| |
| |
| |
De Nederlandse politieke cultuur
Elke samenleving heeft een zekere interne cohesie nodig, een zeker bezielend verband. Zoals de Engelsen zeggen: ‘A house divided against itself cannot stand.’ Een samenleving is voor haar voortbestaan afhankelijk van de instelling van haar burgers. Een democratische markteconomie kan niet functioneren als mensen zich niet aan afspraken houden, zich niet bekommeren om de openbare zaak en elkaars bezit niet respecteren. Goede wetten en goede instellingen zijn niet voldoende. Het maatschappelijk gebouw moet worden ondersteund door de overtuiging van burgers. Daarom dient de politiek oog te hebben voor het geheel van normen en waarden die betrekking hebben op de openbare zaak.
| |
Spiritueel kapitaal
Op 30 maart 1996 publiceerde de liberale politiek-filosoof Andreas Kinneging een boeiend artikel in het dagblad Trouw. Kinneging betoogde dat de gemeenschapsdenkers uit sociaal- en christen-democratische kring zich blindstaren op ‘sociale deugden’, zoals solidariteit en gemeenschapszin. Die worden tot het ‘alfa en omega van de sociaal-politieke moraal verheven’. Natuurlijk zijn deze deugden van groot belang, maar naast sociale deugden zijn er ook individuele deugden. Slechts in combinatie met elkaar vervullen ze de voorwaarden voor een goede samenleving. Solidariteit en behulpzaamheid veronderstellen immers dat men iets bezit wat gedeeld kan worden. Als er geen geld is, zo stelde Kinneging, dan kan het ook niet worden gegeven. Om dat geld te verdienen zijn in de eerste plaats individuele deugden nodig zoals ijver, inventiviteit, doorzettingsvermogen, discipline en spaarzaamheid.
Sociaal kapitaal veronderstelt dus een zekere mate van spiritueel kapitaal. Het individu kan niet zonder de gemeenschap, maar de gemeenschap kan ook niet zonder de zelfredzaamheid van het individu. In een samenleving waarin iedereen slachtoffer is en hulp van de gemeenschap nodig heeft, lost solidari- | |
| |
teit niets op. De gemeenschapsdenkers slaan de plank mis, omdat de morele leegte niet wordt veroorzaakt door een tekort aan sociaal kapitaal, maar valt te wijten aan een gebrek aan spiritueel kapitaal. Tegenover het belang van de gemeenschap stelt Kinneging het belang van het deugdzame individu dat waarachtig autonoom is. Daarmee vormt zijn bijdrage een opmerkelijke verrijking voor het debat over liberalisme en gemeenschapsdenken.
Het liberalisme is geformuleerd in een tijdperk waarin moraal in zekere zin het monopolie van de kerk vormde. De liberaal had niet zozeer behoefte daar een eigen moraal tegenover te stellen als wel kerk en staat te scheiden. Moraal was immers vanzelfsprekend. De gemeenschapsdenkers hebben in zoverre gelijk dat morele vanzelfsprekendheid in de hedendaagse maatschappij onder druk is komen te staan. Het uitdenken van een kader waarbinnen de deugden de nadruk krijgen die ze verdienen, vormt een grote uitdaging voor het hedendaagse liberalisme.
Liberalen zullen bij het stimuleren van deugden die essentieel zijn voor het voortbestaan van een liberaal stelsel, het midden moeten houden ‘tussen vrijblijvendheid en paternalisme’, zoals een werkgroep van de Teldersstichting het in een studie uit 1995 uitdrukte. Liberalen zullen, zo schrijft de werkgroep, ‘stelling moeten nemen tegen een asociale, onverantwoorde opstelling die anderen schade en overlast berokkent (van drugsgebruik tot milieuvervuiling), zonder de principiële tolerantie ten aanzien van afwijkend, non-conformistisch gedrag prijs te geven die het geïndividualiseerde Nederland van de jaren negentig gunstig doet afsteken bij de puriteinse en in veel opzichten benepen maatschappij van vóór de jaren zestig’.
| |
Cultureel conservatisme
In dit zojuist geciteerde geschrift van de Teldersstichting worden de maatschappelijke desintegratie en het verval van normen en waarden in Nederland, waarover in het bijzonder christen-democraten graag in sombere beschouwingen spreken,
| |
| |
sterk gerelativeerd. Terecht. Ten aanzien van heel wat kwesties - milieu, discriminatie, seksueel geweld, dierenmishandeling - is juist sprake van een bloeiend normbesef. De hulpbereidheid van Nederlanders is nog altijd groot. Veel Nederlanders zijn actief in het vrijwilligerswerk en ideële organisaties krijgen veel steun. Het gezin blijkt over een grote veerkracht te beschikken en vormt nog altijd een ‘hoeksteen van de samenleving’. Nederland is al met al geenszins op weg naar een maatschappij van losse individuen zonder duurzame bindingen.
Toch valt er niet louter goed nieuws te melden. Terwijl de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog mank ging aan te veel stabiliteit, kenden de decennia na de culturele revolutie van 1968 een dynamiek met een soms chaotisch karakter. Anything goes, het moet kunnen - met deze woorden kan men de cultuur van de jaren zeventig kenschetsen. Onder die omstandigheden kan er geen sprake zijn van een duurzame ontwikkeling in voorspoed.
Het is om die reden dat ik ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de Teldersstichting heb gepleit voor een combinatie van economische progressiviteit en een zeker cultureel conservatisme. Economische progressiviteit, omdat de Nederlandse economie te weinig flexibel is en de dynamiek kan worden bevorderd door overbodig knellende regels af te schaffen. Cultureel conservatisme, omdat op cultureel vlak instabiliteit een groter gevaar dan starheid vormt. Dit cultureel conservatisme is gebaseerd op de gedachte dat zich in de loop van de geschiedenis waardevolle tradities hebben ontwikkeld die de moeite van het verdedigen waard zijn. Relativisme, zegt Hirsch Ballin in zijn beschouwing voor dit boek de liberale filosoof Dahrendorf na, is een net zo grote bedreiging voor onze beschaving als fundamentalisme.
| |
Verantwoordelijkheidsbesef
Liberalen geloven in de creativiteit en de ondernemingszin van de individuele mens. De enige progressieve politiek, zei de grote liberale denker Friedrich Hayek, is een politiek die zich ba- | |
| |
seert op de vrijheid van het individu. Deze vrijheid ondermijnt niet de gemeenschap waarvan het individu deel uitmaakt zolang ze gepaard gaat met verantwoordelijkheidsbesef.
P.J. Oud schreef in 1948 in het beginselprogramma van de vvd: ‘[De vvd] ziet de uit het gemeenschapsverband voortvloeiende gebondenheid van de individuele mens niet als een beperking zijner vrijheid, doch als een onmisbare voorwaarde om die vrijheid rechtens en feitelijk te verwezenlijken.’ De taal klinkt Oud. De boodschap is nog even actueel als een halve eeuw geleden: zonder gemeenschap geen individuele rechten.
Dit inzicht leidt tot een belangrijke conclusie. Namelijk dat elke burger een inspanningsverplichting jegens de gemeenschap heeft. Vrijheid bestaat niet zonder verantwoordelijkheid, rechten bestaan niet zonder plichten. Voor haast alles wat de individuele mens bereikt, maakt hij gebruik van gemeenschapsvoorzieningen. Dit betekent dat ieder mens ook moet bijdragen aan de gemeenschap. Liberalen willen niet de ontspanningsmaatschappij van de jaren zeventig. Ze willen een inspanningsmaatschappij. Ze willen een samenleving waarin iedereen zich inzet voor zichzelf én voor de gemeenschap. Niemand kan gewoon zichzelf zijn. Iedereen moet het buitengewone uit zichzelf halen.
Verantwoordelijkheidsbesef impliceert een zekere belangstelling voor de openbare zaak. De gedachte dat een politiek stelsel voor zijn overlevingskansen afhankelijk is van de toewijding van zijn burgers, is krachtig verkondigd door Jean-Jacques Rousseau. In Du contrat social, legde hij uit hoe belangrijk het zijns inziens was dat onderdanen zich betrokken voelen bij het wel en wee van hun staat en hij voorspelde dat algemene politieke desinteresse rampzalige gevolgen zou hebben. Deelname van burgers, van jong tot oud, aan politieke processen was onmisbaar voor de gezamenlijke onderneming die een soevereine staat is, meende hij.
Rousseau overdreef. Een land als de Verenigde Staten laat zien dat de politieke desinteresse van een aanzienlijk deel van de bevolking, die tot uiting komt in een geringe opkomst bij
| |
| |
nationale verkiezingen, de stabiliteit van een politiek systeem niet hoeft aan te tasten. Voor liberalen, zo heb ik hierboven betoogd, bestaat er ook geen plicht tot politieke participatie. Toch vormt een massale politieke apathie op den duur een gevaar voor een samenleving, ook omdat mensen zonder politieke kennis of belangstelling eerder een prooi vormen voor extremistische groeperingen. Daarom moeten we blijven proberen mensen te interesseren voor politieke aangelegenheden.
Verantwoordelijkheidsbesef kan ook worden vergroot door mensen zoveel mogelijk bij economische processen te betrekken. Dat onderstreept het belang van de ondernemingsraad. Investeren in het eigen bedrijf zou voor alle werknemers aantrekkelijker gemaakt moeten worden. Dat stimuleert bezitsvorming, die op haar beurt de betrokkenheid bij de samenleving versterkt. Het particulier vermogen in Nederland is vooralsnog in handen van te weinig mensen.
| |
De integratie van allochtonen
Het onderwerp van de etnische minderheden is, zoals Herman Vuijsje nog eens heeft laten zien in Correct, lange tijd omgeven geweest door politieke correctheid. Zo'n atmosfeer is slecht voor het oplossen van problemen, en zeker van grote problemen. Want dat de aanwezigheid van grote aantallen allochtonen problemen met zich meebrengt, valt niet te ontkennen. Natuurlijk zijn er tienduizenden die geslaagd zijn, die een baan hebben, die een gezin hebben gesticht, soms met autochtonen zijn getrouwd, kortom die geruisloos bezig zijn zich een plaats in de Nederlandse maatschappij te verwerven. Stilaan verwerven ze het gemeenschapsgevoel dat de Nederlandse samenleving kenmerkt.
Maar helaas geldt dat lang niet voor alle nieuwkomers. Vooral in de grote steden dreigen wijken te ontstaan waar de meerderheid der bewoners van uitkeringen afhankelijk is, waar de kennis van Nederland en het Nederlands gering is en het culturele isolement dus groot. Over vijftien jaar zal ongeveer de helft van de bevolking van de vier grote steden van allochtone her- | |
| |
komst zijn. Wie de integratie van allochtonen serieus neemt, moet bereid zijn die werkelijkheid onder ogen te zien.
Gelukkig is men de afgelopen jaren vrijer gaan praten over de dilemma's van de multiculturele samenleving en wordt het belang van een snelle integratie van de allochtonen steeds meer beseft. Toen ik op 12 september 1991 in de Volkskrant schreef dat er niet getornd kon worden aan fundamentele politieke beginselen - scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en non-discriminatie - kreeg ik veel kritiek. Maar twee jaar later ging de troonrede een stuk verder. Daarin viel te lezen dat wie tot ons land is toegelaten, tot spoedige inburgering moet komen. ‘Het gaat om elementaire vaardigheden: het leren van Nederlands en van de in onze samenleving geldende regels, waarden, normen en omgangsvormen. Dat vraagt allereerst om inspanningen van de betrokkenen zelf.’
Dit inzicht, dat inmiddels nauwelijks meer omstreden is, lag ook ten grondslag aan de zogenaamde inburgeringscontracten voor immigranten, die in het paarse regeerakkoord zijn opgenomen. Door mensen te leren op eigen benen te staan kan de werkloosheid onder allochtonen worden teruggebracht. De betrekkelijk geringe werkloosheid onder immigranten in de Verenigde Staten toont aan dat integratie en een flexibele arbeidsmarkt in de praktijk tot goede resultaten kunnen leiden.
Immigranten moeten volop meedraaien in de soms harde samenleving. Op de lange duur zijn ze het meest gebaat bij een snelle inburgering. Een zekere breuk met de gewoonten en tradities van het land van herkomst is daarbij onvermijdelijk. Zoals de Nederlandse moslim Jan Beerenhout opmerkte in een vraaggesprek dat ik met hem had voor mijn boek Moslim in de polder: ‘Integreren met behoud van cultuur is een tegenspraak in zichzelf. Emigratie betekent altijd verandering, integratie eveneens. Of je verandert en dan integreer je, of je behoudt je eigen cultuur, verandert dus niet en integreert dus ook niet.’
Ondanks de groei van de moslimgemeenschap in ons land lijkt het risico van een ‘islamisering van de Nederlandse cultuur’ niet groot. Waarschijnlijk zal zich een liberale variant van
| |
| |
de islam ontwikkelen. We zien nu al dat de islam vernederlandst, ook al blijven zich multiculturele dilemma's voordoen. Bij de worsteling met deze dilemma's moet onze democratie niet schromen haar liberale normen hoog te houden. Zo mag het verzoek van buitenlandse vrouwen om abortus omdat ze een meisje verwachten, nooit door een arts worden gehonoreerd. Dit verzoek is namelijk in strijd met in Nederland algemeen aanvaarde beginselen en ook met artikel 1 van de Grondwet, dat discriminatie op grond van geslacht verbiedt. Dit is een van die normen waarover niet te marchanderen valt.
Bevordering van de integratie van allochtonen dient gepaard te gaan met een beperking van de immigratie - om de problemen niet nog groter te maken - en zeker ook met een bestrijding van de discriminatie. Zoals de reacties op de verwoesting van het Auschwitz-monument en de aanslag in de Haagse Schilderswijk hebben geleerd, moeten we niet te snel spreken over een beangstigend racisme in onze samenleving. Niettemin baart de manier waarop extreem-rechtse partijen zich tegen allochtonen afzetten, zorgen. De bedreigingen die zijn geuit tegen het Kamerlid van GroenLinks Oedayraj Singh Varma en de hoofdredacteur van de Haagsche Courant, hebben nog eens duidelijk gemaakt dat waakzaamheid geboden blijft om dit soort uitwassen krachtig te bestrijden.
Maar een verbod op extreem-rechtse partijen lijkt geen geschikt wapen in de strijd tegen onverdraagzaamheid. Degenen die strafbare feiten plegen, moeten hard worden aangepakt en gestraft. Maar een verbod op een politieke partij maakt van de leden van die organisatie martelaren. Bovendien leidt een verbod in veel gevallen ertoe dat de organisatie ondergronds gaat, zodat ze oncontroleerbaar wordt. De afstraffing moet komen van de kiezers, die gelukkig al hebben laten merken weinig in groeperingen als de Centrum Democraten te zien.
|
|