enkele reden zich te laten einschüchtern. De Europese Raad besluit bij unanimiteit, dus daar heeft Nederland dezelfde invloed als voorheen. In de Raad van Ministers heeft Nederland de helft van het aantal stemmen van Duitsland en ook dat blijft zo. Hoezo marginalisering? Het debat over de eu moet nodig worden gededramatiseerd.
De vorige Italiaanse premier, Romano Prodi, heeft dreigende taal jegens Nederland gebezigd. Nederland moest maar een aparte groep vormen met landen die minder vergaand willen samenwerken. Een voorhoede van landen zou dan de beste weg voorwaarts zijn. Maar hoe zou die voorhoede er dan uitzien? Zou die zich weerspiegelen in een deel van het Europees Parlement, een deel van de Europese Commissie, een deel van de Raad van Ministers? Het is een loos dreigement.
In september 2007 is in Amsterdam een conferentie over ‘Amsterdam Financieel Centrum’ gehouden. De financiële sector vertegenwoordigt 6,7 procent van ons bruto nationaal product en houdt in Amsterdam 50.000 mensen bezig. Veel ideeën zijn tijdens die conferentie over de tong gegaan: kennis, flexibiliteit, innovatie, snelheid. Het woord eu is nauwelijks gevallen.
Nederland staat en valt met zijn concurrentiekracht. Die is gebaat bij een waarachtige open interne markt voor dienstenverkeer (die al in het oorspronkelijke Verdrag van Rome stond) evenals bij een liberalisering van de posterijen in 2009. In beide gevallen ligt Frankrijk dwars. Dat lost men niet op door een nieuw verdrag. ‘Europa verkeert in een crisis.’ Hoezo, crisis? Toch niet vanwege die verdragswijziging?
Niet iedereen houdt van klare wijn. Zo meent Jean-Luc Dehaene, voormalig minister-president van België, dat het gevaarlijk is te veel over transparantie en helderheid binnen de eu te praten. Maar men kan de kiezers niet bij voortduring om de tuin leiden.
Wat is het verschil tussen het oorspronkelijke ontwerpverdrag (de zgn. ‘Grondwet’) en het in Berlijn herziene ontwerp-