| |
Projecten voor politiek en samenleving
Een andere politieke cultuur
De oude politieke cultuur, die in de jaren tachtig aan haar eind is gekomen, was mede gevoed door de internationaal-politieke verhoudingen. Die werden beheerst door een strijd tussen verschillende modellen van de samenleving. Ook al had het communistische denken in Nederland niet veel steun en werd de keuze voor pluriforme democratie breed ondersteund, toch speelde het links-rechts-schema - voor of tegen socialistische maatschappijhervorming - een belangrijke rol.
De reputatie van het cda als middenpartij ging op het feit terug dat de christen-democraten zich in dit versimpelde schema niet profileerden. Het cda onderscheidde zich veeleer door aandacht voor het organisatiepatroon van de samenleving, met trefwoorden als ‘gespreide verantwoordelijkheid’ en ‘maatschappelijk middenveld’. Nu de andere grote partijen ook afstand hebben genomen van het links-rechts-schema, ontstaat de indruk dat de Nederlandse politiek - op kleine gepro- | |
| |
fileerde partijen na - één pot nat is geworden.
Ik denk dat dit een overgangsfase is. De vragen waarover politici zich nu moeten uitspreken, zijn veel meer dan in de oude systeemdiscussies levensvragen, dicht bij de veelvormige realiteit van de samenleving - vragen zoals ik ze aan het eind van de vorige paragraaf omschreef. Ook het politieke debat inzake de volksgezondheid gaat nu veel minder over de systemen (‘stelselwijziging’, ‘plan-Dekker’, ‘plan-Simons’) dan over kwaliteit van de zorg, bereikbaarheid en ethiek. Het begraven van de strijdbijl over de systemen tussen PvdA en vvd mag voor die partijen nog iets verfrissends hebben (nieuw! paars!) of hebben gehad, voor het cda is dat déjà vu. Maar hierdoor is het op korte termijn voor het cda wel lastig een onderscheidend profiel over te brengen. Met de claim dat je het maatschappelijk leven eerder ‘ontdekt’ hebt dan anderen, win je geen verkiezingen. In de komende jaren moet zich de manier uitkristalliseren waarop politici vragen beantwoorden die de leefsituaties van mensen direct raken. Daar hoort ook de vraag bij aan welke instellingen, binnen of buiten de overheid, men waarborgende en ondersteunende taken wil toevertrouwen. Op de volgende bladzijden verken ik hoe - in christen-democratische geest - zulke vragen zullen kunnen worden beantwoord.
| |
Veiligheid
Een samenleving die in onderlinge vrede wil leven, zoekt de samenhang. Misdaad is daarentegen een breukvlak in de samenleving. Veel van de criminaliteit onder jongeren gaat terug op een gebrekkige of mislukte aansluiting bij de samenleving, deels als gevolg van persoonlijke omstandigheden. Daarom is crimineel gedrag vaak verklaarbaar op grond van gebeurtenissen in de kinderjaren. Een verstandige strafrechtelijke aanpak zoekt in zulke situaties dan ook naar projecten om de relatie met de samenleving te herstellen c.q. alsnog te leggen. Daarin ligt de waarde van taakstraffen en andere sancties die - anders dan vaak het effect van gevangenisstraf is - de relatie met het criminele milieu losser maken om er positievere relaties voor in de plaats te stellen.
| |
| |
Een kenmerk van personen die bewust kiezen voor een toonaangevende rol in misdaadorganisaties, is als het ware het spiegelbeeld hiervan. Ze onttrekken zich juist bewust aan de gewone, in hoge mate informele processen in de samenleving die verantwoordelijkheid activeren. In het isolement ligt hun beveiliging. De taak van politie en justitie om aan deze afscherming een eind te maken, is dus een heel andere dan het herstel van de relatie met first offenders die maatschappelijk in het ongerede zijn geraakt. Een samenleving die weet te voorkomen dat er een maatschappelijke onderklasse van aan hun lot overgelaten drop-outs is, ontneemt misdaadorganisaties de kans daar hun hulpkrachten en - als het gaat om gokken of drugsgebruik - hun weerloze klandizie te rekruteren.
Ook daarom is te midden van de projecten die de samenleving versterken, een herstel van verhoudingen met criminele drop-outs zo belangrijk. Het lijkt moeilijk in onze tijd te spreken van ‘verzoening’ als aspect van de reactie op criminaliteit. Voor slachtoffers is de ervaring dat crimineel gedrag niet onbeantwoord blijft een belangrijke voorwaarde voor verzoening met het gebeurde. Strafvormen die daders alsnog positief bij de samenleving betrekken, openen het perspectief dat vergelding en verzoening echt samengaan.
| |
De ouder wordende generatie
De toekomstige positie van ouderen is ook een van die vragen die op een andere manier politieke aandacht eisen, namelijk in een concrete vorm, die de leefsituatie betreft. Bij ouderen zien we vooral een aversie van de gedachte afhankelijk te moeten zijn van politiek geregisseerde systemen. De bestendigheid van die systemen wordt - zoals blijkt bij discussies over de aow en de fiscale behandeling van het eigen huis - gewantrouwd. Het voorstel voor een zogenaamd ‘aow-fonds’ werkt dan ook geruststellend, want het heeft de waarde van een toezegging dat de politiek in elk geval zal afblijven van de bedragen die daarin zijn gestort.
Dat mensen bij het ouder worden niet willen worden ver- | |
| |
oordeeld tot afhankelijkheid, ligt voor de hand. Voor degenen die nu of in de komende decennia met pensioen gaan, was de bevrijding uit knellende maatschappelijke structuren een belangrijke levensvervulling. Weggeborgen en betutteld te worden, of overgeleverd te zijn aan een eindeloos gerekte behandeling met geraffineerde technische middelen, of juist een ongevraagde levensbeëindiging, is iets wat angst inboezemt. De vragen die zich hier voor de politiek aandienen zijn - ook hier - vertrouwensvragen.
Wat is er nodig om ook in die levensfase met zelfrespect te kunnen leven? De ontwikkeling van de omgangsvormen in de gezondheidszorg is een belangrijk punt daarbij. Wetgeving die de rechten van de patiënt in zijn relaties met artsen en ziekenhuizen versterkt - en die is in 1994 aan het Burgerlijk Wetboek toegevoegd - kan dat ondersteunen, naast kwaliteitszorg en klachtenbehandeling. De afzonderlijk geregelde toetsbaarheid van medische beslissingen rond het levenseinde is daarnaast van eminent belang. In wetgeving komt tot uitdrukking welke benadering een samenleving vooropstelt wanneer mensen hun levenseinde voelen naderen en ziekte met veel lijden gepaard gaat. Er zijn veel bezwaren aan verbonden wanneer euthanasie dan wordt opgevat als een gebruikelijke en wettelijk volledig geaccepteerde uitweg. Ook als dat voor de omgeving en behandelaars een bijzondere inspanning betekent, moet ieder kunnen bouwen op de blijvende bereidheid steun te geven en lijden te beperken door pijnbestrijding en persoonlijke aandacht.
| |
De waardering van mensen
Nederland is een actieve samenleving. Economen rekenen ons dat voor. Hard werken en investeringen in onderwijs en infrastructuur hebben zich bewezen. Dat is een reden om ook in de naaste toekomst te blijven investeren, bijvoorbeeld in een - om redenen van milieubeheer - gebundeld rail- en wegennet dat de transporttijd naar ons groeiende Europese achterland minimaliseert.
Maar in de samenleving gaat het om meer dan zulke renda- | |
| |
bele investeringen. Er wordt in ons land veel verdiend, maar niet iedereen deelt daarin. Terwijl voor een deel van de samenleving de gemiddelde welvaart de afgelopen jaren met sprongen omhoog gaat, dreigen anderen definitief de boot te missen. Op dat punt moeten we een andere weg inslaan. Uit een recent onderzoek blijkt zelfs dat vier à vijf procent van de bevolking armoede ondervindt met een inkomen beneden het sociaal minimum, en nog eens zeven à negen procent van de inwoners van ons land op het sociaal minimum leeft.
Dat betekent intussen niet dat deze medeburgers niets bijdragen aan onze samenleving. Ook zij mogen er wezen: als vrienden of verwanten. Vaak zijn het - bijvoorbeeld als het gaat om alleenstaande ouders - mensen die veel zorg geven aan anderen. Te lang is erop vertrouwd dat uitgekiende wettelijke systemen van sociale zekerheid het enige en tegelijk ook voldoende antwoord zijn. Maar de praktijk van het leven heeft naast oneigenlijk gebruik ook onderbenutting laten zien. Veel mensen die aanspraak hebben op huursubsidie vragen deze niet aan, omdat ze het systeem niet doorzien of omdat het hun tegenstaat. Ter overbrugging van een aantal maanden zonder inkomen is de bijstand wel toereikend, maar een gezin dat er vele jaren van moet zien rond te komen, ervaart echte armoede en raakt contacten kwijt.
Daarop moet een ander antwoord komen, een antwoord dat niet alleen berust op een verbetering van het stelsel van sociale zekerheid, maar dat ook rekening houdt met de levenssituatie van de mensen die langdurig op een minimumuitkering zijn aangewezen. Naast aanvulling van het inkomen zullen ze ruimere mogelijkheden moeten krijgen om via deeltijdwerk, via een bedrijfje of op grond van hun aandeel in zorgtaken hun inkomen op te krikken zonder onmiddellijke verrekening met hun uitkering. In het denken op grond van de wettelijke systemen zitten daar allerlei complicaties aan vast, zoals het wegvallen van de ‘impuls’ om ‘gewoon’ een baan te zoeken. Maar voor mensen die al enige jaren van de bijstand leven, is dat geen reëel perspectief. De ‘impuls’ is een slag in de lucht. Daarom is een andere werkwijze nodig.
| |
| |
| |
Het openbare leven
Het samenleven van mensen in een samenleving als de onze, die naar godsdienst, cultuur en overtuigingen zo veelvormig is, vereist meer dan dat men elkaar niet lastigvalt. Een gebrek aan maatschappelijke samenhang leidt gemakkelijk van kwaad tot erger. Een afwijkende levensstijl roept soms heftige tegenreactie op, waarbij bijvoorbeeld het verwijt van fundamentalisme zowel moslims als traditionele christelijke gemeenschappen buiten de nieuwe orde van de verlichte Nederlandse samenleving plaatst.
Recht daartegenover staat de tweeslachtige houding van ‘gedogen’. Gedrag dat men eigenlijk niet waardeert, wordt op zijn beloop gelaten. Voor de samenleving is dat een dubbelzinnig signaal. Om te voorkomen dat rechtshandhaving een strijd tegen windmolens wordt, moet soms wel worden geaccepteerd dat niet elke onrechtmatige activiteit van de ene op de andere dag wordt beëindigd. Maar deze praktische wijsheid ontbreekt waar men overgaat tot een ‘gedoogbeleid’, dat een bepaalde praktijk - zoals de tot big business verworden koffieshops, of de exploitatie van illegale prostituees uit Oost-Europa en de derde wereld - regel tegen de regel in wordt.
Een eerlijk en begrijpelijk overheidsbeleid zal ook ten aanzien van de drugshandel moeten berusten op een keuze tussen acceptatie en bestrijding. ‘Gedoogbeleid’ is beleid met een innerlijke tweespalt. Het gedogen van eigen teelt - zelfs in een omvang die het weer doorverkopen uitlokt - is een stap in de verkeerde richting. Bestrijding van drugs moet naast het aanbod zeker ook de vraag betreffen, het gebruik ontmoedigen en verslaving bestrijden. Verslaafden mogen niet aan hun lot worden overgelaten. Wie op perron nul aankomt, weet dat er voor hem geen trein meer vertrekt. Een samenleving die denkt geld te besparen door de drugshandel ‘de wind uit de zeilen te nemen’ en verslaafden drugs te laten verstrekken, schrijft deze mensen af. Daarom moet vooral worden gewerkt aan sociale preventie en aanzienlijke uitbreiding van de mogelijkheden voor - zo nodig gedwongen - behandeling.
| |
| |
Van de overheid mag geen alomvattende oplossing van problemen rond drugs of prostitutie worden verwacht, maar eenduidigheid en een doordacht beleid zijn niet teveel gevraagd. De eerste vraag is welk gedrag wel en welk gedrag niet kan worden geaccepteerd. Binnen de grenzen die op deze wijze door het recht zijn getrokken, is er ruimte voor vrijheid, die mensen de mogelijkheid geeft eigen verantwoordelijkheid te aanvaarden. Die vrijheid, die gericht is op verantwoordelijkheid, moet worden verdedigd tegen racistische, antireligieuze en op andere manieren discriminerende onverdraagzaamheid.
| |
Spanningen tussen gemeenschappen overwinnen
Veel binnenlandse en internationale conflicten komen voort uit situaties waarin etnische of religieuze gemeenschappen elkaar te weinig verdragen. Een vrije gemeenschap die als democratie en rechtsstaat is georganiseerd, maakt echter geen oorlog. Ook hier blijkt weer de waarde van een samenleving waarin een geest van wederzijds respect, verdraagzaamheid en verbondenheid heerst.
De relaties binnen onze Nederlandse samenleving moeten zo zijn dat iedereen elkaar letterlijk en figuurlijk verstaat. Tekorten in mogelijkheden tot communicatie werken onbegrip, werkloosheid, isolement en spanningen maar in de hand. Inburgering in de Nederlandse samenleving respecteert ieders eigenheid, en zeker ook ieders godsdienstige overtuiging. Wat de taal betreft en de kennis van de inrichting van de samenleving mogen er echter geen breuklijnen zijn. Die zullen dan ook centraal moeten staan bij de inburgering en de toelating tot het Nederlanderschap.
| |
Macro en micro
Een jaar of vijftien geleden discussieerden economen over de vraag of een macro- dan wel een microbenadering de beste aanpak voor de werkloosheid bood - dat wil zeggen via monetair beleid en loon- en prijsbeleid, dan wel via een versterking van de technische, fiscale en maatschappelijke context van gro- | |
| |
te en kleine bedrijven. Het voorspelbare antwoord was dat beide benaderingen nodig waren, in de goede verhouding.
Zo is het eigenlijk ook met de politiek. De algemene wetgeving, het stelsel van de sociale zekerheid en dat van de volksgezondheid moeten op orde zijn en goed functioneren, evenals de infrastructuur. Dat moet ook zo blijven, en daarover bestaat in hoge mate consensus. Maar de vragen die de politiek nu meer moeten bezighouden, zijn vragen uit het leven van mensen, microvragen zo men wil, zoals die naar veiligheid, zorg en contact, en dat zijn bepaald geen kleinigheden.
|
|