat het individu zijn oordeelsvermogen leerde gebruiken. Sapere aude! was zijn kernspreuk: durf te denken, zelfstandig en mondig te zijn. Volgens Kant hadden priesters en geestelijke raadgevers de mens in slaap gewiegd. Deze premoderne rust was overigens niet ongerieflijk. Zij bood de mens een zorgeloos en lui bestaan. Men hoefde niet na te denken of moeilijke besluiten te nemen. Maar uiteindelijk was deze argeloosheid verraderlijk. De mens moest zichzelf wakker schudden uit de godsdienstige luiheid en het lot in eigen hand nemen. Bovendien meende Kant dat deze mondigheid aan ieder mens toebehoorde. Zijn idealen waren mondigheid en gelijkheid. En die waarden hadden universele geldigheid. Maar ten tweede: Kant maakte zich weinig illusies over de goedheid van de mens. Weliswaar was de mens op anderen aangewezen, maar het aangeboren verlangen naar Geselligkeit weerhield hem er niet van ungesellige dingen te doen. Dat wil zeggen: te doen wat hem het beste uitkwam ten koste van de ander. Dat was op zichzelf een onbeminnelijke eigenschap, die | |||||||
[pagina 110]
| |||||||
tweedracht zaaide en tot conflict leidde. Maar Kant begreep dat in deze tweedracht niettemin de kiemen van de vooruitgang scholen. Niet het verlangen naar eendracht maar de wedijver, heers- en hebzucht zouden de premoderne lijdelijkheid van de mens doorbreken. Wie de beste, machtigste of rijkste wilde zijn, wierp de traagheid van zich af en stortte zich in arbeid en zorgen, aldus Kant. En uit deze drang tot individualisme en rivaliteit ontstonden verlichting en emancipatie. ‘Dank derhalve,’ zei hij ironisch, ‘aan de natuur voor de onverdraagzaamheid, voor de jaloers wedijverende ijdelheid, voor de niet te bevredigen begeerte naar bezit of tot heersen!’Ga naar eind2 Ten derde: om te voorkomen dat deze ‘deugdelijke ondeugdelijkheid’ tot misdaad en oorlog zou leiden, was het niettemin nodig het individu onder het gezag van wetten te plaatsen. Emancipatie en verlichting werden bereikt dankzij het individualisme, maar alleen indien dat antagonisme plaats had binnen de omheiningen van normen en spelregels. In plaats van ‘wilde’ en ongebonden vrijheid kwam het aan op burgerlijke en getemperde vrijheid. De uitdaging was het juiste evenwicht te vinden tussen vrijheid en orde. Enerzijds moest het individu gehoorzamen aan het publieke gezag. Anderzijds mocht het publiek gezag hem zijn mondigheid niet ontnemen. Het regime dat daarin het beste slaagde, was gebaseerd op machtenscheiding, formele gelijkheid en vooral het vrije publieke debat. Dat regime was niet feilloos. Maar, zo zei Kant: ‘Uit zo krom hout als de mens gemaakt is, kan niets getimmerd worden dat volledig recht is.’ Met andere woorden: gegeven de menselijke natuur was dit het best mogelijke systeem. Met deze drie elementen - emancipatie, individualisme en democratie - omschreef Kant de kern van het klassieke liberalisme. Hij gaf er ook mee aan in welke richting de Europese geschiedenis zich zou ontwikkelen. Er ontstond in Europa een ongekende ruimte voor individuele vrijheid en mobiliteit, wat weer sterk te maken had met de industrialisering en de opkomst van de markteconomie. Premoderne traagheid maakte plaats voor moderne bedrijvigheid en wedijver. De godsdienst | |||||||
[pagina 111]
| |||||||
werd teruggedrongen, zowel in de publieke als de private sfeer. Christendom en Verlichting hebben elkaar in een (tamelijk) stabiel evenwicht gevonden. De staat houdt zich afzijdig van de levensbeschouwing en handhaaft de orde waarbinnen het individu zich emancipeert. De godsdienst mag zich vrij organiseren, mits die zijn totalitaire instincten in bedwang houdt. De individualisering ging niet zonder slag of stoot en duurt soms nog steeds voort. We zien dit conflict terug in de discussie over de islam in Europa. Aan de ene kant staat het emancipatie-ideaal. Aan de andere kant een godsdienst die zich aan de Verlichting moet aanpassen, dat wil zeggen: aan het individualisme, de vrijheid van publiek debat en de normen van de seculiere rechtsstaat. Dit betekent, bijvoorbeeld, dat de islam moet leren omgaan met kritiek, zoals Europese godsdiensten dat ook hebben moeten leren. Het betekent emancipatie voor moslima's, zoals voor westerse vrouwen. Het betekent dat moslims aan het arbeidsproces moeten kunnen deelnemen, zoals alle Europeanen. Met andere woorden: het betekent dat de islam zich aan de moderniteit moet aanpassen, zoals Europa zich ook aan de moderniteit, in al haar facetten, heeft moeten aanpassen en daar nog steeds mee bezig is. |