| |
De Nederlandse economie
Na aandacht te hebben besteed aan het functioneren van de parlementaire democratie, is het tijd te kijken naar de voorwaarden voor een duurzame democratie. De eerste voorwaarde is, zoals gezegd, een bloeiende markteconomie. Een democratie die te maken heeft met economische stilstand of achteruitgang, komt algauw in moeilijkheden omdat de politiek niet tegemoet kan komen aan de materiële verlangens van de bevolking.
Van belang is overigens ook dat het economische proces als betrekkelijk rechtvaardig wordt ervaren. Ik heb weleens be- | |
| |
denkingen geuit tegen de hoge inkomens van sommige top-managers. Zeker, mensen die hard werken en goed presteren mogen daar best voor beloond worden, maar dan moet er ook inderdaad gepresteerd worden. Waar een bedrijf het slecht doet, verdient de top natuurlijk geen extra beloning. De overheid vraagt vakbonden hun eisen te matigen. Dan ligt het in de rede dat mensen aan de top zich weten te beperken. Verontwaardiging over dit soort economische verschijnselen komt doorgaans direct tot uiting in de politieke arena en leidt, als ze grote vormen begint aan te nemen, op den duur tot een aantasting van de legitimiteit van de democratie.
In de Nederlandse politieke arena is het wat de economische problematiek betreft nu vrij rustig, omdat het ons land economisch voor de wind lijkt te gaan. Het is evenwel zaak, gezien de sterke internationale concurrentie, te blijven werken aan een versterking van het economisch draagvlak.
| |
Le miracle hollandais
Terwijl men vijftien jaar geleden nog sprak over de Dutch disease, wordt Nederland nu beschouwd als de sociaal-economische modelboerderij van Europa. Door een strak uitgavenbeleid is de omvang van de collectieve sector betrekkelijk snel gedaald. Terwijl in de ons omringende landen de werkgelegenheid instort en de groei stagneert, komen er in Nederland veel banen bij en groeit de economie sneller dan elders in Europa. Terwijl Duitsland en Frankrijk worstelen met de emu-criteria, haalt Nederland het toelatingsexamen zonder trucs of gerommel. Uit een internationaal onderzoek komt Nederland naar voren als het aantrekkelijkste vestigingsland ter wereld. Voor het eerst sinds de geboorte van de verzorgingsstaat daalt het aantal mensen dat op een uitkering is aangewezen.
Men hoort wel betogen dat le miracle hollandais vooral valt toe te schrijven aan het ‘poldermodel’, de combinatie van verzorgingsstaat en overlegeconomie die de Nederlandse variant van het Rijnlandse model zou vormen. Dit is niet geheel terecht. Het is zeker zo dat onze overlegcultuur positieve kan- | |
| |
ten heeft. Zij leidt tot betrokkenheid van alle partijen bij maatschappelijke problemen, stimuleert de uitwisseling van informatie, vermindert de polarisatie en schept een zeker vertrouwen en evenwicht. Het economische succes van de afgelopen jaren is dan ook grotendeels te danken aan de afslanking van de verzorgingsstaat en de verminderde invloed van het centraal overleg tussen sociale partners op de loonvorming. Het Rijnlands model sust ons in slaap waar wij klaarwakker moeten zijn. Meer marktwerking en minder regels, meer prikkels en minder lasten, dat zijn de voornaamste sleutels tot economisch succes. De prestatiemaatschappij rukt weer op, ook al bestaat nog steeds onvoldoende het besef dat onze economie te veel stroperige kanten kent.
| |
Sociale markteconomie
Liberalen zijn voorstanders van een sociale markteconomie. De overheid is verantwoordelijk voor de productie van collectieve goederen en moet optreden waar de markt tot onaanvaardbare onevenwichtigheden leidt. Ook behoort ze in te grijpen wanneer de markt er niet in slaagt een minimum aan welvaart voor alle burgers te garanderen. Geen enkele samenleving kan het goed gaan en gelukkig zijn, als het grootste deel van de leden ervan arm en ellendig is, zo schreef Adam Smith. De politiek is dan ook gehouden ondergrenzen aan te geven: materiële en immateriële normen en waarden die niet kunnen worden veronachtzaamd. De staat dient voor eenieder een bestaansminimum te garanderen. Verwerving van extra zekerheid via aanvullende voorzieningen valt onder de verantwoordelijkheid van de burger zelf.
Een belangrijke uitdaging in de Nederlandse sociale markteconomie vormt het bestrijden van het ontstaan van een maatschappelijke onderklasse. Bittere armoede kennen we in onze samenleving nauwelijks meer. Maar de stadsdelen waar meer dan de helft van de inwoners afhankelijk van een uitkering is, voorspellen weinig goeds. Waar het uitkeringsbestaan tot norm dreigt te worden, worden komende generaties in hun
| |
| |
toekomst bedreigd. Waar werklozen in groten getale als hopeloze gevallen worden afgeschreven, worden mensen aangemoedigd genoegen te nemen met brood en spelen. Het is deze nieuwe verstarring van de sociale verhoudingen die de samenhang van de Nederlandse maatschappij onder druk zet. Als er een onderklasse ontstaat die het gevoel heeft dat ze er niet echt bij hoort, of dat het verrichten van inspanningen er nauwelijks toe doet, loopt het slecht met ons af.
Eén blik op de getto's van grote steden in het buitenland leert wat er gebeurt wanneer bevolkingsgroepen hun zelfvertrouwen en de hoop op een betere toekomst verliezen. Wij moeten niet denken dat wij zo'n sociale verloedering kunnen afkopen met uitkeringen alleen. Het gaat erom mensen uitzicht op een toekomst te bieden en hen aan te moedigen het beste uit zichzelf te halen. Een maatschappij zonder mobiliteit is een samenleving zonder perspectief en dus zonder samenhang. Versterking van de sociale mobiliteit is dus noodzakelijk. Dat kan niet gebeuren door een paternalistische verzorgingsstaat. Om Amerikaanse toestanden te voorkomen moeten we paradoxalerwijs wat meer Amerikaanse dynamiek in onze samenleving brengen. Zo kan, in de terminologie die de oud-directeur van het Franse planbureau Michel Albert in Capitalisme contre capitalisme hanteert, een middenweg worden gevonden tussen het Amerikaanse casinokapitalisme en het overgereguleerde Rijnland-model.
| |
Deregulering
Politici die streven naar een verbetering van de positie van de zwaksten in de samenleving moeten dus zeker niet alleen letten op de hoogte van de uitkeringen. Belangrijker nog zijn de mogelijkheden voor mensen onder aan de maatschappelijke ladder om zelf hun situatie te verbeteren en zelfstandigheid te verwerven. Deze mogelijkheden zijn in Nederland niet optimaal. Dit zien we bijvoorbeeld op de nog altijd te starre arbeidsmarkt.
Het probleem op de arbeidsmarkt is nog steeds een over- | |
| |
daad aan regels. De ontslagbescherming is doorgeschoten, maar ook werkgevers hebben boter op hun hoofd. Als het erop aankomt, koestert het bedrijfsleven zich maar al te graag in de geborgenheid van overheidsinterventie. Het duidelijkste voorbeeld is de traditionele roep om het algemeen verbindend verklaren van cao's. Dankzij die praktijk weten bedrijven zeker dat concurrentie op loonkosten vrijwel onmogelijk is. Dat is prachtig voor gevestigde bedrijven en werknemers, maar fnuikend voor nieuwkomers. Als nieuwkomers de markt op willen met werknemers die bereid zijn voor iets minder dan de gangbare lonen aan de slag te gaan, wordt dat door de algemeen verbindend verklaring onmogelijk gemaakt, zelfs als het loon boven het wettelijk minimumloon ligt.
Door dat minimumloon is in de loop der jaren overigens veel laaggeschoold werk weggesaneerd. De opleiding, ervaring en productiviteit van langdurig werklozen sluiten niet aan op het minimumloon, dat dus een belemmering vormt om de arbeidsmarkt te betreden. Terecht stelde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in zijn rapport Tweedeling in perspectief dat regelingen die ooit zijn ingevoerd met het oog op de bescherming van zwakkeren, nu averechts dreigen te werken en tot uitsluiting leiden. Verlaging van het minimumloon kan dit probleem ten dele verhelpen.
Zo'n verlaging betekent niet dat mensen onder het sociaal minimum - de bijstandsuitkering - zullen zakken. Dat is natuurlijk onwenselijk. Daarom moeten ze boven op hun loon een toeslag ontvangen. Deze toeslag kan ofwel door de gemeentelijke sociale dienst worden gegeven, ofwel door de belastingdienst in de vorm van een negatieve inkomstenbelasting. Een toekomstige algemene verlaging van het minimumloon zou overigens alleen voor nieuwe toetreders tot de arbeidsmarkt gelden. Bestaande lonen blijven natuurlijk onaangetast.
Het voorstel tot verlaging van het minimumloon kent alleen winnaars. De werkloze krijgt een baan - hét middel tot sociale integratie. Bovendien wordt zijn inkomen hoger dan de bijstandsuitkering die hij ontving. De werkgever kan een persoon
| |
| |
aannemen die minder kost. De staat bespaart op de uitkeringen. Wie kan daartegen zijn?
Een belangrijke opdracht voor de politiek is en blijft het creëren van ruimte voor ondernemerschap. Het ondernemen moet aantrekkelijker worden gemaakt door deregulering en lastenverlaging. Maar voor het proces van deregulering moet men een lange adem hebben. Zowel in de politiek als in de maatschappij zien we keer op keer weerstand tegen concrete dereguleringsvoorstellen. Iedere regel komt immers tegemoet aan gevestigde belangen. Het afschaffen ervan leidt tot een stroom protesten van belanghebbenden. Ik wijs slechts op het rumoer rond de Vestigingswet, de Winkelsluitingswet en de Wet Economische Mededinging. Hoewel de afgelopen jaren zeker vooruitgang is geboekt bij het elimineren van te knellende regels, bestaan nog volop mogelijkheden vrijheid en verantwoordelijkheid, kwaliteit en doelmatigheid te bevorderen door middel van deregulering.
| |
Informatietechnologie
Vermindering van exportbelemmeringen en de groeiende concurrentiekracht van nieuwe industriestaten leiden tot een mondialisering van de markt. De zogeheten nic's, de Newly Industrializing Countries, beschikken in toenemende mate over industriële productiecapaciteit, ook hoogwaardige. In combinatie met hun lage loonkosten brengen ze producten op de markt tegen prijzen die een aanzienlijke bedreiging van de westerse concurrentiepositie vormen. Op middellange termijn loopt onze economie daardoor gevaar. Ook als in die landen de lonen zo ver zouden stijgen en de loonkosten zo hoog zouden worden dat er een evenwicht in concurrentiekracht wordt bereikt, blijven er nog genoeg andere landen over die het Westen concurrentie zullen aandoen. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat concurreren op loonkosten alleen onhaalbaar is.
In de internationale concurrentieslag vormt de fysieke infrastructuur een van de belangrijkste wapens. De zorg voor een goede infrastructuur behoort tot de kerntaken van de over- | |
| |
heid. Als de besluitvorming over infrastructurele projecten niet wordt versneld, mist ons land internationaal de boot. In Azië bouwt men binnen vier jaar een heel vliegveld. In Nederland kost het twintig jaar om één landingsbaan aan te leggen.
De gewenste versterking van de Nederlandse concurrentiepositie op middellange termijn is voorts het best te bereiken door economische activiteiten met toekomstkansen te stimuleren. Dat zijn in het bijzonder activiteiten op het terrein van de vernieuwende technologieën, zoals de informatietechnologie. Daarom dient economische bedrijvigheid in vooral deze richting te worden bevorderd: activiteiten die gericht zijn op verbetering van de telecommunicatie-infrastructuur (de electronic highway), op ontwikkeling van nieuwe informatica- en telematicatoepassingen, zoals multimediale telediensten, telewerken en toegang tot verschillende gegevensbestanden.
We moeten overigens beseffen dat de digitalisering van de samenleving beperkingen en nadelen heeft. Zo steekt elektronische communicatie schril af bij vis-à-vis contact: de persoon op het beeldscherm is plat, de geluidskwaliteit beperkt en handen schudden is er al helemaal niet bij. Niet alleen gezagsgetrouwe burgers profiteren van goedkope internationale communicatie, ook criminelen doen dat. Over het gebruik van internet voor de verspreiding van kinderporno en propagandamateriaal van extremistische bewegingen kan eenieder zich terecht zorgen maken. Zoals bij elke nieuwe maatschappelijke ontwikkeling doen zich negatieve randverschijnselen voor.
| |
Onderwijs
Een kennisintensieve productie is voor de Nederlandse economie dus van groot belang. Onze economie kan, zoals gezegd, wat loonkosten betreft niet met de nic's concurreren en zal het voor haar concurrentiepositie vooral van hoogwaardige productie en productinnovatie moeten hebben. Exacte wetenschappen, het exacte onderzoek en mensen die in de exacte studierichtingen zijn opgeleid, spelen hierbij een voorname rol. Verontrustend is dan ook dat de instroom in de bètaopleidin- | |
| |
gen aan de universiteiten sterk aan het dalen is. Kennelijk is er sprake van een imagoprobleem: voor exacte vakken bestaat relatief weinig waardering.
Het saaie imago van de bètavakken op middelbare scholen kan worden bestreden door meer de nadruk te leggen op concrete toepassingen van het geleerde. Tijdens de studie aan de universiteit dient de student een brede basis aangeboden te krijgen. Die basis ligt vooral in onderzoeksdeskundigheid en een hoogontwikkeld abstractievermogen. Daarnaast moeten er meer contacten tussen universiteiten en het bedrijfsleven worden gelegd. Omdat werkgevers veel waarde hechten aan extracurriculaire activiteiten, is het wenselijk dat bètastudenten zich tijdens hun studie zo breed mogelijk oriënteren.
De kwaliteit van het hele universitaire onderwijs kan overigens worden verbeterd door afschaffing van het lotingsysteem. Het systeem van gewogen loting is immers een tombola. Het is frustrerender te worden afgewezen op grond van een verkeerd lotnummer dan te weten dat anderen nog beter zijn. Een gedegen en eerlijke selectie op basis van eindexamencijfers en een motiveringsgesprek staat niet op zichzelf. Belangrijk is ook dat studenten tijdens hun opleiding een goede begeleiding krijgen en tussentijds worden voorzien van een bindend studieadvies. Het hoger beroepsonderwijs moet verder de ruimte krijgen om die studenten op te vangen die niet gekwalificeerd zijn voor de wetenschapsbeoefening maar aanleg hebben voor meer op de praktijk gericht hoger onderwijs.
‘Goed onderwijs maakt mensen weerbaar en brengt hun mogelijkheden tot ontplooiing. Een samenleving waarin alle burgers goed zijn opgeleid naar de mate van hun kunnen, bezit innerlijke veerkracht en staat economisch sterk,’ zo wordt de onderwijsparagraaf van het regeerakkoord ingeleid. Vooral om iedereen gelijke kansen te bieden is het van belang onderwijs op maat te geven dat zo naadloos mogelijk aansluit op de behoeften én capaciteiten van de individuele mens.
|
|