| |
| |
| |
12
Gesprek met Jir̆í Pelikán
Tijdens het ius-congres in Praag heb ik de secretaris-generaal Jir̆í Pelikán van een afstand bezig gezien. Jaren later ontmoette ik hem weer op een conferentie in Lissabon. Op 27 november 1994 kwam het volgende gesprek in Amsterdam tot stand. Het is beschreven in NRC Handelsblad van 1 december 1994 door H.M. van den Brink: ‘Een herijking voor twee heren’.
Bolkestein: U werd geboren in 1923. Vijftien jaar later werd Tsjecho-Slowakije door de Duitsers geannexeerd. Was u in uw jeugd geïnteresseerd in politiek?
Pelikán: Ja. Die tijd heeft een blijvende invloed op mij gehad. Mijn jeugd werd heel erg gestempeld door de spanning die voelbaar was in mijn geboortestad Olomouc. Met een bevolking die voor een derde uit Duitsers bestond, was het een gemengde stad. Ik ging naar een Tsjechische school. De Duitse kinderen gingen naar een Duitse school, maar we speelden samen. Toen Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam en bij de verkiezingen in Tsjecho-Slowakije in 1936 een meerderheid van de Duitse bevolking op de nazi-partij van Henlein stemde, hadden ze een programma van Heim ins Reich, wat de eenwording met Duitsland betekende. Zelfs de verhouding tussen ons kinderen was gespannen geworden. We speelden niet langer samen. Integendeel, we vochten met elkaar.
Natuurlijk werd ik beïnvloed door de politieke ontwikkelingen in Tsjecho-Slowakije en elders. Mijn broer, een student medicijnen, zat in de politiek. Hij was lid van een communistische vereniging. Ook ik volgde de radio en de kranten. Ik had een notitieboekje waarin ik schetsjes maakte van de politieke gebeurtenissen. Mijn vader was beeldhouwer en vrij bekend in Tsjecho-Slowakije, en ik probeerde zijn voorbeeld te volgen. Ik maakte echte schilderijen maar ook het soort tekeningen dat de gebeurtenissen in de wereld illustreerde. De grootste invloed op mij
| |
| |
had de burgeroorlog in Spanje en de invasie van Ethiopië door Italiaanse fascisten. Tsjecho-Slowakije was een eiland van democratie in Midden-Europa, niet alleen omringd door nazi-Duitsland maar ook door de Hongaarse en Poolse autoritaire staten. Het gevoel heerste dat de Tsjechische democratie werd bedreigd door de nazi's. De communistische partij had een slogan verbreid die luidde: ‘Door Madrid te verdedigen, verdedigen we ook Praag.’
Deze slogan werd door de geschiedenis gerechtvaardigd, want toen Madrid werd veroverd door Franco's leger viel Praag in handen van de nazi's. De meerderheid van de Tsjechische en Slowaakse intelligentsia stond in die tijd aan de kant van de Spaanse republikeinen. Ook veel Duitse antifascisten kwamen toen van Duitsland naar Praag. We konden kranten en tijdschriften lezen waarin de nazi-verschrikkingen uit de doeken werden gedaan. Dat had een grote invloed op me en ik werd ook lid van een soort jeugdvereniging. Op zichzelf niet communistisch, maar beïnvloed door de communistische partij. De leider van onze groep becommentarieerde alle gebeurtenissen voor ons. Hij had kritische ideeën over de Sovjet-Unie en beschuldigde haar ervan dat ze niet genoeg wapens en andersoortige hulp stuurde naar het Spaanse republikeinse leger. Dit betoog bracht me aan het twijfelen. Ik sprak erover met mijn broer. Mijn broer zei tegen me dat er misschien bepaalde dingen waren die we niet konden begrijpen, maar dat er slechts twee symboolpersoonlijkheden waren die telden: Hitler en Stalin. Er kon geen twijfel over bestaan aan welke kant we moesten staan. Dit dogmatische denken dat je aan één kant moest staan en de andere kant als de vijand moest beschouwen, bepaalde ons denken in die tijd voor een groot deel.
Ik werd ook beïnvloed door sociale onrechtvaardigheid en verschillen. Veel jongens die naar dezelfde school gingen als ik aten droog brood. Sommigen hadden helemaal geen brood en kregen het van mij. Mijn moeder maakte soms soep voor de werklozen. Ik herinner me de rij van mensen die op hun soep wachtten. Ik was nog niet in staat te begrijpen wat een pluralistische parlementaire democratie en een markteconomie en hun voordelen waren. Ik had een emotionele kijk op de dingen en zag alleen de negatieve aspecten van onze eerste (vooroorlogse) re- | |
| |
publiek, zoals werkloosheid en sociaal onrecht. Om die reden raakte ik beïnvloed door communistische ideeën. Niet omdat ik Marx, Hegel of Lenin kon lezen, maar omdat ik geloofde dat de communisten vochten tegen Hitler en Mussolini. Natuurlijk zonder te weten wat zich in Moskou afspeelde. Als iemand me toen had verteld dat onschuldige mensen in de Sovjet-Unie werden geëxecuteerd, weet ik niet of ik hem zou hebben geloofd. Toen volgde het dictaat van München, in oktober 1938, toen Tsjecho-Slowakije door zijn westerse bondgenoten aan zijn lot werd overgelaten.
Ik herinner me de mobilisatie van september 1938 toen Hitler Tsjecho-Slowakije openlijk dreigde. Mijn vader wilde in het leger, maar hij was de veertig gepasseerd, dus hij werd niet toegelaten. Hij kon wel janken. Toen Tsjecho-Slowakije het dictaat van München, gevolgd door de capitulatie, werd opgelegd, zag ik soldaten terugkeren van de verdedigingslinie, huilend als kinderen omdat ze de Tsjechische republiek wilden verdedigen of ze nu communist waren of anticommunist. Het dictaat van München, met het verraad van de westerse democratieën, heeft een beslissende invloed op Tsjecho-Slowakije gehad.
Bolkestein: Laten we teruggaan naar de pre-Hitlerperiode. U leefde in een plaats waar een derde van de inwoners Duitsers waren. Welke taal spraken jullie toen jullie als kinderen met elkaar speelden? Waren de verhoudingen tussen de Duitsers en de Tsjechen vriendschappelijk? Had u het gevoel dat de Duitsers geïntegreerd waren in de Tsjechische samenleving? Kafka schreef het zuiverste Duits dat men zich kan voorstellen.
Pelikán: De Tsjecho-Slowaakse republiek werd geboren in 1918 op de ruïnes van de voormalige Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Voor de nieuwe staat had de conferentie in Versailles de vroegere grenzen van het Tsjechische koninkrijk erkend, wat betekende dat 3,5 miljoen Duitsers in de nieuwe republiek moesten leven, met een totale bevolking van zo'n tien miljoen mensen. Dus de Duitsers vormden een relatief grote groep. Er waren ook andere minderheden als de Polen, de Oekraïeners en de Hongaren en natuurlijk enkele kleinere groeperingen. President Masaryk beklemtoonde dat Tsjecho-Slowakije een multi- | |
| |
nationale staat was waar alle naties en minderheden dezelfde rechten hadden.
Hoewel de Duitsers na 1918 zich probeerden te verzetten tegen de Tsjechische republiek, waren ze later verplicht het fait accompli te aanvaarden. Ze hadden politieke partijen van rechts tot links. Ze hadden hun vertegenwoordiging in het parlement. Er waren Duitse scholen, van de lagere school tot aan de universiteit in Praag. Ze hadden kranten en radiostations. Tsjecho-Slowakije was een model voor de coëxistentie van naties. Toen kwam Hitler aan de macht in Duitsland en begon hij te spreken van een groter Duitsland. De meerderheid van de Sudeten-Duitsers stemde in 1936 op de partij van Konrad Henlein, de zogenoemde Sudetendeutsche Partei.
Wat de coëxistentie ook aantastte, was de economische crisis van de jaren dertig. Deze trof vooral de arme gebieden die werden bewoond door Duitse arbeiders in de textielindustrie en in de landbouw. Dus de meerderheid van de Duitsers, met uitzondering van sociaal-democraten, liberalen en communisten, voelde zich, ongeacht haar nationale gevoelens, veronachtzaamd en rekende op Duitsland om een eind te maken aan de crisis. Wat de taal betreft: wij Tsjechen leerden de Duitse taal al op de lagere en de middelbare scholen en de Duitsers leerden de Tsjechische taal. Dus we konden met elkaar communiceren. Het eigenlijke conflict begon in 1933 met de komst van het nazisme in Duitsland.
Bolkestein: Dus totdat Hitler kwam waren deze verschillende gemeenschappen en in het bijzonder de Duitse gemeenschap tamelijk gelukkig, omdat ze hun eigen kranten, scholen en cultureel leven hadden, en in die multiculturele samenleving pasten?
Pelikán: Je kon niet zeggen dat ze helemaal gelukkig waren omdat ze, hoewel ze gelijke rechten hadden, bepaalde eisen ten aanzien van autonomie stelden die niet volledig ingewilligd werden. Ook moet men niet vergeten dat de Slowaakse natie door Masaryk werd beschouwd als een deel van de Tsjechische natie, terwijl de Slowaken zichzelf niet zagen als Tsjecho-Slowaken maar als Slowaken. Er was een sterke beweging voor autonomie, die
| |
| |
geleid werd door de katholieke priesters Hlinka en Tiso. Zij gebruikten de bezetting van Bohemen en Moravië op 15 maart 1939 om een onafhankelijke Slowaakse staat te stichten onder Hitlers protectie. De Poolse minderheid in noordelijk Moravië gebruikte dit om zich bij Polen aan te sluiten en de Hongaarse minderheid in Slowakije besloot zich bij Hongarije aan te sluiten. Dus onze coëxistentie werd vernietigd door de capitulatie te München en de bezetting door de nazi's van de rest van de Tsjecho-Slowaakse staat die daarop volgde.
Het moet worden beklemtoond dat de conferentie van München, waarvoor de Tsjecho-Slowaakse vertegenwoordigers niet eens werden uitgenodigd, een besluit betekende zonder enig respect voor Tsjecho-Slowakije als een onafhankelijke staat. Dit had een rampzalige invloed op de Tsjechische bevolking en op de duizenden Tsjechische légionnaires, die tijdens de Eerste Wereldoorlog het Oostenrijkse leger verlieten en overliepen naar de Russen of de Fransen en met de geallieerden vochten en medailles kregen. Na september 1938 gingen ze de straat op in Praag en gooiden ze hun medailles door de ramen van de Franse en Engelse ambassades. Zo groot was hun vernedering. Ze koesterden een soort illusie dat de Sovjet-Unie het land was dat bereid was Tsjecho-Slowakije te helpen in het gevecht tegen Hitler. Ofschoon niemand vandaag de dag kan bewijzen dat de Sovjet-Unie Tsjecho-Slowakije geholpen zou hebben als we hadden besloten te gaan vechten.
Tsjecho-Slowakije had geen gemeenschappelijke grens met de Sovjet-Unie en de Poolse regering zou het sovjetleger niet hebben toegestaan door Polen te trekken. Aangezien het sovjetleger in 1941 niet klaar was voor de oorlog, zou het dat ook niet zijn geweest in 1939.
Bolkestein: Een paar weken geleden sprak ik in Praag met de voorzitter van het Tsjechische parlement. Hij zei dat Tsjecho-Slowakije het verwende kind was van het verdrag van Versailles. Hij bedoelde dat Tsjecho-Slowakije op de kaart was gezet door Wilsons idee van zelfbeschikking en dat in Versailles te gemakkelijk werd aangenomen dat al die verschillende gemeenschappen binnen zijn grenzen zouden kunnen leven.
| |
| |
Pelikán: Daar ben ik het niet mee eens. Ik beschouw dat als een verkeerde en zelfs gevaarlijke opvatting, omdat dit het bestaan van de Tsjecho-Slowaakse republiek in twijfel trekt. We kunnen verschillend denken over het verdrag van Versailles, bijvoorbeeld over de kwestie of bepaalde vernederingen die Duitsland kreeg opgelegd hebben bijgedragen aan de opkomst van nazi-Duitsland. Maar we mogen niet vergeten dat het Tsjechische koninkrijk sinds de Middeleeuwen heeft bestaan en dat het een lange traditie heeft gehad. Ook onder de Oostenrijks-Hongaarse monarchie hadden de Tsjechen bijna gelijke rechten als de Oostenrijkers en andere minderheden. Maar het Tsjechische en Slowaakse volk wilden hun onafhankelijkheid en in de Eerste Wereldoorlog vochten er meer dan honderdduizend Tsjechische soldaten aan het oosterse en westerse front voor de Tsjecho-Slowaakse republiek. In die zin gaf Masaryk uitdrukking aan de aspiraties van het Tsjechische en Slowaakse volk.
Sommige mensen discussiëren nog steeds over de vraag of het beter zou zijn geweest als de Oostenrijks-Hongaarse monarchie was blijven voortbestaan als een federale staat in Centraal-Europa. Tsjechische politici voor de Eerste Wereldoorlog, Masaryk inbegrepen, waren niet tegen de Oostenrijkse monarchie. Integendeel, grote Tsjechische persoonlijkheden, zoals Palacký, waren lange tijd ervan overtuigd dat we onder een Oostenrijkse monarchie als natie beter beschermd zouden zijn dan in een groter Duitsland. Maar de Oostenrijkse monarchie had haar onvermogen getoond om zichzelf te hervormen, en door in de Eerste Wereldoorlog aan de kant van Duitsland te vechten had ze zichzelf in diskrediet gebracht in de ogen van het Tsjechische volk, dat deze oorlog niet als de hunne beschouwde en weigerde te dienen in het Oostenrijkse leger en elke gelegenheid aangreep om tegen de Oostenrijkse militaire macht te vechten. Ik zou daarom willen zeggen dat Tsjecho-Slowakije een legitiem resultaat was van de Eerste Wereldoorlog.
Bolkestein: De woede van het Tsjecho-Slowaakse volk ten tijde van de capitulatie van München is begrijpelijk. Maar niet lang daarna was er het Molotov-Ribbentroppact. Nam dit niet alle hoop weg bij het Tsjechische en het Slowaakse volk dat de Sovjet-Unie hun verlosser zou zijn?
| |
| |
Pelikán: Dat pact was ongetwijfeld een grote teleurstelling, een grote schok voor ons allen. Als middelbare scholier was ik bereid iets te doen tegen de vernedering van ons land. Toen de Duitsers de rest van Tsjecho-Slowakije bezetten, wat een logisch gevolg was van het dictaat van München, hadden we geen mogelijkheid om onszelf te verdedigen. Het gebeurde op 15 maart 1939. Ik zei tegen mijn broer dat ik mee wilde doen aan het verzet. Na München besloot de meerderheid van de Tsjecho-Slowaakse politieke partijen zichzelf te ontbinden. De enige politieke partij die weigerde dat vrijwillige besluit te nemen was de communistische partij. Die zei dat ze ondergronds zou gaan en zou blijven vechten tegen de resultaten van München. Mijn broer vroeg me mee te helpen met het drukken en verspreiden van illegale kranten en pamfletten tegen de bezetting. Hij nodigde me in de zomer van 1939 ook uit op een studentenkamp waar jonge studenten uit verschillende delen van Moravië zich voorbereidden op de ondergrondse strijd. Vele leiders van de communistische partij waren toen gearresteerd. Anderen, die nog vrij waren, stonden onder controle van de Gestapo.
De partij zocht dus jonge mensen die niet bekend waren en die in staat waren ondergronds te werken. Ik was er enthousiast over. Niet omdat ik een overtuigd communist was, maar omdat ik iets wilde doen tegen de Duitse bezetting. In zo'n gevecht kun je niet in je eentje opereren. Je hebt een gemeenschap nodig. Natuurlijk waren de communisten niet de enigen die tegen de bezetting waren. Integendeel, in het verzet zaten ook sociaaldemocraten, liberalen, nationalisten, katholieken en protestanten en vele anderen. In feite was er geen nationale Tsjechische collaborerende partij, met uitzondering van enkele antisemitische en fascistische groeperingen.
Ik nam deel aan dat zomerkamp in augustus 1939. Het was daar dat een afgezant van het Centraal Comité van de ondergrondse communistische partij verscheen om mijn broer - als hoofd van het kamp - op te roepen en hem uit te leggen dat over een paar dagen het Molotov-Ribbentroppact zou worden gesloten. Dat was een schok voor ons allen. De verklaring was dat het noodzakelijk was het sovjetleger voor te bereiden om de Duitse aanval, die onvermijdelijk werd geacht, beter te kunnen weerstaan. Een andere reden was dat de westerse landen niet van
| |
| |
plan waren een echte oorlog te beginnen tegen Duitsland en dat ze alleen maar op een gelegenheid wachtten om tot een akkoord te komen met Duitsland en Duitsland te gebruiken om de Sovjet-Unie te vernietigen.
Omstreeks die tijd bevond zich het Tsjecho-Slowaakse communistische gezag onder leiding van Gottwald en Slánský in Moskou. Van daaruit zonden ze richtlijnen naar de ondergrondse communistische partij in ons land. In verband met het Molotov-Ribbentroppact was de inhoud van deze instructies de bevestiging dat onze belangrijkste vijand het Anglo-Amerikaanse kapitalisme was. De Duitse soldaten waren - zo werd herhaald - proletariërs in Duitse uniformen en we moesten hen niet beschouwen als onze vijanden.
Toen deze richtlijn de ondergrondse partij bereikte, werden we in grote verwarring gebracht. We weigerden dit idee. We zetten onze strijd tegen de nazi-bezetting voort en drukten illegale pamfletten en riepen de bevolking op tot verzet en sabotage. Maar onze activiteiten werden onderbroken tegen het einde van april 1940, toen ik werd gearresteerd, samen met mijn broer en enkele honderden communistische activisten. In de gevangenis zaten communisten en anticommunisten, en onze discussies waren behoorlijk heftig. De niet-communisten beschuldigden ons ervan dat we bondgenoten en handlangers van de Duitsers waren. Maar wij verdedigden ons door uit te leggen dat we net als zij vochten tegen de Duitse bezetting. Aan deze ruzie kwam pas een eind in 1941 toen Hitler de Sovjet-Unie aanviel.
Bolkestein: U noemde de Spaanse burgeroorlog. Hebt u enig idee wat er gebeurd zou zijn in Spanje als de republikeinse kant had gewonnen?
Pelikán: Dat is heel moeilijk te zeggen. Je kunt de geschiedenis nooit voorspellen. De republikeinse regering was een legale regering. Franco werd gesteund door Hitler en Mussolini, en de westerse democratieën toonden opnieuw hun zwakheid door de Duitse nazi's en de Italiaanse fascisten te respecteren en hun neutraliteit te proclameren. Ze voerden zelfs een blokkade uit van republikeins Spanje. Wat ik nu weet over de interne conflicten in het republikeinse kamp en de rol van de sovjets, was des- | |
| |
tijds niet bekend. Ik volgde met bewondering de ongeveer drieduizend Tsjechen die naar Spanje gingen om in de internationale brigade te vechten.
Bolkestein: Hadden de Franse en Britse regeringen de oorlog moeten verklaren toen Hitler het Sudetenland bezette?
Pelikán: Ja. Die optie was vruchtbaarder dan de oorlogsverklaring in september 1939, toen Hitler sterker was. Tsjecho-Slowakije had een modern leger in 1938, met een goede moraal. Door Tsjecho-Slowakije aan zijn lot over te laten plaatsten Groot-Brittannië en Frankrijk zichzelf in een ongunstige positie. We hebben eindeloze discussies gevoerd, en voeren die nog steeds, over de vraag of president Benĕ er juist aan deed om het dictaat van München te aanvaarden zonder het leger opdracht te hebben gegeven om te vechten. De communisten hebben deze beslissing altijd bekritiseerd.
Deze discussie oefende tijdens de oorlog een permanente druk uit op Benes̆ van de kant van de communisten. Na de oorlog bleef hij hier heel gevoelig voor. Het was in feite zijn blijvende obsessie. Dat was ook de reden waarom hij in februari 1948, toen de regeringscrisis hem opnieuw in een doorslaggevende positie bracht en hij het leger kon vragen tegen de communisten te interveniëren, zich niet in staat voelde dat te doen. Gottwald, de leider van de communistische partij, hield hem steeds voor: ‘U hebt niet de moed gehad het Tsjecho-Slowaakse leger de opdracht te geven zich te verzetten tegen de Duitsers. Hoe zou u nu het leger kunnen opdragen om tegen een deel van de bevolking te vechten?’
De militaire specialisten verschilden van mening in 1938. De een zei dat Tsjecho-Slowakije in staat zou zijn zich gedurende enkele weken te verzetten. Anderen zeiden dat het niet mogelijk was, ondanks het moderne oorlogstuig, omdat Tsjecho-Slowakije na de Duitse bezetting van Oostenrijk een heel lange grens met Duitsland had. Niet alleen Duitsland, maar ook Polen en Hongarije waren toen betrekkelijk vijandig. Dus ik denk dat een echte oorlog tegen Duitsland in 1938 niet mogelijk was geweest zonder hulp van buitenaf. Het zou waarschijnlijk beter geweest zijn voor de moraal van de bevolking om ten minste een paar da- | |
| |
gen weerstand te bieden. Blijft het feit dat we ons in deze crisis niet hebben verdedigd. In 1948 en 1968 waren de mensen evenmin in staat hun vrijheid en onafhankelijkheid te verdedigen. Tsjecho-Slowakije was gedemoraliseerd door het trauma van 1938 en de consequenties zijn vandaag de dag nog aanwezig.
Bolkestein: U werd gevangengenomen door de Gestapo. Waarom en wanneer en waar gebeurde dat?
Pelikán: We maakten deel uit van het zogenaamde technische apparaat van de ondergrondse communistische partij, die haar ondergrondse krant met de titel Rudé Právo moest verspreiden. We verspreidden pamfletten tegen de Duitse bezetting van ons land. We probeerden een groep jonge mensen bijeen te brengen, voornamelijk studenten, om deel te nemen aan de verzetsbeweging. Het was een paar dagen voor 1 mei 1940 dat we voor het eerst een grote actie ondernamen. We gingen naar fabrieken - 's nachts natuurlijk - en deelden een pamflet uit waarin de arbeiders werd gevraagd te gaan staken op de eerste mei. De Gestapo, gealarmeerd door deze actie, arresteerde zevenhonderd mensen, waaronder enkele leiders van de ondergrondse communistische partij, en onderwierp hen aan martelingen. Ook mijn naam werd genoemd door de secretaris van het districtscomité van de communistische partij, die aan brute marteling werd onderworpen.
Ik werd gearresteerd op 29 april 1940. Bijna tezelfder tijd werd mijn broer gearresteerd. Die dag werden er rond vierhonderd mensen gearresteerd in verband met die pamfletaffaire. Ik werd in de gevangenis gestopt, wat voor mij een verschrikkelijke gebeurtenis was. Maar tegelijk was het een nuttige leerschool voor het leven, omdat ik in de gevangenis zat met heel verschillende mensen: arbeiders, intellectuelen, officieren uit het leger, priesters, enzovoort. We waren als mensen die in een ziekenhuis of leger bij elkaar gebracht zijn en openhartig over hun privéproblemen spreken. We zagen veel mensen gemarteld en zelfs doodgeslagen worden. Er waren ook elke nacht deportaties naar de concentratiekampen. Niemand wist waarheen hij werd gedeporteerd en of hij terug zou keren.
De Gestapo had geen systeem. Sommige mensen werden al- | |
| |
leen al gearresteerd omdat ze grappen maakten over Hitler. Ze werden soms naar een concentratiekamp gestuurd, waar ze stierven. Soms werden mensen die illegale boeken en materiaal hadden gedrukt en verspreid, vrijgelaten. De atmosfeer van absolute onzekerheid over wat er met hen zou gebeuren obsedeerde deze mensen. Ze zeiden: ‘Als je vrijkomt, wil je dan alsjeblieft mijn vrouw dit en dat vertellen.’ Ik heb dus honderden mensen kunnen bestuderen, wat ik nooit gedaan zou hebben in het gewone leven. Ik heb vele moedige mensen gezien die werden gemarteld maar weigerden de Gestapo de namen van hun kameraden te vertellen. De arbeiders waren beter tegen de martelingen opgewassen dan de intellectuelen. Onder die zeer moedige vechters bevonden zich veel communisten.
We waren met vier uit dezelfde klas, allemaal onder de achttien. In die tijd erkenden zelfs de Duitse autoriteiten bepaalde wetten voor minderjarigen en we werden als zodanig behandeld. We werden na verscheidene maanden arrest ondervraagd door een Duitse rechter.
‘Wat was de drijfveer van jullie ondergrondse werk?’ vroeg hij. We antwoordden: ‘We denken dat de Sovjet-Unie nu een bondgenoot is van Duitsland.’ Hij zei: ‘Hoe komen jullie zo dom?’ En wij antwoordden: ‘Het is voor leerlingen van ons gymnasium verboden zich in politiek te interesseren.’ Dus werden we vrijgelaten in oktober, na zes maanden gevangenis. We moesten ons melden bij het Gestapo-kantoor en ik kon de stad niet verlaten. Er zou weer een gerechtelijk onderzoek komen na onze achttiende verjaardag. Ik werd onder druk van de Gestapo van het gymnasium verwijderd. Ik werkte toen in het atelier van mijn vader als assistent-beeldhouwer. Onze leraar van het gymnasium zei tegen mij en mijn vrienden: ‘Bereid je voor op het eindexamen, zodat je in mei 1941 examen kunt doen zonder op school te zijn.’
Ik kon toen geen ondergronds werk doen omdat ik onder controle stond van de Gestapo. Toen ik op de radio het nieuws hoorde van de Duitse aanval op de Sovjet-Unie wist ik dat de Gestapo me zou komen arresteren. Het was ongeveer vijf of zes uur 's ochtends. Ik werd gewekt door mijn ouders en zij hielpen me verdwijnen. Ik nam de eerste trein en ging naar de bergen. Voor mijn vertrek schreef ik een brief aan mijn ouders waarin ik
| |
| |
ze vertelde dat ik had besloten het huis te verlaten vanwege diepe onenigheid en dat ze me niet meer terug zouden zien. Dat werd gedaan om hen te beschermen tegen de Gestapo. Een paar uur later kwam de Gestapo naar ons huis om me te arresteren. Mijn ouders zeiden dat ze niet wisten waar ik me schuilhield. De Gestapo zette mijn naam op de lijst van gevaarlijke criminelen en die werd naar alle politiebureaus gezonden.
Aangezien ze mij niet konden vinden, was de Gestapo ervan overtuigd dat ik erin was geslaagd naar het buitenland te ontsnappen en arresteerde ze mijn ouders in 1942. Het was een algemene actie tegen alle ouders of verwanten als gijzelaars voor de mensen die naar het buitenland waren gegaan. Vele duizenden mensen werden gearresteerd en naar concentratiekampen gezonden. Mijn moeder stierf in een daarvan, maar mijn vader overleefde het. Onze flat werd in beslag genomen door een hoofdman van de Gestapo.
Bolkestein: Werd u mishandeld?
Pelikán: Aanvankelijk werd ik geslagen, maar we troffen het dat de leider van onze groep, van wie men dacht dat die tegelijk met ons was gearresteerd, ontsnapte. De Gestapo verhoorde nooit onmiddellijk als je in de gevangenis kwam. Je wist niet wat er aan de hand was en je hoorde mensen huilen. Je werd bang. Mijn vriend, die vóór mij werd verhoord, zei: ‘Gewoon zeggen dat je een pamflet hebt gekregen van iemand in het station die je niet kende.’ Dat was de reden waarom we niet zijn gemarteld. De Gestapo hechtte niet veel geloof aan dit verhaal, maar tegelijk wilden ze uitzoeken wie de leider van de ondergrondse partij was.
Bolkestein: Wat gebeurde er daarna met u?
Pelikán: Zoals ik al zei, ontsnapte ik in juni 1941. Ik ging eerst naar de bergen waar we een paar verwanten en vrienden hadden. Aanvankelijk verbleef ik bij een paar boeren die bereid waren mij voedsel te geven. Tezelfder tijd was ik op zoek naar valse documenten. Omdat je, wanneer je werd aangehouden door de politie zonder een identiteitskaart, volgens de noodwet gedood
| |
| |
kon worden. En degenen die jou als onderduiker hadden, zouden ook zijn gedood. Een paar vrienden verschaften me documenten met een verzonnen naam waarmee ik als boer kon werken. Maar ze waren niet erg goed gemaakt, zodat ze als vervalsingen zouden worden herkend.
Ik was dus genoodzaakt naar een andere plaats te gaan. Met behulp van een katholieke priester kon ik enkele maanden verblijven in de clausuur van een klooster. Niemand kon daar binnenkomen, want er waren alleen maar katholieke nonnen. Ze stonden mij toe daar enige tijd te leven totdat ik nieuwe identiteitspapieren had. Die werden op naam van een werkelijke persoon gezet. Een man die werkelijk bestond, maar verlamd was. Zijn familie was verhuisd naar Zuid-Moravië, dat deel uitmaakte van de Duitse staat. Het werd door een grens van het Protektorat gescheiden. De man die me hielp, ging naar de administratie van het dorp waar deze man was geboren, en zei dat hij geboortedocumenten nodig had en documenten over zijn zogeheten binnenlandse rechten. Met deze documenten gingen we naar de lokale Duitse autoriteiten en kregen we een identiteitskaart en ze vonden een plaats voor me in een bergdorp, waar ik de gemeentesecretaris werd.
Ik verdiende niet erg veel, maar het belangrijkste was dat ik een naam en een positie had. Het was ook een plaats waar de Duitsers niet erg veel belangstelling voor hadden. Ik was daar van januari 1942 tot het einde van de oorlog. Het was ook een goede leerschool voor me, omdat ik als gemeentesecretaris van het dorp - het had ongeveer duizend inwoners - verplicht was overal voor te zorgen: administratie, voedselbonnen, bonnen voor schoenen enzovoort. Ik stond in dagelijks contact met al deze mensen - voornamelijk arme boeren en arbeiders - en ze waren erg goed. Er was niemand die met de Duitsers zou collaboreren.
Bolkestein: Waar werd uw moeder opgepakt?
Pelikán: Mijn beide ouders werden naar een concentratiekamp in Zuid-Moravië gedeporteerd. Mijn moeder was van joodse komaf. Maar dat was waarschijnlijk niet de belangrijkste reden, zoals ik later van mijn zuster hoorde. Toen mijn vader in het
| |
| |
concentratiekamp zat, ontdekten de ss-bewakers dat hij een beroemde beeldhouwer was. Ze wilden dat hij een paar portretten van hen maakte en hij weigerde dat. Ze werden woedend. Voor straf zonden ze mijn moeder naar Auschwitz. We weten niet precies wat er met haar is gebeurd en wanneer ze stierf. Het was waarschijnlijk in 1943.
Bolkestein: Wat gebeurde er toen met uw vader?
Pelikán: Het sovjetleger bevrijdde hem in april 1945. Hij keerde terug naar ons huis in Olomouc als het eerste lid van ons gezin. Het enige lid van ons gezin dat vrij was gebleven, was mijn zuster. Maar zij was verplicht ons appartement te verlaten, dat werd bezet door het hoofd van de Gestapo. Ze had een heel zwaar leven. Ze probeerde in contact te blijven met mijn ouders en ook met mijn broer, die gevangen zat in Oostenrijk. Soms mocht ze hun wat voedsel brengen. Ze stond ook met mij in contact, maar op een zeer gecompliceerde manier, omdat ze werd gevolgd door de Gestapo.
Bolkestein: Hoe was de atmosfeer in dat dorp waar u verbleef?
Pelikán: In de winter van 1942-1943 was er de beroemde veldslag van Stalingrad. Die gaf ons de overtuiging dat de Sovjet-Unie een heel belangrijke rol speelde en zou spelen in de oorlog en daarna. Stalingrad was een grote nederlaag voor het Duitse leger, dat tot dan toe gestaag was opgerukt. Duitsland kondigde drie dagen van rouw af. In ons dorp vierden de mensen dit door met wodka te toosten op de nederlaag van Hitler. Op de een of andere manier nam het alle twijfels weg over de Sovjet-Unie die we hadden ten tijde van het Hitler-Stalinpact. Ook kwamen de sovjetkrijgsgevangenen die uit de concentratiekampen waren ontsnapt toen naar de bergen en vormden zij de eerste partizanengroepen. Omdat ons dorp geïsoleerd was en zij in de bergen leefden, kwamen ze voedsel vragen en wij verschaften dat. Dit duurde tot 1945.
Bolkestein: Slowakije was een protectoraat, nietwaar?
| |
| |
Pelikán: De Duitsers riepen het uit tot een onafhankelijke republiek onder Tiso, die een priester was. Maar in feite was het een Duits protectoraat, dat Hitlers bevelen strikt opvolgde. Het vervolgde joden en antifascisten en verklaarde de Sovjet-Unie de oorlog en zond een divisie naar het oostelijk front. Maar de Slowaakse soldaten grepen elke gelegenheid aan om de grens over te steken en zich bij het Tsjecho-Slowaakse leger te voegen, dat na 1941 in de Sovjet-Unie was gevormd.
Bolkestein: Was er enig verschil tussen de Tsjechen en de Slowaken vis-à-vis de Duitsers?
Pelikán: Ze hadden niet hetzelfde gevoel omdat de Tsjechen zich voelden als in een bezet land waar de Duitsers hun belangrijkste vijanden waren. In Slowakije was dat anders. Voor de Slowaken was Hongarije vanouds de vijand. Vóór de vorming van de Tsjecho-Slowaakse republiek in 1918 maakten ze deel uit van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie en werden ze door de Hongaren veel slechter behandeld dan de Tsjechen. Ze hadden geen rechten en geen scholen. Ze werden onderdrukt en in de staat van onderontwikkeld landbouwgebied gelaten. Ze voelden daarom geen enkele vijandschap voor de Duitsers, wel voor de Hongaren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er genoeg te eten in Slowakije. Ze waren beter af dan de Tsjechen.
Na de oorlog wilden de Slowaken de Tsjecho-Slowaakse republiek vernieuwen, maar met een aanzienlijke mate van autonomie voor hen. De Tsjechische leiders Benes̆ en Gottwald beloofden hun dat ze een dergelijke autonomie zouden krijgen. Maar na 1948 introduceerde Gottwald het sovjetmodel van een gecentraliseerde staat. De Slowaken voelden zich steeds meer onderdrukt en veel van hun leiders werden gearresteerd. Verschillende Slowaakse communistische leiders als Husák, Clementis en Novomeský werden beschouwd als bourgeois nationalisten en veroordeeld tot vele jaren gevangenis, voordat ze in 1968 werden gerehabiliteerd.
Bolkestein: Voordat we ingaan op de periode 1945-1948 misschien nog een paar vragen. Zou u uw familie beschouwen als een, in communistische termen, bourgeois familie? Uw vader
| |
| |
was een beeldhouwer. Was uw familie, materieel gezien, in goeden doen?
Pelikán: Ja, hoewel mijn vader en mijn moeder beiden uit arme families kwamen. Mijn vader kon studeren aan de Academie voor Beeldende Kunsten onder de Oostenrijkse monarchie en werd tamelijk bekend na de Eerste Wereldoorlog. In die tijd verdiende hij veel geld en bouwde hij zijn eigen huis. We kenden geen luxe, maar er waren geen problemen met eten. Als ik mijzelf met mijn schoolvrienden vergeleek, ervoer ik het als onrechtvaardig dat ik was bevoorrecht.
Bolkestein: Strekte dat u tot nadeel in uw carrière in de communistische partij?
Pelikán: Ja. Ik hoorde niet bij het zogeheten arbeiderskader, dat gewoonlijk de basis was voor zo'n carrière. Er was enige argwaan over mijn afkomst, maar het was geen werkelijk obstakel, omdat ik in het verzet had gezeten. Na de oorlog was het erg belangrijk voor je imago of je in het verzet had gezeten of niet.
Bolkestein: Een laatste vraag over de periode voor '45. Dat Kafka in het Duits schreef heeft me altijd geïntrigeerd. Sommigen beweren dat de beschaafde taal in Praag voor de oorlog het Duits was. Is dat waar?
Pelikán: Nee. Praag had een drievoudige cultuur: Tsjechisch, Duits en joods. De meeste joodse schrijvers als Kafka schreven in het Duits. Het was dus een mengsel van culturen, maar de belangrijkste taal was die van de meerderheid van de bevolking, dat wil zeggen Tsjechisch. De Tsjechische taal werd oorspronkelijk door de Oostenrijkse monarchie onderdrukt, maar in de negentiende eeuw groeide hij gestaag. Na de Eerste Wereldoorlog tot 1938 ontwikkelde de Tsjechische literatuur zich snel en bracht ze vele belangrijke Tsjechische schrijvers voort. Er waren ook belangrijke joodse en Duitse schrijvers. Er was zowel een Duits als een Tsjechisch theater en er was een onderlinge beïnvloeding tussen deze drie culturen. Praag was toen een tolerante stad.
| |
| |
Bolkestein: Was er in Bratislava in diezelfde periode een mengsel van Slowaakse, Duitse en Hongaarse culturen?
Pelikán: Het aristocratische deel van de bevolking verkoos het Hongaars boven het Duits. Als onderdanen van een betrekkelijk jonge natie hechtten Slowaken eraan hun eigen nationale cultuur te ontwikkelen, tamelijk onafhankelijk van de Hongaarse. Aan de andere kant waren ze nauw verwant met de Tsjechische - en de Russische - cultuur.
Bolkestein: Als ik denk aan het Oostenrijks-Hongaarse rijk na de Ausgleich van 1867, kan ik een gevoel van nostalgie nauwelijks onderdrukken. Was dat niet een multiculturele staat zoals we die in Europa zouden willen hebben?
Pelikán: Het probleem begon toen alle nationale minderheden meer en meer nationale, politieke en economische rechten wilden. Aanvankelijk was de meerderheid van de Tsjechische vertegenwoordigers ervan overtuigd dat haar rechten gerealiseerd konden worden binnen de Oostenrijkse monarchie. De Tsjechische historicus Palacký, die wordt beschouwd als de vader van de natie, verklaarde toen de Tsjechen door de Duitsers werden uitgenodigd op het Frankfurter congres van 1848: ‘Wij danken u voor de uitnodiging, maar wij zitten met een probleem. Als wij ons aansluiten bij de Duitsers, zullen wij onze vrijheid hebben, maar waarschijnlijk als natie verdwijnen. Enkele anderen zullen voorstellen dat wij ons bij Rusland aansluiten. Als wij dat doen, zullen wij vrij zijn om onze eigen cultuur en identiteit te ontwikkelen, maar wij zullen onze vrijheid verliezen. Daarom geven wij de voorkeur aan de Oostenrijks-Hongaarse monarchie.’ Deze beroemde brief werd gesteund door de meerderheid van de Tsjechische politici, die voor verbeteringen waren van de Oostenrijkse monarchie in de richting van decentralisatie, maar niet voor volledige onafhankelijkheid van de Tsjechische en Slowaakse volken.
Het idee van volledige onafhankelijkheid kwam alleen op aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, toen de Oostenrijkse monarchie zich bij Duitsland aansloot in de strijd tegen de westerse alliantie en Rusland. Het was onmogelijk voor het Tsjechi- | |
| |
sche volk om zo'n alliantie te aanvaarden en professor T.G. Masaryk - die boven de zeventig was - besloot in ballingschap te gaan. Hij begon een campagne in het Westen en in Rusland voor de onafhankelijkheid van Tsjecho-Slowakije. Aanvankelijk werd hij door veel Tsjechische politici niet begrepen. Maar de oorlog had tot gevolg dat de beloofde hervormingen werden stopgezet, dat de economische situatie verslechterde, dat de onderdrukking sterker werd en dat Tsjechische burgers werden verplicht in het Oostenrijkse leger te gaan, wat ze niet wilden. In die situatie werd onafhankelijkheid een noodzaak en ook een mogelijkheid.
Bepaalde gebeurtenissen in de geschiedenis zijn onvermijdelijk. Dat geldt ook voor de verdrijving van de Duitsers uit Tsjecho-Slowakije na 1945. Dit was niet in de geest van de democratische en tolerante traditie van onze Eerste Republiek. Het was een gevolg van de nederlaag van de Duitsers in de oorlog en van het feit dat de meerderheid van de Duitse bevolking Hitlers regime had gesteund en de Tsjechen had onderdrukt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Anders zou een jarenlange coëxistentie mogelijk zijn geweest. De geschiedenis legt soms andere oplossingen op dan de mensen oorspronkelijk in hun hoofd hadden.
Bolkestein: Bent u dan van mening dat de verdrijving van de Duitsers als zodanig gerechtvaardigd was, maar dat de manier waarop het werd gedaan niet correct was?
Pelikán: Ja. De verdrijving was gerechtvaardigd in die bijzondere situatie, maar de manier waarop het werd uitgevoerd, vooral in het begin, was inderdaad niet correct. Deze overplaatsing van drie miljoen Duitsers was de historische consequentie van de Tweede Wereldoorlog en van wat er was gebeurd voor 1938. De meerderheid van de Duitsers stemde op de partij van Henlein, die had bijgedragen aan de vernietiging van Tsjecho-Slowakije. Sudeten-Duitsers verwelkomden de annexatie door Duitsland in 1938. Voor het Tsjecho-Slowaakse volk was de vroegere coexistentie niet langer mogelijk, na vijf jaar Duitse bezetting die veel slachtoffers had veroorzaakt - bijna een half miljoen Tsjechen. De Tsjecho-Slowaakse regering in ballingschap in Londen kwam met de Tsjechische communisten in Moskou tot
| |
| |
overeenstemming over de verdrijving. Die werd bekrachtigd bij de Potsdam-conferentie in 1945.
Het was een besluit dat verwelkomd en bijgevallen werd door alle politieke partijen in Tsjecho-Slowakije. Uit een moreel gezichtspunt was het besluit niet juist, omdat het een zekere collectieve verantwoordelijkheid impliceerde. Het is hetzelfde verkeerde principe als sommige mensen nu toepassen op alle communisten - de vroegere en de huidige - waarbij ze hun een collectieve verantwoordelijkheid in de schoenen schuiven voor wat er gebeurde tijdens de periode van 1948 tot 1989, zonder een onderscheid te maken tussen verschillende perioden en individuele mensen. Het jaar 1945 was een abnormaal jaar.
Het lijden werd nog steeds gevoeld door het Tsjechische volk. De Tsjecho-Slowaakse regering was niet in staat de situatie in de hand te houden. Er was geen leger, en de politie bestond uit voormalige partizanen. Veel Duitsers werden niet alleen verdreven maar ook mishandeld. Het is juist dat vertegenwoordigers van het Tsjechische volk zich nu zouden moeten verontschuldigen voor die illegale activiteiten en toegeven dat ze, door de Duitsers dit onrecht aan te doen, zichzelf in dezelfde positie plaatsten waarin de Duitsers hadden verkeerd tijdens de oorlog. Deze vormen van onrecht hebben een zekere morele uitwerking gehad op ander onrecht, dat na 1948 tegenstanders van het communistische regime is aangedaan.
Toen ik na de oorlog terugkeerde naar mijn geboortestad had ik alle reden om de Duitsers te haten. Mijn broer en ik hadden in de gevangenis gezeten. Mijn vader ook. Mijn moeder was in een nazi-concentratiekamp vermoord. Toen de Duitsers op verschillende plaatsen werden samengebracht voordat ze naar Duitsland werden getransporteerd, begonnen enkele Tsjechen hen fysiek aan te vallen. De mensen die daarin het actiefst waren, waren degenen die met hen hadden gecollaboreerd tijdens de oorlog en die nu hun grote heldenmoed wilden laten zien.
Ik schreef een artikel in onze plaatselijke krant, getiteld ‘Het fascisme in ons hart’, waarin ik schreef dat het niet juist is de Duitsers op zo'n manier te behandelen. Ze moesten vertrekken, maar niet op die manier. Maar ik stond alleen, zelfs onder mijn eigen vrienden. Toen president Havel na de revolutie van november 1989 tijdens zijn bezoek aan Duitsland zijn excuses aan- | |
| |
bood voor dat deel van onze geschiedenis, werd het niet goed ontvangen door de meerderheid van de bevolking en in het bijzonder de oudere generatie.
Bolkestein: Afgezien van kleinere delen van Tsjecho-Slowakije die door het Amerikaanse leger werden bevrijd, werd uw land bevrijd door het Rode Leger. U ging verder als een militant lid van de communistische partij tussen 1945 en 1948. En toen was er de coup van Praag. Hoe kijkt u nu terug op die periode?
Pelikán: Ik heb nu een kritische houding. Maar het is noodzakelijk om in het oog te houden dat wij - de jongere generatie - behept waren met een zwartwitmentaliteit. Tijdens de oorlog moest je ergens in geloven. Toen ik terugkwam uit de ondergrondse beweging, ging ik in Praag aan de faculteit van politieke wetenschappen studeren. Wij communisten geloofden dat er slechts één waarheid was en dat wij de wijsheid in pacht hadden. In de tweede plaats koesterden we illusies over de Sovjet-Unie. In die tijd ging het gerucht dat het Amerikaanse leger Praag niet had willen helpen in mei 1945, hoewel ze zich slechts op een afstand van zo'n honderd kilometer bevonden. Maar zoals we nu weten werd het geblokkeerd door Stalin. Het werd hun niet toegestaan bij de opstand in Praag te helpen, die op 5 mei 1945 begon. De Amerikanen wilden dat de Sovjet-Unie zou helpen in de oorlog tegen Japan na het einde van de oorlog in Europa, zoals Stalin Roosevelt had beloofd in Jalta.
Het Russische leger kwam op 9 mei 1945 van Berlijn naar Praag. Het was een politieke zet dat Praag door het sovjetleger werd bevrijd. De opstand van Praag, die werd geleid door communisten en niet-communisten, werd niet gewaardeerd door Stalin noch door de verbannen Tsjechische communistische leiders in Moskou. Om een tweede dictaat van München te vermijden wilden we een alliantie met de Sovjet-Unie. We wilden onze eigen, specifieke weg naar het socialisme volgen. Het gevoel heerste dat er niet veel politieke partijen moesten zijn, dat het nieuwe Tsjecho-Slowakije anders moest zijn dan dat van vóór 1938. Het moest een combinatie zijn van democratie en socialisme en sociale rechtvaardigheid. We geloofden dat er een derde weg moest komen, iets tussen kapitalisme en socialisme of
| |
| |
communisme. Zelfs communistische leiders die tijdens de oorlog in Moskou waren, zoals Gottwald, geloofden dat zoiets mogelijk zou kunnen zijn. Ze hadden in zekere zin Stalins zegen.
Stalin ontving ooit een delegatie van de Britse labourpartij. In een beroemd interview zei hij dat het na de Tweede Wereldoorlog niet langer noodzakelijk zou zijn om het socialisme te bewerkstelligen op de sovjetmanier, door de dictatuur van het proletariaat. Een parlementaire manier was ook mogelijk. Dat was ook wat Gottwald - die na het einde van de oorlog van Moskou naar Praag kwam - verschillende malen verklaarde. ‘We zullen bepaalde deformaties’ - hoewel hij dat woord niet gebruikte - ‘van het sovjetmodel niet herhalen, omdat die plaatshadden onder specifiek Russische omstandigheden. We zullen een socialisme ontwikkelen dat is aangepast aan onze economische, politieke en culturele tradities.’
Toen begon de Koude Oorlog. Tsjecho-Slowakije mocht niet deelnemen aan het Marshallplan, ook al had de Tsjecho-Slowaakse regering, onder Gottwald als premier, de uitnodiging aanvaard om deel te nemen aan de conferentie in Parijs. Een delegatie van de regering werd naar Moskou geroepen en Stalin vertelde hun dat het Marshallplan als een vijandige daad werd beschouwd. Bij hun terugkeer in Praag herriepen ze hun eerder genomen besluit. Dat was in feite het einde van een illusie over onze onafhankelijkheid en het idee dat Tsjecho-Slowakije een soort brug zou vormen tussen de Sovjet-Unie en de westerse bondgenoten. Dat idee werd door Stalin vernietigd en daarmee begon de Koude Oorlog.
Bolkestein: In Polen was er tijdens de Tweede Wereldoorlog een grote spanning tussen de Poolse leiders in Moskou en de Poolse regering in ballingschap te Londen. Er waren twee legers in Polen, het ak en dat andere, die hun instructies hetzij van Moskou hetzij van de regering in het Westen kregen. Nu zijn de betrekkingen tussen Polen en de Sovjet-Unie altijd verschillend geweest van die tussen Tsjecho-Slowakije en de Sovjet-Unie. Historisch gezien zijn jullie altijd vrienden van Rusland geweest.
Pelikán: Inderdaad, er waren grote verschillen tussen Tsjecho-Slowakije, Polen en Hongarije. De Tsjecho-Slowaakse commu- | |
| |
nistische partij was legaal tijdens de hele periode van onze Eerste Republiek tot 1938. Ze was alleen illegaal tijdens de Duitse bezetting. Voordat ze de macht greep werd ze een massapartij met twee miljoen leden, zoals die niet bestond in Polen of Hongarije. De communistische regimes in Polen en Hongarije werden min of meer opgelegd door verbannen groepen en het sovjetleger. Terwijl het in Tsjecho-Slowakije, met de verkiezingen in 1948, toen veertig procent communistisch stemde, een heel ander verhaal was.
Bolkestein: In uw boek S'ils me tuent, dat in 1975 werd gepubliceerd, schreef u over de gebeurtenissen van 1948. Bent u nog steeds van mening dat het legitiem was wat er in 1948 in Praag is gebeurd?
Pelikán: Mijn mening is nu anders. Destijds zag ik de strijd tussen communisten en niet-communisten als een gevecht voor een democratisch socialisme. We zagen in de niet-communistische partijen elementen die de Tsjecho-Slowaakse weg naar het socialisme probeerden te saboteren. Al was dat niet waar. Maar de atmosfeer was gespannen in 1947.
Als student zag ik dat de leiders van de nationaal-socialisten en de christen-democraten obstakels probeerden te leggen op de weg naar het socialisme. Nu zie ik de machtsgreep van de communistische partij op 24 en 25 februari 1948 als een tragische gebeurtenis die verschrikkelijke gevolgen voor ons land heeft gehad. Maar ik geloof nog steeds dat het doel van de regering Gottwald niet was een communistische dictatuur te vestigen. Het was nog niet duidelijk dat ze een machtsmonopolie zou geven aan de communistische partij en zou leiden tot de uitsluiting van mensen die er andere meningen op na hielden. Dat kwam later. Ik ben er nog steeds niet zeker van of Gottwald of zelfs Stalin de onderdrukking heeft gewild die toen in Tsjecho-Slowakije een aanvang nam.
Het begin van de terreur was niet alleen de Koude Oorlog maar ook de breuk met Tito. In het conflict met Tito kondigde Stalin het einde aan van iedere discussie over specifieke wegen naar het socialisme. Alle afwijkingen van het sovjetmodel werden als vijandig bestempeld. Dat ging lijnrecht in tegen de de- | |
| |
mocratische tradities van Tsjecho-Slowakije. Het verzet tegen de oplegging van het sovjetmodel werd sterker in Tsjecho-Slowakije dan de communistische partij of Stalin verwachtte. Daarom werd het noodzakelijk dit verzet tegen te werken door onderdrukking. De politieke onderdrukking na 1948 in Tsjecho-Slowakije was tot op zekere hoogte wreder dan in andere communistische landen. Het begon als een onderdrukking van nietcommunisten. Milada Horáková, een van de leiders van de Tsjechische nationaal-socialistische partij, zat tijdens de oorlog in de gevangenis. Niettemin werd ze ter dood veroordeeld. Op dezelfde rechtszitting werd ook Kalandra - de leider van de trotskisten - ter dood veroordeeld. Andere processen en veroordelingen werden gericht tegen de katholieken en de sociaal-democraten. Dit alles culmineerde in het proces tegen Slánský, de secretaris-generaal van de communistische partij, en dertien andere communistische leiders, die allen werden geëxecuteerd. In geen enkel ander land van Oost-Europa werden veertien leiders van de communistische partij geëxecuteerd. Gomułka in Polen werd gearresteerd, maar niet ter dood veroordeeld zoals Slánský. Er waren ook vergelijkbare slachtoffers in Bulgarije, Roemenië en Hongarije. Maar niet deze massa-executie! Dat kan alleen worden verklaard door het verzet tegen het sovjetmodel in Tsjecho-Slowakije, niet alleen buiten de Partij maar ook daarbinnen.
Bolkestein: In uw boek noemde u de coup van Praag een product van de Koude Oorlog. Ik vraag me af of dat juist is. In Katyń vermoordden de Russen tienduizend Poolse officiers. Dat was voordat het Duitse leger het hele land bezette. Het was vóór Tito en vóór de oorlog tussen Rusland en Duitsland. Was de coup van Praag niet eerder het gevolg van het feit dat de communistische partij een volledige dictatuur nodig had?
Pelikán: Zonder de Koude Oorlog zou de communistische partij waarschijnlijk haar doel van totale controle niet hebben bereikt. Tot 1947 was haar lijn onze specifieke weg naar het socialisme, in samenwerking met andere legale politieke partijen. Ik weet niet of het alleen maar tactiek was van Stalin om te spreken over de specifieke weg naar het socialisme. Kunt u zich voorstel- | |
| |
len wat er zou zijn gebeurd in Tsjecho-Slowakije in 1948, toen de tweedeling van Europa bijna compleet was, als de communisten waren verslagen bij de verkiezingen? Waarschijnlijk de militaire bezetting van Tsjecho-Slowakije door het sovjetleger. Waarom wilde Stalin Tsjecho-Slowakije geen speciale status geven zoals Finland of Oostenrijk? Het is een vraag waarop ik geen antwoord heb. Maar er waren verschillende factoren in het spel. In de eerste plaats de zwakte van de democratische partijen in 1948. Ze aarzelden zelf een crisis te veroorzaken en stapten uit de regering zonder er zeker van te zijn wat de communisten zouden doen.
Later ontmoette ik in ballingschap vele politieke leiders van de andere kant die sinds 1948 in ballingschap waren geweest. Ik vroeg hun waarom ze de beslissing hadden genomen zich in de handen van de communisten te laten vallen. Ze moesten zich bewust zijn geweest van het feit dat het leger en de politie onder controle van de communistische partij stonden. Waarschijnlijk dachten ze dat de communistische partij volgens democratische regels te werk zou gaan nadat ze uit de regering waren gestapt. Ze hadden geen meerderheid in de regering of in het parlement, omdat de Sociaal-Democratische partij niet samen met hen aftrad en in nauw contact met Gottwald bleef. Ze verwachtten niet dat Gottwald zou zeggen: ‘Jullie treden af, dus zal ik ook aftreden en we zullen verkiezingen houden.’ Dat was pure illusie. Eenzelfde soort illusie als we koesterden in 1968 met Dubc̆ek.
Wat er gebeurd zou zijn in Tsjecho-Slowakije zonder de beslissing van de democratische ministers om af te treden en Gottwald die de macht greep, weet ik niet. Waarschijnlijk burgeroorlog. Was het mogelijk voor de democratische strijdkrachten om een burgeroorlog te winnen? Nee. Het leger en de volksmilitie waren in handen van de communisten, die aanzienlijke steun onder de bevolking genoten. Dat was de reden waarom president Benes̆ besloot te tekenen, wat door anderen werd beschouwd als verraad. Hij zei dat het op een burgeroorlog en een wrede militaire bezetting door het sovjetleger zou zijn uitgedraaid.
Bolkestein: De traditionele communistische tactiek was het oprichten van een volksfront dat bestond uit verschillende partij- | |
| |
en onder leiding van de communistische partij en vervolgens een geleidelijke eliminatie van die andere partijen. Kijk maar naar Polen. Daar had je de Boerenpartij en de Radicale Partij. Maar het waren lege hulzen. De communisten wilden een absolute dictatuur vestigen waar ze maar konden.
Pelikán: Ik heb meermalen openlijk in Praag gezegd dat ik me schaam voor mijn houding in die tijd, toen ik, geconfronteerd met de vestiging van een machtsmonopolie van de communistische partij en met de onderdrukking na februari 1948, aanvaardde te zwijgen. En telkens wanneer deze tragische gebeurtenis ter sprake kwam, heb ik mijn spijt betuigd. Niettemin geloof ik nog steeds dat de Tsjecho-Slowaakse regering, als de alliantie tussen de westerse landen en de Sovjet-Unie zou zijn gehandhaafd, zich vriendschappelijk zou hebben opgesteld tegenover de Sovjet-Unie en de grote rol die ze speelde in Centraal-Europa, maar niet haar satelliet zou zijn geworden. Dan zou de vernietiging van andere partijen ook niet nodig zijn geweest. Dit soort van nationaal front met een grote rol voor de communisten zou waarschijnlijk niet zo'n conflict en onderdrukking met zich mee hebben gebracht. De internationale spanning en de Koude Oorlog gaven de doorslag. Iedereen was verplicht te besluiten welke kant hij zou kiezen, het oosten of het westen.
Bolkestein: U schreef in hetzelfde boek over studenten die een soort sovjet hadden gevormd die besloot over de aanstelling of het ontslag van professoren. Je pense que notre objectif était juste dans son ensemble. Dit schreef u in 1975. Denkt u nog steeds dat de sovjet van studenten gerechtvaardigd was in het aanstellen en ontslaan van professoren?
Pelikán: Nee, ik denk van niet. Wat gerechtvaardigd was, was dat de universiteit open moest staan voor mensen uit de klassen van arbeiders en boeren. In 1947 kwam slechts zes procent van de studenten uit deze klassen. Alle anderen kwamen uit de middenstand. Uit dat gezichtspunt was de hervorming noodzakelijk. Sommige dingen moesten worden verbeterd. Maar niet de verdrijving van professoren en studenten die na februari 1948 plaatshad. Dat was iets verschrikkelijks en ik schaam me ervoor.
| |
| |
Persoonlijk heb ik geen enkele student weggestuurd. Maar niettemin leidde ik in die periode de studentenbeweging volgens het beleid van de partij en daarom voel ik politieke verantwoordelijkheid daarvoor. En ik ben er terecht voor bekritiseerd. Ik moet met die verantwoordelijkheid leven tot het einde van mijn dagen, hoewel ik me, sinds ik me de gevolgen realiseerde, heb ingezet voor de rehabilitatie van de slachtoffers van discriminatie en de vernietiging van het totalitaire regime.
Bolkestein: Laten we nu ingaan op de periode tussen 1948 en 1953, toen u de secretaris-generaal werd van de International Union of Students (ius). In die vijf jaar vond de transformatie plaats van Tsjecho-Slowakije in een monolithische staat. Hoe ervoer u die transformatie?
Pelikán: Aanvankelijk was ik een nogal enthousiaste aanhanger. Nu denk ik dat het een grote vergissing was. In mei 1948 waren er verkiezingen. Ik was ervan overtuigd dat de communistische partij de verkiezingen zou laten plaatshebben volgens de lijsten die door de verschillende partijen van het nationaal front waren gepresenteerd. Maar er werd grote druk uitgeoefend om de verkiezingen te laten uitvoeren volgens de oude methode van de ‘verenigde lijst’. De niet-communistische partijen hadden een grote vergissing begaan toen ze bijdroegen aan de regeringscrisis in februari 1948 omdat ze ervan overtuigd waren dat de communistische partij zou verliezen. De communistische partij had bepaalde beloften niet kunnen waarmaken die ze tijdens de verkiezingscampagne van 1946 had gedaan. Ze zouden waarschijnlijk veel stemmen hebben verloren maar ze zouden nog altijd een sterke partij blijven. Ik weet niet - het is een interessante vraag - of de communistische partij het resultaat zou hebben aanvaard als ze was verslagen. Zeg van veertig procent van de stemmen naar misschien dertig. Gottwald geloofde waarschijnlijk niet dat hij een goed resultaat zou halen als de communistische partij haar eigen lijst zou hebben en de andere partijen de hunne. Dus verplichtte hij hen de gemeenschappelijke lijst van het Nationaal Front te aanvaarden, die een meerderheid van communisten garandeerde.
Ik kreeg een plaats op de lijst van het Nationaal Front in Praag
| |
| |
aangeboden als vertegenwoordiger van de studenten. Ik werd gekozen. Ik weet dat deze resultaten niet als legaal beschouwd hadden mogen worden. De verkiezingen waren helemaal geen vrije verkiezingen. Niettemin werd ik gekozen als het jongste lid van het parlement. Ik koesterde de illusie dat ik de nieuwe wet betreffende de middelbare scholen zou kunnen voorbereiden en bijdragen aan de ontwikkeling van de cultuur. U moet niet vergeten dat de gespannen atmosfeer ten spijt een meerderheid van schrijvers en acteurs, musici en kunstenaars de communistische partij aanhing. Ze geloofden dat de regering meer geld zou geven voor de cultuur. Ik bleef het regime aanhangen tot de eerste politieke processen in 1950.
Het politieke proces tegen Rudolf Slánský schokte me. Op dat moment rezen bij mij de twijfels. Slánský was secretaris-generaal van de communistische partij. Hij was voor de oorlog een communist geweest. Tijdens de oorlog zat hij in de Sovjet-Unie. Hij werd in 1944 uitgezonden om zich bij het partizanenleger in Slowakije te voegen. Dus ik beschouwde hem als een echte communist en een patriottisch leider. En toen werd hij ervan beschuldigd een handlanger van het imperialisme te zijn. Het was een schok. Ik kon het niet begrijpen. De verklaring die destijds werd gegeven was dat we aan de rand stonden van een Derde Wereldoorlog. Het regime kon geen vijfde colonne verdragen, want het geloofde dat er miljoenen slachtoffers zouden zijn in die oorlog. Eerlijk gezegd, uit de documenten die ik onlangs heb gelezen maak ik op dat het waarschijnlijk waar was dat Stalin ernstig rekening hield met een Derde Wereldoorlog. Hij was waarschijnlijk in staat de westerse bondgenoten te verslaan. Het was de tijd van de Koreaanse oorlog.
Ik moet toegeven dat ik aan mijzelf twijfelde. Er werden in de pers nog een paar beschuldigingen ingebracht tegen mensen die in het verzet hadden gezeten of van joodse afkomst waren. Ik had besloten dat als iemand me kwam arresteren, daar waarschijnlijk een reden voor was. Het zou me niet hebben verbaasd. Maar dit gebeurde niet. Tegelijk las ik de bekentenissen in de pers. Ik kwam op het punt van een innerlijke crisis. Was het waar dat deze mensen misdadigers waren? Als ze misdadigers waren, hoe was het dan mogelijk dat wij in hen hadden geloofd? Als ze misdadigers waren, dan was ik misschien ook een misdadiger. Ik
| |
| |
kon mijn twijfels slechts overwinnen door te denken dat ze overblijfsels waren van een petit bourgeois-mentaliteit. Mijn enthousiasme nam af. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik was met het nieuwe regime verbonden, maar tegelijk had ik mijn twijfels over de legitimiteit ervan.
Veel mensen - mijn vrienden inbegrepen - begonnen ook te twijfelen, in het bijzonder over de monetaire hervorming van 1953. Mijn vader was geen kapitalist. Hij raakte na de oorlog zijn geld kwijt. Nu werkte hij weer om aan wat geld te komen. Ik was parlementslid, maar ik wist niets van de voorbereiding van de monetaire hervorming. Die werd op een dag plotseling aangekondigd. Mijn vader kreeg te horen dat hij slechts een vijfde van zijn spaargeld terug zou krijgen. Mijn vader was verbaasd dat ik als parlementslid hier niets van wist en dat ik hem er niet van op de hoogte had kunnen brengen.
Er was veel ongenoegen over deze maatregel. Ik werd naar enkele regio's gezonden om de lokale functionarissen van de Partij bij te staan. Er waren plaatselijke stakingen en demonstraties. Ik schreef daar een verslag van. De lokale autoriteiten zeiden dat de mensen de hervorming aanvaardden. Ik schreef dat dit niet waar was. Dat was in 1953. En toen zei de plaatselijke baas tegen me: ‘Je bent gek. Als je over de demonstraties en de stakingen schrijft en ik stuur het naar het Centraal Comité, dan zullen ze me eruit schoppen.’ In andere regio's waren er ook stakingen en protesten. Maar ze schreven er niet over. Dat droeg opnieuw bij aan mijn crisis; dat de partij geen belangstelling voor de werkelijkheid toonde. Ze had haar eigen beeld van de situatie en dacht dat alleen de mensen die dezelfde realiteit zagen goede communisten waren. Vele echte communisten werden uit de Partij gezet. Vele carrièrejagers die voorheen anticommunist waren zeiden nu dat alles in orde was.
Je zou je kunnen afvragen: waarom bleef je dan in de partij? Ik heb veel vrienden geraadpleegd. ‘Als we vertrekken, zullen we eerlijk zijn maar tegelijk zullen we elke invloed op de verdere ontwikkeling verliezen.’ Het was onze plicht in de Partij te blijven en te proberen haar te transformeren, de partij te gebruiken als een instrument om de slachtoffers te rehabiliteren. Deze tactiek leek realistisch na de dood van Stalin en Gottwald en het einde van de oorlog in Korea. Na 1953 begonnen velen weer hoop te koesteren.
| |
| |
Bolkestein: Het was de dood van Stalin.
Pelikán: Dat was het moment waarop een vriend van mij me vertelde dat ze naar iemand zochten voor de post van secretaris-generaal van de International Union of Students. Hij zei dat ik veel talen kende en dat ik ervaring had in de studentenbeweging. Dus dat kon ik wel doen. We kwamen tot overeenstemming. Voor mij was het een ware bevrijding, omdat ik me niet goed voelde in mijn positie van parlementslid. Ik had het gevoel dat ik niet langer binnen de Partij kon werken. Mijn kandidatuur werd goedgekeurd door de leiding van de communistische partij en ik werd vervolgens gekozen op het congres van de ius in Warschau. Met het einde van de Koreaanse oorlog was er voor het eerst enige détente. Het hoofdkwartier van de ius werd gevestigd in Praag. Maar deze organisatie werd ook getroffen door de Koude Oorlog. Na de staatsgreep van 1948 in Tsjecho-Slowakije verliet het merendeel van de westerse studentenorganisaties de ius.
Bolkestein: Voordat we verder ingaan op de ius, zou ik terug willen komen op het proces tegen Slánský. Ik heb hier een artikel van een Tsjechische schrijver die u ongetwijfeld kent: Josef Skvor̆ecký. Hij bespreekt een boek van Karl Kaplan in de New York Review of Books. Het is getiteld Verslag van de moord op de secretaris-generaal.
Pelikán: Ik ken het boek.
Bolkestein: Een oude Komintern-agent genaamd Geminder werd ook ter dood veroordeeld. Hij schrijft een laatste brief naar de politieke secretaris van de Partij. Die luidt als volgt: ‘Ik ga naar het schavot met een bezwaard gemoed maar met een betrekkelijke gewetensrust. In mijn persoon zal een van degenen die zo veel schade hebben berokkend worden geëlimineerd. De lucht zal worden gezuiverd en een van de obstakels op de weg naar socialisme zal worden verwijderd.’ Vervolgens zegent hij de man die hem de dood inzond, en hij schrijft: ‘Ik dank u - dat wil zeggen de Partij - dat u voor me heeft gezorgd als uw enige zoon.’ Slánský, die geen laatste brief schreef, verklaarde vlak
| |
| |
voor zijn executie eveneens: ‘Ik heb gekregen wat ik verdiende.’ Dat zijn toch werkelijk verbazingwekkende uitlatingen. Misschien hebt u Darkness at Noon van Arthur Koestler gelezen. Ik neem aan dat er een psycholoog aan te pas moet komen om te verklaren waarom zelfs u, die toch helemaal niets tegen de communistische partij heeft gedaan, een koffer pakte om bij de hand te hebben als u zou worden opgepakt. Dat als u opgepakt zou worden, u iets verkeerds gedaan moest hebben. Hoe kwam u in die geestestoestand terecht? Slánský en Geminder werden gemarteld. U werd niet gemarteld, tenminste niet door de communistische partij. Wat verklaart die gedachte dat de Partij je Vader is en altijd gelijk heeft? En dat wanneer je geëxecuteerd wordt, het moet zijn omdat je een contrarevolutionair element bent?
Pelikán: De reden waarom Slánský en anderen verklaarden dat zij de vijanden waren, is niet alleen het gevolg van marteling. Veel van deze mensen die werden veroordeeld, weerstonden de marteling van de Gestapo. Toen bekenden ze niet. Toen Artur London werd bevrijd, na 1953, was ik op vakantie in Bulgarije, waar ik London en zijn vrouw ontmoette. Ze zaten in hetzelfde hotel als ik. Ik zei: ‘U zat in het Franse verzet. Hoe hebt u dit allemaal kunnen bekennen?’ Ons wereldbeeld deugde niet. We geloofden steeds wat de Partij zei. Als we twijfels hadden, was dat ons probleem, niet dat van de Partij. Ze zeiden: ‘U moet bekennen omdat dat in het belang is van de Partij. U moet de Partij helpen het volk te overtuigen bij de voorbereiding van de Derde Wereldoorlog. En u moet bekennen omdat iedere twijfel de Partij in diskrediet zou brengen.’ Dat was de reden waarom ze werden gebroken. Ze werden gebroken door hun eigen kameraden.
U herinnerde me aan Koestlers Darkness at Noon, dat ik toevallig net aan het lezen ben. Afgelopen nacht las ik het gedeelte waarin hij wordt gearresteerd en zijn voormalige kameraden in de partizanenbeweging zeggen: ‘Jij hebt twijfels over de Partij en over de sovjetregering. Dus jij behoort tot een internationale samenzwering.’ Hij antwoordt: ‘Nee, ik behoor tot geen enkele samenzwering.’ Ze antwoorden: ‘Als je deze twijfels hebt, is het slechts een kwestie van tijd of je wordt lid van de internationale
| |
| |
samenzwering. Je staat aan deze kant of aan de andere.’ Je kon niet ergens tussenin staan.
Deze mentaliteit was gerechtvaardigd tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de verzetsbeweging. Je moest jezelf ervan overtuigen geen twijfels te koesteren. Als je begon te twijfelen, zou je sterven of een vergissing begaan. Mensen als Slánský werden opgevoed volgens de partijdiscipline. Als de Partij besloot dat je moest bekennen, bekende je. Zo niet, dan plaatste je jezelf in de gelederen van de contrarevolutionairen. Als ze bekenden, waren ze ervan overtuigd dat het zou helpen. En dit was een van de verschrikkelijkste aspecten van het communisme: dat je iets kon bekennen wat je niet had gedaan. Dit wordt heel goed uitgelegd in Koestlers boek.
Ik herinner me de ondervraging van Geminder door het tribunaal in Praag. Ik heb hem nooit gemogen, omdat hij op de een of andere manier mysterieus en arrogant was. Hij was van Duitse afkomst. Hij had een halo van glorie om zich heen omdat hij had gewerkt voor Dimitrov - secretaris-generaal van de Komintern - en omdat hij de ‘orde van Lenin’ had gekregen. Op de bijeenkomsten van het Centraal Comité zat hij in het presidium, hoewel hij nooit lid van het politbureau was geweest. Deze eervolle positie kan misschien worden verklaard door het feit dat hij de man uit Moskou was. De openbare aanklager vroeg hem bij die rechtszitting: ‘Wat ben je?’ Hij antwoordde: ‘Ik ben een Tsjech.’ ‘Nee, dat ben je niet! Ben je een Duitser?’ ‘Ja, ik ben een Duitser.’ ‘Nee, je bent een jood. Je bent een kosmopoliet. Je bent Tsjechisch noch Duits.’ Ik was aanwezig tijdens de rechtszitting. Ik was met afschuw vervuld. Geminder zei: ‘Ja, ik ben een kosmopoliet.’ Mensen zoals hij waren er gewoon van overtuigd dat ze in de steek waren gelaten door de Partij. Als wezen zouden ze zich in het leven niet staande hebben kunnen houden.
Bolkestein: Denkt u dat de film L'Aveu een getrouwe beschrijving is van de manier waarop Artur London werd behandeld?
Pelikán: Ik denk het wel. Ik heb Artur London goed gekend. Ik heb hem voor zijn arrestatie gekend en ook nadat hij uit de gevangenis was bevrijd. Ik onderhield nauw contact met hem toen ik in ballingschap was in Parijs na de sovjetbezetting in 1968.
| |
| |
Artur London had in het verzet gezeten in Frankrijk. Na de oorlog werd hij vice-minister van Buitenlandse Zaken. Hij geloofde ook volkomen in de Partij. Hij begreep de terreur pas nadat die tegen onszelf was gericht. Toen mensen voordien ervan werden beschuldigd vertegenwoordigers van de landbouwpartij of van de zionistische beweging te zijn, begrepen we de gevolgen van het communistische regime niet. Nu dragen we de verantwoordelijkheid voor deze misdaden en moeten we ze herstellen.
Bolkestein: Geminder werd ervan beschuldigd een jood te zijn. ‘Kosmopoliet’ was een codewoord voor ‘jood’. U hebt uitgelegd hoe geschokt u was. Welke rol speelde het antisemitisme in de grote Oost-Europese processen? Waarom is het antisemitisme zo'n hardnekkig fenomeen in Oost-Europa?
Pelikán: De oorsprong van het antisemitisme in Oost- en Centraal-Europa is erg oud. Joden werden door velen beschouwd als vreemde eenden in de bijt. In de voormalige Oostenrijkse monarchie spraken veel joden Duits. Daarom werden ze door de Tsjechen en andere Slavische volken als een dubbele vijand beschouwd. De joden waren commercieel georiënteerd, en waren ook intellectuelen of advocaten en zo. De katholieke kerk was altijd een beetje antisemitisch. Antisemitisme was een uitlaatklep voor onvrede. De joden werden verantwoordelijk gesteld voor de ellende en voor alle tegenslagen. Daaruit ontstonden de pogroms in Rusland en in Centraal-Europese landen. De eerste president van de Tsjecho-Slowaakse republiek, Masaryk, werd voor de Eerste Wereldoorlog beroemd door zijn verdediging van een arme jood in Moravië die door zijn buren was beschuldigd van het plegen van een rituele moord. Er is een zeer interessant boek over, onlangs in Praag gepubliceerd.
Maar tijdens het communistische regime werd de beschuldiging een jood te zijn een van de belangrijkste instrumenten van de politieke processen en de discriminatie. Dat hing samen met de veranderingen in het sovjetbeleid met betrekking tot Israël. Na de Tweede Wereldoorlog steunde Stalin de vorming van de staat Israël, tegen de oppositie van de Arabische staten in. De Sovjet-Unie was er kennelijk van overtuigd dat de nieuwe Israë- | |
| |
lische staat de Sovjet-Unie een warm hart zou toedragen en haar belangen in het Midden-Oosten zou dienen. De meerderheid van de Arabische staten stond vijandig tegenover het communisme en de Sovjet-Unie. En vooral Tsjecho-Slowakije speelde een belangrijke rol in het opbouwen van het leger van Israël.
Van een Tsjecho-Slowaaks militair vliegveld werden functionarissen en wapens naar het Midden-Oosten gesmokkeld. Dit is niet algemeen bekend. Er werd een poging ondernomen een joodse communistische internationale brigade op te richten om met Israël tegen de Arabische landen te vechten. Een kolonel van het Tsjechische leger, Vilem Kahan, was verantwoordelijk voor de hele onderneming. Toen veranderde het beleid. Hij werd veroordeeld en bracht vele jaren door in de gevangenis en werd pas gerehabiliteerd tijdens de Praagse Lente in 1968. Toen Stalin zijn beleid veranderde, nadat het duidelijk was geworden dat Israël geen politieke bondgenoot zou worden, hoewel veel van zijn officieren uit het Rode Leger afkomstig waren, besloot hij de Arabische kaart tegen Israël uit te spelen. Het werd noodzakelijk het vorige beleid te veroordelen en te verklaren dat Israël in feite een soort van stilzwijgende samenzwering binnen de communistische beweging vormde, geleid door communisten van joodse afkomst, die er toen van werden beschuldigd ‘zionisten en kosmopolieten’ te zijn.
Geminder was de secretaris van Dimitrov in de Komintern geweest en was heel actief in deze steun aan Israël na 1945. Het was dus gemakkelijk hem te beschuldigen van deelname aan een ‘zionistische samenzwering’. Het was een gebaar naar de Arabische landen dat dit pro-Israël-beleid geen beleid was van de sovjetstaat, maar slechts van een paar joodse functionarissen die werden veroordeeld.
We moeten niet vergeten dat in de periode tussen 1948 en 1953 de communistenleiders ervan overtuigd waren dat de Derde Wereldoorlog mogelijk was. Onze toenmalige minister van Defensie - generaal Cepicka - was getrouwd met een dochter van Gottwald, dus hij stond heel hoog in de communistische hiërarchie. Hij vertelde de rehabilitatiecommissie in 1968 dat hij in 1951 of 1952 was uitgenodigd in Moskou voor een geheime bijeenkomst waarin Stalin uitlegde dat we aan de vooravond stonden van de Derde Wereldoorlog. Alle landen van Oost-Europa
| |
| |
moesten hun industrieën veranderen om zich klaar te maken voor de productie van tanks en ander modern wapentuig.
Tegelijk was het nodig alle mogelijke vijanden van de Partij te liquideren, zoals de zionisten, de trotskisten, de religionisten en de nationalisten, die werden beschouwd als zogeheten interne vijanden. Dat was het begin van de politieke processen, vooral tegen enkele communistische leiders die van joodse afkomst waren. Van de veertien leiders die in het Slánský-proces werden geëxecuteerd, waren dertien joods. Een andere gevaarlijke categorie vormden degenen die hadden gevochten in de internationale brigade in Spanje. Of in het binnenlandse verzet. Al deze mensen werden als potentiële vijanden beschouwd. Ze hadden enige ervaring in het buitenland opgedaan en waren daardoor in staat op een onafhankelijker manier te denken. Stalin zei bij die bijeenkomst in Moskou dat het geen groot probleem was om enkele honderden mensen te liquideren als dat miljoenen mensen zou sparen die in de Derde Wereldoorlog zouden omkomen.
Bolkestein: In 1953, vlak voor de dood van Stalin, was er een proces van de ‘moordenaars in witte jassen’, het Leningradse proces tegen joodse artsen. Er was het proces in Praag dat u noemde. Ook in Hongarije. ‘Rákosi en zijn Rebecca’ werd op de straten van Boedapest geschilderd. Ik was getuige van de eerste vrije Hongaarse verkiezingen in 1990. Ik herinner me dat ik met een paar mensen sprak in een taxi. Toen we stopten, draaide de taxichauffeur zich om en zei: ‘Het is allemaal het gevolg van die kosmopolieten.’ Vlak voor u arriveerde, zag ik op een Nederlands televisieprogramma een gesprek in Bratislava. Er was een vrouw die voorstander was van de vereniging van Slowakije en de Tsjechische republiek en een andere vrouw zei: ‘Bent u een jodin?’ Het lijkt steeds maar weer terug te komen.
Pelikán: De joden vormden een afzonderlijk element in Centraal- en Oost-Europa en sommigen van hen hadden een Duitse cultuur. Daarom werden ze door een deel van het volk gezien als vreemde eenden in de bijt. Toen de Partij werd beschuldigd van impopulaire maatregelen, was het gemakkelijk de schuld te leggen bij de communisten van joodse afkomst. In de communistische regimes van Polen en Tsjecho-Slowakije hadden veel joden
| |
| |
leidinggevende posities bekleed. Ik herinner me in die tijd te hebben gehoord: ‘Hoe is het mogelijk, kameraad, dat een jood die de Tsjechische taal niet machtig is, verantwoordelijk is voor de literaire afdeling van de Partij?’ Er is altijd wel een reden waarom je een jood verantwoordelijk kunt stellen voor bepaalde vergissingen. Het is het oude systeem van een zondebok zoeken uit de tsaristische tijden. Zelfs Solzjenitsyn zegt: ‘Wie waren de leiders van de bolsjewieken? Het waren allemaal joden.’ Dat was ook een redenering in Polen. Berman was verantwoordelijk voor veiligheid en hij was joods. De verantwoordelijkheid voor de processen, de onderdrukking, de collectivisatie, werd gelegd bij mensen van joodse afkomst.
Bolkestein: Terug naar de International Union of Students. U werd secretaris-generaal in 1953. Was dat een soort vlucht uit de Tsjechische politiek?
Pelikán: Ja. Ik voelde me niet gelukkig met onze binnenlandse politiek. Ik was niet langer in staat me ermee te identificeren. Dat werk in de International Union of Students gaf me de mogelijkheid naar westerse landen te reizen en buitenlandse kranten te lezen, zodat ik propaganda met werkelijkheid kon vergelijken.
In de tweede plaats zaten er in de studentenbeweging veel democratische elementen die niet bestonden in de communistische beweging. In alle studentencongressen waaraan ik kon deelnemen, waren er altijd verschillende meningen en men leerde de democratische gewoonte om te debatteren en bij meerderheid van stemmen te besluiten. Het was belangrijk voor mijn politieke vorming. Ik leerde dat het niet democratisch is om maar één partij en één lijst te hebben. Bovendien kon ik mijn oude vrienden in Praag laten zien dat onze officiële propaganda eenzijdig was.
In de derde plaats hielpen we studentenbewegingen in de derde wereld. Deze werden politiek ondersteund door de Sovjet-Unie en gebruikten dat tegen het Westen. Maar ze waren niet communistisch gezind. Ze waren patriottisch of nationalistisch. Hierdoor vond ik dus een nieuwe werkelijkheid die volgens mij belangrijk is. Ook al ben ik nu niet meer eurocentrisch en denk
| |
| |
ik niet meer dat Europa het centrum van de beschaving en het politieke leven is. Ik begon te denken over wat tegenwoordig de ‘derde weg’ wordt genoemd, iets tussen het communistische en het kapitalistische systeem in. Veel van deze landen waren op zoek naar een tussenweg, waarbij enkele aspecten van het socialisme werden toegepast en enkele van een markteconomie.
Een zeer belangrijk aandachtspunt was de Joegoslavische ontwikkeling. Dat was een socialistisch land met een markteconomie, gecombineerd met zelfbeschikking en met een onafhankelijker internationale politiek zoals tot uitdrukking werd gebracht in de beweging van niet-gebonden landen. Tegelijk werd Joegoslavië door het sovjetblok beschuldigd van ‘revisionisme’. Voor mij en mijn vrienden was het integendeel een socialistisch land. Dit betekende dat er een socialisme kon zijn dat verschilde van het sovjetmodel. Ik nam voor mijn vrienden in Praag een grote hoeveelheid materiaal over het nieuwe Joegoslavië mee.
In 1961 werd ik, samen met zo'n zestig andere mensen, door de communistische partij en de staatsveiligheidsdienst ervan beschuldigd een handlanger van Joegoslavië en vijand van het socialisme te zijn. Er werd een proces tegen ons voorbereid. Dit betekende op de een of andere manier het einde van mijn ontwikkeling, die in '53-'56 begon. Soms vragen mensen me hoe de Praagse Lente in 1968 totstandkwam. Kwam het door de verkiezing van Alexander Dubc̆ek? Nee, antwoordde ik, het begon vele jaren daarvoor.
Er was natuurlijk een betere internationale situatie voor nodig, die begon in 1953 en culmineerde in 1956, toen Chroesjtsjov openlijk Stalins misdaden ontmaskerde. Onderhandelingen tussen de vs en de Sovjet-Unie waren ophanden. Mao had nieuwe wegen bedacht. Goed of slecht, dat is een andere vraag. Plotseling waren er verschillende wegen naar het socialisme mogelijk en dit verbrak het sovjetmonopolie dat Tsjecho-Slowakije en de andere Oost-Europese landen tot dan toe kregen opgelegd. Dat werd ook weerspiegeld in het culturele leven.
Toen het nieuwe Tsjechische parlement na november 1989 de zogenoemde anticommunistische resolutie aannam, waarmee het het hele systeem van 1948 tot 1989 misdadig verklaarde, was ik tegen die wet omdat geen enkel parlement de geschiedenis kan herschrijven. Die moet worden geëvalueerd door historici.
| |
| |
De periode tussen 1948-1989 was heel gecompliceerd en er waren vele veranderingen. In de jaren vijftig waren er de processen, martelingen en schendingen van de wet. Toen volgde de periode van liberalisatie van Chroesjtsjov en de recessie van Brezjnev. Er was de Praagse Lente in 1968 van Dubc̆ek. Al deze perioden vertegenwoordigen belangrijke verschillen, waar deze anticommunistische wet geen rekening mee hield. In de jaren 1963-1968 waren er non-conformistische boeken van schrijvers als Kundera, Havel, Kohout, Vaculík en Klíma, en films van Forman, Passer, Jasný en Kádár. De tijden werden steeds liberaler. Het was in 1963 dat ik werd benoemd tot algemeen directeur van de Tsjecho-Slowaakse televisie.
Bolkestein: Even een paar woorden over de ius. In 1956 was er een ius-congres in Praag dat ik zelf heb bijgewoond. Daar zag ik u als secretaris-generaal en later ontmoette ik Stefan Olszowski. Ik vond het ius-congres benauwend. Telkens wanneer iemand van een communistisch land een toespraak hield, klonk er applaus alsof een kraan werd opengedraaid. Ik was de eerste nietcommunistische spreker. Ik herinner me dat ik door het middenpad terugliep naar mijn plaats, nadat ik gezegd had wat ik wilde zeggen. Er was een oorverdovende stilte die de indruk gaf van een verstikkende conformiteit.
Pelikán: U hebt gelijk. Maar zelfs toen was er een zekere opening. Een Italiaanse afgevaardigde - Valerio Ochetto - kwam naar me toe en zei: ‘Ik heb een lijst van studentenleiders die in een concentratiekamp zitten en ik vraag u om te verifiëren of dat waar is of niet.’ Ik was verbaasd omdat ik ervan overtuigd was dat zoiets niet bestond. Niettemin zei ik tegen hem mij die lijst te geven, dan zou ik het ministerie van Binnenlandse Zaken of van Justitie vragen om tijdens het congres te antwoorden. Maar ik kreeg geen antwoord. Ik werd zelf bij het begin van het congres gekapitteld. Enkele Afrikanen stelden voor een minuut stilte in acht te nemen voor de slachtoffers van kolonialisme. Ik was niet echt tegen die ene minuut stilte, maar zei dat we de slachtoffers van elke vorm van onderdrukking moesten herdenken. Aangezien ik niet de moed had om me uit te spreken, stond ik op en liep ik weg. Ze zagen het en klaagden bij de Tsjecho-Slo- | |
| |
waakse communistische partij dat de secretaris-generaal het niet eens was met deze resolutie. Die deprimerende atmosfeer werd niet alleen in het leven geroepen door de communistische delegaties, maar ook door delegaties van de derde wereld. Maar de Italiaanse afgevaardigde vertelde me dat hij een soort van liberalisering in Tsjecho-Slowakije bespeurde omdat hij er zeker van was geweest dat hij gearresteerd zou worden, vanwege die brief, maar dat dit niet gebeurd was.
Bolkestein: Het congres had plaats in een grote zaal. Bestaat die nog steeds?
Pelikán: Ja, maar hij wordt nu gebruikt voor popconcerten.
Bolkestein: 1956 was een opmerkelijk jaar. Zo was er Chroesjtsjovs toespraak op het twintigste congres. Er was de opstand van Boedapest. Die kwam iets later. Welke houding nam de International Union of Students aan tegenover Chroesjtsjovs toespraak en de opstand in Boedapest?
Pelikán: De ius nam geen standpunt over Chroesjtsjovs toespraak in, omdat die officieel een interne aangelegenheid betrof. Maar alle veranderingen van het sovjetbeleid hadden een uitwerking op de ius. Ten eerste was er een soort van rehabilitatie van Joegoslavië. De Joegoslavische kwestie werd in 1948 een van de belangrijkste meningsverschillen binnen de ius. Vanwege de royering van de Joegoslavische unie van studenten stapten de Franse en Britse unies uit de ius. Na het einde van de Koreaanse oorlog en de dood van Stalin overwogen we serieus een hernieuwing van de universaliteit van de ius, die na de Tweede Wereldoorlog was gevormd, en dus herstel van de eenheid van de internationale studentenbeweging, die was verdeeld in twee internationale organisaties, de ius en CoSec. Maar er waren ook tegenstanders, en de sovjetleiders waren er niet vóór. Sommigen onder ons in de ius overwogen bij de opheffing van de verdeeldheid en het openen van de weg naar eenheid zelfs zover te gaan om van Praag naar het Westen te verhuizen. Natuurlijk was dat een langetermijnperspectief.
De opstand van Hongarije was een grote klap omdat de stu- | |
| |
denten er een zeer belangrijke rol in speelden. Die revolutie werd de kop in gedrukt door het sovjetleger. Welke houding moest de ius aannemen? De sovjetleiding zette de ius onder druk om het optreden van de Sovjet-Unie te steunen, met de bewering dat de gebeurtenissen in Hongarije een fascistische revolutie waren. We voerden een lange discussie binnen het ius-secretariaat. Olszowski vertegenwoordigde de Poolse studentenunie. Hij was tegen een resolutie die de Hongaarse revolutie bekritiseerde. Ook de Chinezen hadden een zeer gereserveerde mening. Zhou Enlai probeerde te onderhandelen met Polen.
Ten slotte besloten we een delegatie naar Hongarije te sturen. Ik maakte er deel van uit samen met een Indiase, een Japanse en een Iraanse student. In november-december 1956 gingen we naar Hongarije en bezochten we enkele universiteiten. Het hele bezoek werd gemanipuleerd door de regering-Kádár. We probeerden een resolutie samen te stellen die een basis zou vormen voor een compromis maar niet gericht zou zijn tegen de Sovjet-Unie omdat dat toen niet mogelijk was. Maar ze moest de Hongaarse revolutie ook niet veroordelen.
Toen de sovjetvertegenwoordigers uit Moskou kwamen, zeiden ze dat dit rapport niet kon worden voorgelegd omdat het te neutraal was. Ik werd op het matje geroepen bij het Centraal Comité van de communistische partij van Tsjecho-Slowakije en kreeg te horen dat ze deze resolutie niet konden steunen. Maar ik schreef haar zelf, hoe kon ik haar niet steunen? De Sovjet-Unie en de andere landen in Oost-Europa waren de belangrijkste financiële ondersteuners van de ius, dus een onafhankelijk beleid was niet mogelijk.
Bolkestein: En wat was uw eigen analyse van de gebeurtenissen in Hongarije?
Pelikán: Eerlijk gezegd stond ik er ambivalent tegenover. Aan de ene kant voelde ik sympathie voor de Hongaarse revolutie. Niet alleen ik maar al mijn vrienden in Praag. Maar we hadden ook de indruk dat ze begon te ontaarden in radicalisering en dat dit de Sovjet-Unie provoceerde om in te grijpen. Het was in de tijd dat in Tsjecho-Slowakije een resolutie over de rehabilitatie van de slachtoffers van de politieke processen werd voorbereid. Toen
| |
| |
kwam de sovjetinterventie in Hongarije. Al die veelbelovende processen werden stopgezet. Dus de Hongaarse revolutie had een negatieve uitwerking op het leven in Tsjecho-Slowakije en andere Oost-Europese landen.
Dit is iets wat ik ook hoorde in 1968, na de Russische interventie in Praag, van mijn vrienden in Polen, Hongarije en Bulgarije. Zij zeiden: ‘Jullie gingen te ver in 1968. Wij waren ook enkele veranderingen aan het voorbereiden en vanwege jullie is alles stopgezet.’ Dat was waarschijnlijk waar. Er was een verband. Door bepaalde radicale leuzen, zoals de afschaffing van de communistische partij, en het geweld in de straten zette de Hongaarse revolutie zulke ontwikkelingen voor lange tijd stop. In de ius was het een groot probleem. We hadden een ontmoeting met de leiders van de Franse studentenunie. Ze zeiden: ‘Vraag de Sovjet-Unie hun troepen uit Hongarije terug te trekken.’ Ik zei: ‘Dan moeten jullie een oproep steunen aan de Franse regering om haar troepen uit Algerije terug te trekken.’ Dat konden ze natuurlijk niet doen.
Bolkestein: Even iets over Stefan Olszowski. U zei dat hij een tamelijk constructieve rol in de International Union of Students speelde. U hebt het interview gelezen dat ik met hem heb gehouden. Toen ik het herlas, trof me iets eigenaardigs. Het is alsof er niet zo heel veel gebeurde aan de top van de Poolse communistische partij. Er kunnen een paar verklaringen voor zijn. Ten eerste is het mogelijk dat hij me niet de waarheid vertelde. Ten tweede dat het leven, als je in het communistische systeem werkt, afgezien van opstanden als die in Gdańsk in 1979 of revoluties als in Boedapest in 1956, zonder belangrijke gebeurtenissen is. Dat het alleen maar een kwestie is van de machine draaiende houden. Als dat is gedaan, valt er niet veel meer te doen. Hoe denkt u daarover?
Pelikán: Het leven binnen de communistische partij was vol tegenstrijdigheden en conflicten. Neem het voorbeeld van Olszowski. Hij nam in 1956 het unieke standpunt in dat hij de revolutie van Hongarije openlijk steunde. Ik benijdde hem om dat standpunt omdat ik dat ook graag zou willen maar niet mocht. Hij werd gesteund door de Poolse partijleiding, door Gomułka,
| |
| |
die plotseling op de voorgrond was getreden. Gomułka werd door een massabeweging aan de macht gebracht. Voor ons was hij buitengewoon omdat zijn toespraken vol nieuwe ideeën waren.
Olszowski spreekt over zijn conflict met Chroesjtsjov, toen die op het vliegveld aankwam en zei: ‘Wie is deze man? Ik wil niet met hem praten.’ Maar de tragedie is dat Gomułka plotseling veranderde. Ik weet niet precies waarom. Toen ik in 1956 of 1957 naar Polen ging, was het of ik een andere wereld bezocht. Er waren studentencabarets, grappen over de Sovjet-Unie en de partijleiding. Er was een grote mate van vrijheid. Toen maakte Gomułka een eind aan de studentenkrant Propostu. Hij had waarschijnlijk in de gaten dat de ontwikkeling de communistische partij boven het hoofd groeide.
Het verschil tussen Olszowski en mij is dat toen ik Dubc̆ek in zijn open beleid in 1968 steunde en toen de Praagse Lente werd stopgezet door de sovjetinterventie en Dubc̆ek deze capitulatie aanvaardde, ik weigerde deze regering en deze partij te dienen. Terwijl Olszowski aan de kant van Gomułka in diens liberale periode stond en toen die begon te veranderen, Olszowski eveneens veranderde.
Dat is moeilijk uit te leggen aan de jongeren in het huidige Tsjecho-Slowakije. Ze vragen: ‘Wanneer besefte u dat dit beleid niet deugde en waarom verliet u de Partij niet?’ Het zou misschien moreler zijn geweest te vertrekken. Maar wij dachten dat de communistische partij het enige instrument was dat de maatschappij kon beïnvloeden. In de wetenschap dat er velen waren met dezelfde opvatting, dachten we dat we, door binnen het systeem te werken, het konden verbeteren. We waren er nog steeds van overtuigd dat het communistische systeem hervormd kon worden. Na 1968 werd duidelijk dat dit niet mogelijk was.
Olszowski voegde zich naar de lijn van de Poolse partij. Gomułka was aan de macht van 1956 tot 1970. In de tussentijd waren er verschillende conflicten. Olszowski wist dat er verschillende stromingen waren. Hij ging van het ene kamp naar het andere. Ik wil hem geen onrecht doen. Hij deed zijn plicht als minister van Buitenlandse Zaken. De minister van Buitenlandse Zaken is niet iemand die beleid maakt. Maar eens in je leven kom je op een punt waar je zegt: ‘Dit wil ik niet aanvaarden.’ Voor mij kwam dat punt in 1968.
| |
| |
Bolkestein: U was tien jaar lang secretaris-generaal van de ius: van 1953 tot 1963.
Pelikán: Ik was drie jaar secretaris-generaal en zeven jaar was ik president.
Bolkestein: In de vroege jaren zestig werd een proces tegen u en een paar andere mensen voorbereid omdat u een aanhanger van Tito was. Maar het proces is nooit van de grond gekomen. Wat is er gebeurd?
Pelikán: Toen het proces werd voorbereid waarin het de bedoeling was Joegoslavië af te schilderen als de grote vijand van het socialisme, ging Chroesjtsjov akkoord met Tito dat ze geen vijanden waren, maar dat nu China de grote vijand van beiden werd. Het conflict met China begon namelijk in die tijd. Dus toen Novotný in november 1961 aan Moskou rapporteerde dat Joegoslavië verdeeldheid in het socialistische kamp zaaide, zei Chroesjtsjov: ‘Hou ermee op. Ik ben niet geïnteresseerd in iets tegen Joegoslavië want de bondgenootschappen veranderen. Ik heb Joegoslavië nu nodig als bondgenoot tegen China.’ Dus alle onderzoeken moesten worden gestaakt. Veel van mijn vrienden werden door de partij geroyeerd en enkelen van hen werden Praag uitgezet. Het was mijn geluk dat ik de president was van de ius en door haar congres was gekozen. Dus ik zei: ‘Jullie kunnen me niet terugroepen.’ Zij zeiden: ‘We zullen je vervangen.’ Maar een tijdlang vonden ze niemand om mij te vervangen. Dus bleef ik president van de ius tot 1963.
Toen had het tweeëntwintigste congres van de cpsu plaats. Het betekende een nieuwe golf van liberalisatie in de Sovjet-Unie en ook in Tsjecho-Slowakije. Ik kreeg tot mijn grote verrassing te horen dat ik was benoemd tot algemeen directeur van de televisie. De reden was dat de leiders van de communistische partij wilden dat de televisie opener werd. Ik beschouwde de televisie als een belangrijk instrument om invloed uit te oefenen op de maatschappij. Natuurlijk werd ik niet verondersteld iets tegen het socialisme of tegen de Partij te doen, maar het zou me vrijstaan te spreken over de werkelijke problemen van de maatschappij. Ik begon een programma met het idee: ‘Ministers
| |
| |
moeten op de televisie komen en journalisten zullen hen interviewen.’ Dat was heel ongebruikelijk en daarom voor het politbureau moeilijk te aanvaarden. Toen ze dat toch deden en er ministers op de televisie kwamen, was het een ramp. Ze waren niet gewend te antwoorden. Ze hadden alles op papier staan en ze klaagden dat ze op de proef werden gesteld. Ze vroegen me het programma te staken.
Daarop deed ik een nieuwe poging met de algemeen directeur van de Oostenrijkse televisie Helmut Ziek. In Wenen hadden ze het programma Stadtgespräche. Het was een dialoog met verschillende steden. We begonnen een discussie Praag-Wenen, waarin de deelnemers van Wenen bepaalde aspecten van het Tsjecho-Slowaakse leven bekritiseerden. Het werd een succes bij het publiek maar een groot schandaal voor de partijleiding. Er was hevige kritiek van de geheime politie.
Dus er waren tegenstrijdige ontwikkelingen. We kunnen zeggen dat we drie stappen voorwaarts deden en twee terug. Maar we gingen nog steeds vooruit en enkele mogelijkheden kwamen tot ontplooiing. Ik wil mijn eigen rol niet overschatten maar het feit dat journalisten zich vrij konden uitspreken op de televisie, heeft een uitwerking gehad op de maatschappij. Natuurlijk was het hoogtepunt de invasie, toen we de hele wereld de sovjettanks in Praag konden laten zien en het verzet van het volk.
Bolkestein: Er is een parallel tussen uw carrière en die van Olszowski. Olszowski werd de baas van de pers en de televisie in Polen. Hij begon eveneens een programma, Burgertribune. Min of meer hetzelfde als wat u in Praag deed. In Warschau kwam het ook niet echt van de grond. Ministers wilden die conversatie met journalisten op de televisie niet.
Pelikán: Tijdens de Praagse Lente was een van de belangrijkste klachten van ministers gericht tegen radio en televisie. Ze waren ervan overtuigd dat er te veel kritiek was op de regering. Husák - die waarnemend premier was en de vergadering voorzat - zei tegen mij: ‘Kunt u zich voorstellen, kameraad Pelikán, dat in de kapitalistische wereld de oppositie de regering op de televisie bekritiseert?’ Ik zei: ‘Kameraad, ik kan het me niet alleen voorstellen, ik zag het verschillende malen op de Britse en Franse te- | |
| |
levisie.’ Toen werd de vergadering geschorst en hij kwam naar me toe en zei: ‘Spreekt u de waarheid?’ ‘Natuurlijk,’ zei ik. Husák was echt verbaasd, wat kan worden verklaard door het feit dat hij tot die tijd nog nooit een westers land had bezocht. Onze vergissing was dat we dachten dat ze zouden begrijpen dat de discussie op de televisie niet was gericht tegen de Partij of tegen het socialisme. Maar ze zagen het als iets catastrofaals voor de regering.
Bolkestein: Augustus 1968. In december 1981 waren Olszowski en het Poolse politbureau ervan overtuigd dat als ze de toestand in hun land niet zouden stabiliseren, de Russische, Tsjechische en Oost-Duitse legers zouden ingrijpen en Polen zouden bezetten. Hij dacht ook dat het Poolse leger zou vechten. Daarom was volgens hem de militaire staatsgreep van Jaruzelski de enige manier om oorlog te vermijden. Uw voornaamste kritiek op Dubc̆ek is dat hij vóór 20 augustus 1968 het verzet in Tsjecho-Slowakije georganiseerd had kunnen hebben door het leger te mobiliseren, door arbeidersafdelingen te organiseren en door propaganda. Dat zou een signaal naar Moskou zijn geweest dat militaire interventie niet slechts een promenade zou zijn. De Russen zouden misschien niet hebben ingegrepen. Is dat nog steeds uw gevoel?
Pelikán: Mijn analyse is ingewikkelder. Het verschil tussen Tsjecho-Slowakije in 1968 en Polen in 1981 was dat er bij ons nog steeds een kans bestond dat de hervorming van het systeem kon worden doorgevoerd met medewerking van het hervormingsgezinde deel van de communistische partij. In Polen was de explosie van Solidariteit iets wat volkomen buiten de Partij plaatshad. In 1968 had Dubc̆ek twee keuzemogelijkheden. De ene was de hervormingsbeweging binnen bepaalde grenzen houden, die door Moskou werden opgelegd. In dat geval zou hij ertoe verplicht zijn de activiteit van de intellectuelen en de arbeiders stop te zetten, en de vrije meningsuiting via de pers, radio en televisie te staken. Dan zou hij tegen zijn aanhangers hebben gezegd: ‘Luister kameraden, als we op deze manier verdergaan is er een serieuze kans op een militaire interventie.’ Dubc̆ek wist sinds de bijeenkomst in Dresden in maart 1968 met
| |
| |
Brezjnev, Ulbricht, Gomułka, Z̆ivkov en Kádár - Ceauşescu weigerde deel te nemen - dat deze leiders de mogelijkheid van een militaire interventie in Tsjecho-Slowakije overwogen. Daar had hij Brezjnev en de andere leiders van het Warschaupact verschillende keren gesproken. Hij wist dat de sovjets deze ontwikkeling in Praag als een contrarevolutie zagen en hem zouden vragen haar stop te zetten. Hij kon het kadarisme als mogelijk model kiezen. Dat zou de meerderheid van het Tsjechische en Slowaakse volk niet tevreden hebben gesteld, maar het zou enkele geleidelijke hervormingen zoals in Hongarije mogelijk hebben gemaakt.
De andere optie was de radicale weg, en dat is wat er feitelijk gebeurde. De weg van democratische rechten, naar een markteconomie en een systeem met meer politieke partijen en dus het einde van het monopolie van de communistische partij. Hier zou hij bijval hebben gekregen van de overgrote meerderheid van het volk, maar hij moet zich ervan bewust zijn geweest dat dit niet aanvaardbaar was voor Brezjnev, Ulbricht of Gomułka.
Ik denk niet dat Tsjecho-Slowakije in staat was militaire weerstand te bieden. Het Tsjecho-Slowaakse leger was een integrerend deel van het Warschaupact. Alles wat zelfs maar in een bataljon gebeurde, was meteen bekend in het hoofdkwartier van het Warschaupact, dat onder controle van de Sovjet-Unie stond. Militaire weerstand was dus niet mogelijk. Het zou geweest zijn als in 1938: een gebaar, misschien moreel van belang, maar het zou de situatie niet hebben veranderd. We weten nu dat de sovjets niet alleen gereed waren om binnen te vallen, maar ook om te vechten.
Sommige mensen zeggen dat Tsjecho-Slowakije opnieuw door het Westen in de steek werd gelaten. Maar we vroegen niet om hulp van het Westen. En het Westen was niet klaar voor welke militaire bijstand dan ook. Alleen diplomatieke druk was mogelijk. We hadden de ondersteuning van linkse politieke partijen in het Westen moeten vragen, om Brezjnev te doen begrijpen dat de politieke prijs van militaire interventie hoog zou zijn. Brezjnev zou verplicht zijn geweest tot een of ander compromis te komen dat niet goed zou zijn geweest, maar niet zo schadelijk als de ‘normalisatie’ die het volk voor lange tijd demoraliseerde en een half miljoen communisten uit de partij stootte en hon- | |
| |
derdduizenden andere burgers hun baan kostte. Als persoon was Dubc̆ek eerlijk. Ik kende hem goed. Wanneer hij begreep dat hij ongelijk had, was hij bereid dat te erkennen. Dat is een zeldzame kwaliteit in een politicus. Maar hij was gevormd als een communist in de Sovjet-Unie. Het idee dat hij zich openlijk tegen de Sovjet-Unie zou verzetten was heel moeilijk, bijna onmogelijk voor hem te aanvaarden.
Bolkestein: Dus als hij zijn kaarten op een andere manier had gespeeld, zou er dan een kans zijn geweest op het vermijden van de bezetting?
Pelikán: Ik denk het wel, omdat Brezjnev ook bang was voor een conflict. Dat is de reden waarom hij in de nacht van 20 augustus 1968 zijn ambassadeur Dobrynin naar Lyndon Johnson stuurde met de mededeling dat zijn leger zou stoppen bij de westerse grenzen. Hij was niet van plan zijn mars voort te zetten naar de Atlantische Oceaan. Hij wilde alleen bevestigen dat Tsjecho-Slowakije in hun invloedssfeer lag. Maar dat was niet in gevaar. Dubc̆ek wilde Tsjecho-Slowakije niet uit het sovjetblok halen. In 1968 was ik ook voorzitter van de Commissie voor buitenlandse zaken van het parlement. Ik ontmoette veel Amerikaanse congresleden. Ze zeiden allemaal: ‘Wat zijn jullie aan het doen? Overdrijf het niet! We willen geen conflict met de Sovjet-Unie.’
De internationale situatie was niet gunstig voor dit Tsjecho-Slowaakse experiment. Amerika was betrokken in de oorlog in Vietnam. Senator Fulbright kwam naar Praag en wilde dat wij Tsjechen hielpen onderhandelen over een of ander akkoord met de Vietcong, omdat de Sovjet-Unie geen invloed meer had in China. Het was de periode van de presidentsverkiezingen in de vs. China desintegreerde ten gevolge van de zogenaamde culturele revolutie. Willy Brandt begon met zijn Ostpolitik en was uit op een overeenkomst met Moskou. Binnen enkele westerse kringen heerste ook het vermoeden dat de Praagse Lente de aantrekkingskracht van socialistische ideeën zou vergroten en zo de sociaal-democratieën en andere krachten van links in de kaart zou spelen.
Op 17 augustus 1968 was er een bijeenkomst van het politbureau van de communistische partij van de Sovjet-Unie in Mos- | |
| |
kou om de militaire interventie groen licht te geven. Brezjnev en een paar andere sovjetleiders hadden de Tsjechen gevraagd wat ze van plan waren te doen. Was er enig risico van militaire tegenstand? Maar maarschalk Gretsjko en de kgb waren er zeker van dat er in het geheel geen verzet zou zijn. Brezjnev zei dat hij bereid was de Derde Wereldoorlog vanwege Tsjecho-Slowakije te beginnen. Maar ik denk dat dat bluf was. Hij wilde Dubc̆ek breken.
Onlangs was ik op een colloquium over ‘Praag 1968’. Er waren Amerikanen en Russen, en beide partijen hadden documenten uit die tijd meegenomen. De Amerikanen hadden een interessant document bij zich over de ontmoeting die Johnson had in de nacht van 20 augustus met zijn belangrijkste medewerkers, waaronder Dean Rusk. Het probleem van Johnson was dat hij een ontmoeting had gepland met Brezjnev in oktober in Leningrad. Moest hij die ontmoeting afzeggen? De bevelhebber van het leger zei dat hij niets kon doen. Het leger in West-Duitsland was niet gemobiliseerd. In de tweede plaats, zei hij, zou het Westen, als de sovjets een conflict durfden aangaan, totaal verslagen worden. De sovjets zouden binnen 24 uur aan de Atlantische kust zijn. Een andere generaal zei: ‘Waarom zouden we de Tsjechen helpen? De Tsjechen bewapenen de Vietcong. Ze zijn onze vijanden.’ Maar we hebben hoe dan ook geen recht de Amerikanen en het Westen te bekritiseren, omdat de Tsjecho-Slowaakse leiders niet om hulp hadden gevraagd.
Bolkestein: Hadden de Tsjechen hetzelfde gevoel in 1968 als in de tijd van München 1938?
Pelikán: Tot op zekere hoogte wel, maar dit gevoel was nu gericht tegen Moskou. In '38 werden we verraden door onze westerse bondgenoten. In '68 werden we verraden door onze oosterse bondgenoten. Door die actie vernietigde Moskou de oprechte Tsjechisch-Russische vriendschap volledig. Sterker nog, wat Brezjnev deed zou een grote crisis teweegbrengen in het socialisme in Tsjecho-Slowakije en elders. Veel groter dan welke Amerikaanse propaganda ook kon hebben bereikt. Naar mijn mening was dit het begin van het eind van de communistische ideologie en haar systeem.
| |
| |
Bolkestein: In het Westen bestond er een theorie dat hoe meer het Westen op burgerrechten en zelfbeschikking stond, des te gespannener de verhouding met de Sovjet-Unie zou zijn. Dat was het dilemma van de periode 1968-1989.
Pelikán: Het dilemma is complex en werd door Moskou en ook door enkele westerse politici misbruikt. Ik heb westerse politici altijd proberen uit te leggen dat tegenstand en afwijkende meningen in het Oosten ten gunste van de politieke en economische betrekkingen met de Sovjet-Unie waren. Ze zouden de beginselen van de Conferentie van Helsinki over burgerrechten moeten toepassen. Er was geen onmogelijke tegenspraak. We zeiden dat we de geografische status-quo respecteerden, die inhield dat grenzen niet door geweld konden worden veranderd. Maar dat hield niet in dat we de politieke status-quo ook zouden moeten respecteren. Op Jalta werd niet overeengekomen dat Tsjecho-Slowakije deel zou uitmaken van de invloedssfeer van de Sovjet-Unie. De overeenkomst van Jalta werd geschonden door Stalin, niet door westerse politici.
Bolkestein: Denkt u dat er enig alternatief was voor de militaire staatsgreep van Jaruzelski?
Pelikán: Het gevaar van een militaire interventie door het Warschaupact was aanwezig. Het sovjetleger was er klaar voor. De Oost-Duitse en Tsjecho-Slowaakse legers eveneens. Hun leiders oefenden druk uit op Brezjnev om in Polen in te grijpen. Naar mijn mening zou Solidariteit meer bereid kunnen zijn geweest tot een compromis over bepaalde deelakkoorden over de vrijheid van vakbonden, van de pers, enzovoort. En ze hadden niet moeten proberen het hele systeem te veranderen. Zo'n spontane beweging als Solidariteit werd door niemand gecontroleerd. De voornaamste vergissing van haar leiders was dat ze niet geloofden dat het Poolse leger zou ingrijpen.
In 1967 voerde ik in Havanna een lange discussie met Allende - de latere president van Chili - over wat er zou kunnen gebeuren als links de macht zou grijpen in Chili. Bestond er niet het gevaar van een tegen hen gerichte gewapende interventie? Hij antwoordde dat dit absoluut uitgesloten was omdat het Chileen- | |
| |
se leger altijd loyaal was jegens de legale regering. U ziet, alle politieke leiders hebben hun illusies.
Bolkestein: Wat had Michel Debré te zeggen over de gebeurtenissen in Praag?
Pelikán: In 1968 was Debré minister van Buitenlandse Zaken onder De Gaulle. Hij werd beroemd om zijn uitspraak in augustus 1968 dat de Russische bezetting van Praag een incident de parcours was. Toen de invasie in Praag plaatshad, riep De Gaulle de Tsjecho-Slowaakse ambassadeur bij zich en vroeg: ‘Et les Tchèques, qu'est-ce qu'ils vont faire? Ils vont se battre?’ De ambassadeur zei: ‘We zullen zien.’ De Gaulle: ‘Als jullie de indringers niet bestrijden, kan ik niets voor jullie doen.’ De mening van Debré dat problemen als de invasie van Tsjecho-Slowakije interne problemen van het Warschaupact waren en dat Moskou de vrije hand in dit gebied had, voerde de boventoon. Daarom was de invasie - voor hem en voor veel andere leiders - een incident en moest de verhouding met Moskou worden voortgezet.
Dit was ook de houding van enkele West-Duitse politici die zeiden dat de Praagse Lente een potentieel gevaar voor de détente was. Omdat het de Sovjet-Unie en de westerse democratieën in conflict zou hebben gebracht. Het was niet toevallig dat de onderdrukking van de Praagse Lente de verbetering van de betrekkingen tussen Bonn en Moskou - de Ostpolitik - in een stroomversnelling bracht. De sovjets onderstreepten: ‘Nu moet het Westen aanvaarden dat het niet tot een deelakkoord met afzonderlijke oostelijke landen kan komen. Ze moeten over alles betreffende Centraal- en Oost-Europa eerst met ons in Moskou onderhandelen.’
Deze procedure werd tot 1989 door het Westen aanvaard. De indruk van bepaalde westerse leiders was dat de Tsjecho-Slowaakse beweging in 1968 te ver ging en te radicaal was. Het Westen zou de voorkeur hebben gegeven aan een langzamere ontwikkeling, omdat ze de militaire en economische onderhandelingen die gaande waren met de Sovjet-Unie niet wilden bederven. Daarom was de Praagse Lente gedoemd te worden vergeten.
| |
| |
Bolkestein: Regeringen zijn altijd geïnteresseerd in stabiliteit. Giscard d'Estaing ging naar Moskou om met Brezjnev te spreken over Solidariteit. Hij wilde de ontwikkelingen vertragen. De houding van de westerse regeringen tegenover de Duitse hereniging was dezelfde. Ook in mijn land. Onze toenmalige premier was niet erg enthousiast. Regeringen vrezen ontwikkelingen die op hol slaan.
Pelikán: Dat was mijn grootste probleem tijdens mijn ballingschap, toen ik me in het Westen inspande om steun te vinden voor onze interne oppositie. De meerderheid van de politici was ervan overtuigd dat deze interne oppositie slechts een kleine minderheid betrof die niets kon veranderen. Elke concessie, elke hervorming, kon slechts worden bereikt door onderhandelingen met de leiders van de Sovjet-Unie en van de Oost-Europese landen. Zij konden niet worden bereikt door demonstraties of door oppositie. Het enige wat westerse regeringen bereid waren te doen, was een lijst met namen geven van politieke gevangenen en die bij een bepaalde gelegenheid, tijdens het ontbijt of de lunch, voorleggen aan de heer Husák, de heer Jaruzelski of de heer Kádár. Maar deze onderhandelingen werden door het Oosten en het Westen gezien binnen het kader van de twee blokken, dat wil zeggen onder de voorwaarde dat de tweedeling van Europa lange tijd in stand zou worden gehouden. Niemand verwachtte dat de Sovjet-Unie en Oost-Europa zouden instorten.
Bolkestein: U verliet Praag en werd in 1969 naar Rome gestuurd en u hebt daar tussen 1969 en 1989 gewoond. Wanneer werd u lid van het Europese Parlement?
Pelikán: In 1979. Toen waren de eerste directe verkiezingen voor het Europese Parlement. Toen ik in 1969 uit de communistische partij en uit ons parlement werd gezet, werd mij tevens mijn Tsjecho-Slowaakse staatsburgerschap ontnomen. Ik kwam als een politieke vluchteling in Italië terecht. Na acht jaar kreeg ik het Italiaanse staatsburgerschap. Ik kon dus kandidaat worden voor het Europese Parlement. Voor deze eerste Europese verkiezingen bood de Italiaanse Socialistische Partij (psi) mij een plaats aan op de lijst in de noordwestelijke regio (Milaan, Turijn,
| |
| |
Genua). Het wekte verbazing bij de Italiaanse en Europese pers dat zoiets mogelijk was. In die grote regio in het noordelijke deel van Italië kreeg ik zo'n 130.000 voorkeursstemmen, wat voor iemand die bepaald geen foutloos Italiaans spreekt een heel vriendschappelijke betuiging van solidariteit was. Tijdens de verkiezingscampagne verklaarde de leider van de Italiaanse socialistische partij Bettino Craxi: ‘Wij weten in Italië wat ballingschap en onderdrukking betekenen. Daarom zenden we Pelikán naar Straatsburg om dat Europese podium te gebruiken voor de verdediging van de mensenrechten in Oost-Europa en in de wereld.’
Ik werd gekozen en nam als voornaamste taak op me te spreken over alle schendingen van de mensenrechten: in Oost- en Centraal-Europa, maar ook in Iran, Zuid-Afrika, Chili, enzovoort. Het was niet altijd gemakkelijk te doen, zelfs niet binnen de socialistische fractie. Bijvoorbeeld: na de coup d'état van generaal Jaruzelski in Polen in december 1981 voerden we een heftige discussie in het Europese Parlement en ook in de socialistische fractie over de houding die we moesten aannemen. Ik stelde dat we solidair moesten zijn met Solidariteit en ons tegen de coup d'état moesten keren, terwijl een groot deel van de socialistische fractie, in het bijzonder de Duitse afgevaardigden van de spd, zich tegen mij keerden en zeiden: ‘U moet de werkelijkheid in het oog houden. Lech Wałȩsa en zijn beweging brengen de stabiliteit van de Oost-West-betrekkingen in gevaar.’ Datzelfde soort argumenten hoorde ik in het geval van de onderdrukking in Tsjecho-Slowakije en in de ussr en van de invasie van de Sovjet-Unie in Afghanistan.
Bolkestein: Dat is hetzelfde verschijnsel. Mensen in het Westen waren over het algemeen voorstander van stabiliteit. Daarom zetten ze de mensenrechten op een laag pitje.
Pelikán: In die tijd had uw minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel een ontmoeting met professor Patoc̆ka, een van de woordvoerders van Charta 77, die daarna zeer wreed werd verhoord door de politie en stierf. Die houding van de heer Van der Stoel werd door ons volk als een moedig gebaar beschouwd. Niemand anders van een westerse regering had dat gedaan. Pas
| |
| |
later, nadat Gorbatsjov aan de macht was gekomen in 1985, hebben enkele politieke leiders die naar Praag gingen op een officieel bezoek de moed gehad om vertegenwoordigers van de interne oppositie uit te nodigen voor het ontbijt en met hen te spreken. Nu zegt natuurlijk iedereen dat hij de oppositie steunde.
Bolkestein: Waarom werd u lid van het Europese Parlement voor de Italiaanse socialistische partij en niet voor de Italiaanse communistische partij?
Pelikán: Er kwam een ander voorstel voor mijn kandidatuur van de Italiaanse radicale partij, van mijn oude vriend Panella. Maar niet van de communistische partij, hoewel ik vele vrienden onder de leiders van de Italiaanse communistische partij had. Ik kende Enrico en Giovanni Berlinguer en vele anderen. Zij hadden de moed gehad de sovjetinterventie van 1968 te veroordelen, maar in dezelfde resolutie betuigden ze hun solidariteit met de communistische partij van de Sovjet-Unie. De Italiaanse partijleiding was zich ervan bewust dat Brezjnev een catastrofe voor het socialisme was. Maar de meerderheid van de partijachterban deelde die mening niet. De partijleiding wilde geen openlijk conflict met de communistische partij van de Sovjet-Unie riskeren.
Dat had ideologische, maar ook financiële redenen. Veel geld kwam uit Moskou direct naar de Partij en ook via ‘rode’ coöperaties. Dus ze wilden een openlijke botsing vermijden. Als iemand van de Italiaanse communistische partij met mij aan een discussie op radio of televisie deelnam, kwam er altijd een hevig protest van de communistische partij van de Sovjet-Unie. De Italiaanse communistische partij was hier heel voorzichtig in. In de Europese verkiezingscampagne van 1979 stelde de heer Pansa, een groot journalist van La Repubblica, de volgende vraag aan de secretaris van de communistische partij Enrico Berlinguer: ‘Waarom zet u Pelikán niet op uw kandidatenlijst? Hij was toch lange tijd communist?’ Berlinguer antwoordde: ‘U weet dat dat moeilijk zou zijn.’ Hij legde niet uit wat de reden was. Maar iedereen wist dat de sovjetleiders zich er onmiddellijk tegen zouden verzetten.
| |
| |
Bolkestein: De Italiaanse communistische partij organiseerde zelfs een conferentie over Praag 1968 zonder u uit te nodigen.
Pelikán: Er waren verschillende internationale conferenties over de Praagse Lente. Ik herinner me de conferentie ter gelegenheid van haar vijfde verjaardag, in 1973 in Parijs, georganiseerd door de Franse socialistische partij onder voorzitterschap van François Mitterrand, waarvoor de Italiaanse communisten waren uitgenodigd. Maar ze namen er geen deel aan. De Franse communistische partij viel dit initiatief aan als een antisovjetactiviteit. De angst voor antisovjetgedrag was nog steeds diepgeworteld bij een deel van de communistische basis. Even had Europees links de illusie dat de ‘eurocommunisten’ een duidelijk standpunt tegen het sovjetmodel van socialisme zouden innemen. Berlinguer zei: ‘De Sovjet-Unie vertegenwoordigt een socialisme met enkele onliberale kenmerken.’ Ze konden niet begrijpen dat het een totalitair regime was.
Bolkestein: Er is in Praag een rapport opgesteld over de mensen die veroordeeld waren en vervolgens gerehabiliteerd. Hebt u het gelezen?
Pelikán: Ja. Ik kreeg het manuscript in 1969, toen het nog niet gepubliceerd was. Ik kreeg het gesmokkeld uit het land. Ik publiceerde het in verschillende talen. Het werd in Engeland en in de vs gepubliceerd. We hebben het ook in het Tsjechisch gepubliceerd en smokkelden kopieën Tsjecho-Slowakije binnen, met het doel herhaling van de politieke processen te voorkomen.
Bolkestein: Maarten van Traa, tegenwoordig een Nederlands parlementariër, zei destijds dat het helpen van Solidariteit niet moest worden beschouwd als een antisocialistische provocatie. Dat was de ambivalente houding van de West-Europese socialisten tegenover de Oost-Europese bevrijdingsbewegingen. Aan de ene kant verwelkomden ze die, maar aan de andere kant waren ze bang dat dit op de een of andere manier antisocialistisch was.
Pelikán: Als je eerlijk bent, kun je niet zeggen dat de Socialisti- | |
| |
sche Internationale altijd aan de kant van de oppositie in Oost-Europa heeft gestaan. Er waren een paar uitzonderlijke gevallen. De Italiaanse socialistische partij zette zich heel erg in voor de oppositie in Tsjecho-Slowakije en Polen, en heeft geholpen met geld en materiaal. Maar ik heb het recht niet om iemand te bekritiseren. We voerden lange en dramatische discussies in de socialistische groep van het Europese Parlement, waarin de vertegenwoordigers van de spd zeiden dat iedere steun aan de oppositie in Oost-Europa de situatie alleen maar zou destabiliseren. Hun argument was dat ze na 1948 de sociaal-democratische oppositie in Oost-Europa hadden geholpen en dat vele mensen vanwege hun steun gedood of gearresteerd waren. Een ander voorbeeld: de socialistische groep onder voorzitterschap van Rudy Arndt nodigde een delegatie uit van het Tsjecho-Slowaakse parlement, dat was gedomineerd door de communistische partij van Tsjecho-Slowakije, zonder mijn mening te vragen, hoewel ze wisten dat ik uit dat land kwam. De socialistische groep zond ook een delegatie naar Tsjecho-Slowakije zonder in contact te treden met de oppositiebeweging Charta 77, en toen ik daar kritiek op had, zei Arndt tegen mij dat Charta 77 slechts een kleine groep vertegenwoordigde. De houding van de Europese socialisten was heel tegenstrijdig.
Bolkestein: Toen u in Rome was gaf u het tijdschrift Listy uit. U wilde nooit het aantal gepubliceerde exemplaren noemen. Kunt u het ons nu vertellen?
Pelikán: Ongeveer tienduizend, waarvan ongeveer 3.500 naar de intekenaars gingen. Dat waren Tsjechen en Slowaken in ballingschap. De rest ging kosteloos naar verschillende journalisten en burgers. In de zomer verhoogden we de aantallen omdat we ze naar de toeristenkampen in Joegoslavië zonden, waar Tsjecho-Slowaakse burgers hun vakantie mochten doorbrengen. Het aantal exemplaren hing af van de manier waarop het tijdschrift de Tsjechische lezers in het land kon bereiken.
Bolkestein: Was het effectief?
Pelikán: Dat is moeilijk te zeggen. Soms twijfel ik eraan of ons
| |
| |
werk echt effectief was. Als ik denk over de verzetsbeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan stel ik vast dat die enige schade heeft toegebracht aan de nazi's, maar ook veel slachtoffers heeft gemaakt. Uiteindelijk werd de oorlog beslist door de strijd in Stalingrad en de invasie in Normandië. De totalitaire regimes in Oost-Europa werden beïnvloed door de oppositie, intern en in ballingschap, maar ze werden pas vernietigd door Gorbatsjov. Het was Gorbatsjov die vanaf 1985 - toen hij aan de macht kwam - de situatie onomkeerbaar maakte. Ik zeg niet dat hij dat vanaf het begin wilde. Ik denk dat hij aanvankelijk niet besefte waar de perestrojka toe zou leiden. Maar de geschiedenis zal hem de plaats geven van een leider die de deur voor fundamentele veranderingen in Oost-Europa openzette. Gorbatsjov besefte één belangrijk punt niet: hij begon de hervormingen met het geven van meer politieke vrijheid, maar zonder werkelijke economische veranderingen te introduceren die voldoende voedsel en een materiële basis voor de bevolking garandeerden. De perestrojka verlaagde in feite de levensstandaard en verloor daardoor de steun van het volk. Hij besefte evenmin welke consequenties dit voor de Oost-Europese landen zou hebben. Tot 1985-1986 werd elke verandering in de Oost-Europese landen van tevoren met de sovjetleiding overlegd. Maar toen zei Gorbatsjov dat van nu af aan de Sovjet-Unie niet zou ingrijpen in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen van het blok en dat leiders in Oost-Europese landen konden doen wat ze wilden. Het paradoxale van deze positie was dat dezelfde leiders van de Oost-Europese communistische partijen die eerder door Moskou op hun post waren gezet, nu het beleid moesten uitvoeren waartegen ze hadden gevochten. Dat was de reden waarom het regime van Husák en Jakes̆ in Tsjecho-Slowakije tot 1989 kon overleven. Gorbatsjov was niet in staat het de
noodzaak op te leggen van een dialoog met de oppositie en van hervormingen. Dat is de reden waarom Gorbatsjov heden ten dage niet populair is in Oost-Europese landen en evenmin in Rusland. Terwijl hij nog steeds populair is in het Westen.
Bolkestein: Waarom maakte Gorbatsjov in 1985 de Oost-Europese regeringen duidelijk dat hij ze niet langer zou ondersteunen? Was dit omdat hij dacht dat de situatie politiek onhoudbaar was
| |
| |
geworden of denkt u dat de Sovjet-Unie haar imperium economisch niet langer kon ondersteunen?
Pelikán: Economisch bestond een dergelijk gevaar niet. Er waren moeilijkheden - in de bewapeningswedloop bijvoorbeeld - maar de economische banden tussen de Sovjet-Unie en de Oost-Europese landen waren sterk. Ik zie Gorbatsjov als een soort idealist. Hij dacht dat hij, na zo veel jaren van inmenging in de binnenlandse zaken van de Oost-Europese landen, deze praktijk stop moest zetten. Dat is juist als beginsel. Maar als je met perestrojka in de Sovjet-Unie begint, moet je rekening houden met de mogelijkheid dat de landen in Oost-Europa met hun eigen perestrojka beginnen. En dat was iets wat hij aanvankelijk niet kon begrijpen. Hij ging naar Praag in 1987. Hij werd opgewacht door honderdduizenden mensen die enthousiast over hem waren. Ze verwachtten dat hij hun hoop zou geven. Maar in plaats daarvan steunde hij het oude stalinistische leiderschap. Hij misleidde de bevolking volkomen.
Toch zal Gorbatsjov voor altijd de verdienste hebben dat hij de deur naar verandering heeft opengezet. Maar hij was niet in staat de gevolgen van zijn daden te voorzien. Rakowski was secretaris van de Poolse communistische partij vóór de verandering. Hij vertelt hoe het toeging in december 1989 in Moskou, waar de laatste topontmoeting van het Warschaupact plaatshad. Rakowski was daar als secretaris-generaal van de Partij en Jaruzelski als president van Polen. Ze voerden discussies met Gorbatsjov over de toekomst van Duitsland. ‘We kunnen een herenigd Duitsland als lid van de navo niet aan onze grens tolereren,’ zeiden ze. Gorbatsjov zei tegen hen zich geen zorgen te maken omdat het nog lang zou duren voor Duitsland herenigd zou zijn. Duitsland zou na de hereniging geen lid van de navo worden. Een paar maanden later veranderde hij van houding. Dit geeft aan dat de ontwikkelingen hem op de een of andere manier boven het hoofd waren gegroeid. Hij was niet in staat ze te beheersen. Maar de vraag blijft: wie zou het beter hebben kunnen doen?
Bolkestein: Ik herinner me mijn bezoek aan Boedapest in mei 1989. Ik was de eerste minister van Defensie uit de navo die dat
| |
| |
land bezocht. Ik voerde gesprekken met de Hongaarse minister van Defensie. Elke zinspeling op uittreding van Hongarije uit het Warschaupact was toen nog taboe. Het is opmerkelijk dat de mensen die onmiddellijk na de revolutie van 1989 politiek verantwoordelijke posities bekleedden, na de verkiezingen in 1992 uit de macht werden ontzet. Jir̆í Dienstbier was als hoofd van de Tsjechische liberale partij (vrije democraten) een populaire minister van Buitenlandse Zaken. Hij is nu een politieke figuur van het tweede plan. Wat verklaart dat deze mensen min of meer op de achtergrond zijn geraakt en dat een nieuwe generatie van politici op het toneel is verschenen?
Pelikán: U moet begrijpen dat de ontwikkelingen in Tsjecho-Slowakije na 1989 verschilden van die in Hongarije en Polen. In die twee landen hadden de communistische partijen de periode van Gorbatsjov tenminste gebruikt voor enige dialoog met de oppositie en enkele economische hervormingen. De particuliere sectoren in Polen en Hongarije waren al tamelijk sterk, terwijl in Tsjecho-Slowakije de communistische partij zich tot het allerlaatst tegen elke dialoog met de oppositie verzette. Toen de demonstraties van november 1989 begonnen, wilden ze geweld tegen de demonstranten gebruiken, maar ze werden gewaarschuwd door de sovjetleiding. De Sovjet-Unie wilde zulk geweld niet en zou dat hoe dan ook niet steunen.
De macht lag op straat. Havel was een symbool van de oppositie. Hij was moedig, hij was actief geweest met schrijven, hij had vier jaar in de gevangenis gezeten. Hij werd tot president gekozen en hij bracht een groep van zijn vroegere vrienden in de dissidentenbeweging met zich mee. Het waren over het algemeen aardige en eerlijke mensen, maar zonder politieke ervaring. Ze besloten dat ze geen mensen zouden aanvaarden die in 1968 in leidende posities een rol hadden gespeeld, ook al hadden deze mensen wel politieke ervaring. Dubc̆ek was natuurlijk de uitzondering. Hij werd door Havel gevraagd president van het parlement te worden. Het was een symbolische rol zonder enige macht. Maar het algemene beleid was de mensen van 1968 te weigeren, omdat de nieuwe leiding wilde laten zien dat de veranderingen na 1989 niets te maken hadden met de Praagse Lente.
| |
| |
Het voornaamste probleem was dat de dissidenten in Tsjecho-Slowakije in de minderheid waren. Ze vormden geen massale beweging zoals Solidariteit in Polen. Charta 77 is door tweehonderd intellectuelen begonnen. In 1989 had het zo'n achttienhonderd handtekeningen. Het overgrote deel van de maatschappij was geen voorstander van het communistische regime, maar moest collaboreren om te overleven. Gewone mensen herkenden zichzelf meer in mensen als premier Václav Klaus of in de minister van Economische Zaken Dlouhý, die ofwel lid waren van de communistische partij of, zoals Klaus, in de Bank en in de Academie van Wetenschappen hadden gewerkt en geen communist waren geweest. Ze herkenden zichzelf meer in deze zogenaamde groenezonemensen, die tussen de Partij en de oppositie hadden gestaan.
De echte dissidenten, met uitzondering van Havel, zijn nu geheel en al naar de marge verdreven. De reden is dat ze voor de meeste mensen een onprettige herinnering zijn. Ze herinneren hen eraan dat ze iets hadden moeten doen tegen het regime, maar niets hebben gedaan. Ze zijn gewoon doorgegaan met hun zaken. De dissidenten zijn de bêtes noires, want ze waren in staat te vragen: ‘Wij zaten in de gevangenis. Wij hebben het regime bestreden. Wat hebben jullie gedaan?’ Mensen uit de ‘groene zone’ hingen geen enkel politiek ideaal aan. Ze waren geen lid van de Partij, en evenmin van de oppositie. Ze deden gewoon hun werk en verdienden wat geld.
Bolkestein: En toen kwam de scheiding tussen de Tsjechische republiek en Slowakije. Het was Havel die zei dat, als de Tsjechische republiek de rechterkamer van het hart was, Slowakije de linkerkamer was. Havel zei ook dat het ontstaan van Tsjecho-Slowakije in 1918 het werk was van de Tsjechische intelligentsia. Ze beschouwden het uit elkaar vallen van het land als een groot falen.
Pelikán: Ik ben het ermee eens dat het tragisch was. Er is een historisch verschil tussen de Slowaken en de Tsjechen, ook al spreken ze een vergelijkbare taal. De Tsjechen zaten in het Oostenrijkse deel van de monarchie, met gelijke rechten, terwijl de Slowaken in het Hongaarse deel zaten en werden onderdrukt.
| |
| |
Masaryk had de vertegenwoordigers van het Slowaakse volk in 1918 in Pittsburgh beloofd dat ze hun autonomie zouden krijgen. Zijn belofte werd niet nagekomen. Er was een sterke beweging voor Slowaakse autonomie in de eerste Tsjecho-Slowaakse republiek.
Toen Hitler op 15 maart 1938 besloot de rest van Tsjecho-Slowakije te bezetten, profiteerden de Slowaakse nationalistische leiders van die situatie door de onafhankelijkheid van Slowakije uit te roepen onder de protectie van Hitler. Vervolgens leidde in 1944 een nationale opstand van de Slowaken tegen het fascistische regime tot de herleving van de Tsjecho-Slowaakse republiek met de belofte van autonomie voor Slowakije. Maar na 1948 respecteerde het gecentraliseerde communistische systeem de autonomie van Slowakije evenmin. Voorbereidingen voor een federaal systeem met twee gelijkwaardige naties werden begonnen tijdens de Praagse Lente in 1968. Ze werden stopgezet door de sovjetinvasie. Na 1989 waren het Tsjechische deel van de oppositie en ook de nieuwe democratische regering niet ontvankelijk genoeg voor de Slowaakse aspiraties. Nadat Havel tot president werd gekozen was zijn eerste bezoek aan Duitsland. Bij de Slowaken lag dit heel gevoelig.
Er waren andere problemen in Slowakije. De nieuwe Slowaakse premier Mec̆iar is een populist en een nationalist. De onderhandelingen over de nieuwe federatie of confederatie mislukten. Toen in de verkiezingen van 1992 de meerderheid van de Tsjechen Klaus steunde en de meerderheid van de Slowaken Mec̆iar, heerste aan beide kanten het gevoel - bij de leiders, niet bij het volk - dat het beter zou zijn uit elkaar te gaan. Klaus wist dat het binnen één staat houden van Slowakije een sterkere oppositie in het parlement zou betekenen. Mec̆iar had het gevoel dat van Tsjechische kant geprobeerd werd zijn mars naar de onafhankelijkheid tegen te houden.
Deze twee premiers besloten zonder een referendum te houden de republiek in tweeën te splitsen. Dat was een vergissing. Tsjecho-Slowakije had één land moeten blijven, maar met gelijke rechten voor beide delen. Er zou een element van stabiliteit in Centraal-Europa zijn geweest. Het land splitsen betekende een nieuw risico. De Tsjechische republiek met tien miljoen mensen ziet zich nu geconfronteerd met een herenigd Duits- | |
| |
land en Slowakije met vijf miljoen mensen wordt geconfronteerd met een Hongaarse minderheid van een half miljoen. De geografische stabiliteit werd vernietigd. Maar nu is het een fait accompli. Niemand kan het veranderen en we kunnen slechts werken aan een serieuze samenwerking en hopen dat, als de Tsjechische republiek en Slowakije op een dag toetreden tot de Europese Unie, ze een soort Benelux zullen vormen.
Bolkestein: Is deze afscheiding onomkeerbaar?
Pelikán: Ik denk het wel.
Bolkestein: Václav Havel heeft gezegd dat er niets is tegen twee naties in de Europese Unie. Heeft hij er genoeg aan gedaan om de afscheiding tegen te houden?
Pelikán: Het is gemakkelijk kritiek uit te oefenen als je er niet direct bij betrokken bent. Havel zou meer pogingen in het werk hebben moeten stellen om een voor Tsjechen en Slowaken gemeenschappelijke staat te behouden. Hij was de president, hij had gezworen de eenheid en integriteit van de staat te verdedigen. Maar toen het duidelijk werd dat de premiers Klaus en Mec̆iar het eens waren geworden over de afscheiding, nam hij zijn ontslag omdat hem door Klaus was beloofd dat hij tot Tsjechische president zou worden gekozen. Maar zijn termijn was nog niet afgelopen. Hij had verder moeten gaan als president van een verenigd land en maximaal gebruik moeten maken van zijn gezag. Hij deed dat niet omdat hij er zeker van was dat hij het niet kon voorkomen. De beide premiers hadden deze kwestie moeten voorleggen aan een volksreferendum.
Bolkestein: Wat zou de uitkomst zijn geweest?
Pelikán: De meerderheid van het Slowaakse volk zou waarschijnlijk tegen afscheiding zijn geweest. In het geval van de Tsjechische republiek is het moeilijk te zeggen. Ik denk dat een meerderheid eveneens tegen zou zijn geweest. Aan de Tsjechische kant was de wil om zich af te scheiden groter, omdat Slowakije arm is. Het is als in Italië. Als het zuiden van Italië zou
| |
| |
vertrekken, zou het noorden een rijk land worden. Maar het was noodzakelijk om zo'n fundamentele vraag als de splitsing van de staat in een referendum voor te leggen. Als zo'n referendum de wil van de Tsjechen en Slowaken om zich af te scheiden tot uitdrukking zou hebben gebracht, zou het gerechtvaardigd zijn geweest. Nu zijn er nog steeds discussies gaande over de vraag of het binnen de competentie van de twee premiers lag deze zaak te beslissen zonder het parlement of het volk te raadplegen.
Bolkestein: De heer Havel volhardt - zo lijkt het - in zijn geloof in de macht van het woord, van morele overreding en het persoonlijke voorbeeld. De vraag is of het mogelijk is voor een politicus het politieke leven louter door zijn persoonlijk voorbeeld en door de macht van het woord te beïnvloeden.
Pelikán: Het voornaamste verschil tussen Havel en Klaus is dat Havel voorstander is van de ontwikkeling van een burgerlijke maatschappij. Die betekent dat burgers actief deel moeten nemen aan politieke beslissingen. Klaus is meer voor een op politieke partijen gebaseerde democratie. Zodra politieke partijen over de bestemming van een land beslissen, is dat voor hem genoeg. Havel is een man met een bepaalde morele integriteit en zou een voorbeeld van betrokkenheid bij het intellectuele en politieke leven kunnen zijn, terwijl het in de opvatting van Klaus voornamelijk het parlement en de regering zijn die een beslissende rol in de maatschappij spelen. Havel is meer een voorstander van een derde weg - niet tussen socialisme en kapitalisme, maar in de zin dat een markteconomie niet een uniek model is. Er zijn zo veel markteconomieën. Amerika is een bijzonder continent en zijn markteconomie verschilt van de markteconomieën van Holland of Duitsland. In Frankrijk is er weer een ander model.
Dus de vraag is: wat voor soort parlementaire democratie zal er zijn en wat voor soort markteconomie? Niemand - de communisten inbegrepen - is vandaag tegen een parlementaire democratie en een markteconomie. Maar van welke soort? Hoe moeten de nieuwe democratieën en markteconomieën zich ontwikkelen na meer dan veertig jaar communistisch bewind? Je kunt binnen korte tijd geen functionerende democratie en
| |
| |
markteconomie hebben in een land waar veertig jaar lang de meerderheid van de mensen door een communistische ideologie is beïnvloed en waar het grootste deel van de economie in handen was van de staat. Zo'n overgang moet geleidelijk plaatshebben. Dat is wat Havel zegt. Klaus en zijn partij zijn voorstanders van een radicale transformatie van de economie, in de hoop dat die een betere politieke democratie tot stand zal brengen.
Bolkestein: Ik zit te denken aan de rol van intellectuelen in de politiek. Tijdens de bezetting van een land kunnen intellectuelen belangrijk zijn. Na de bevrijding, als de democratie terugkeert, verliezen intellectuelen hun nut omdat ze door hun temperament niet geneigd zijn zich in te laten met de schermutselingen van de democratische politiek.
Pelikán: Intellectuelen zijn altijd nuttig omdat ze non-conformisten zijn. Ze hebben de capaciteit een gevaar in de ontwikkeling van een maatschappij te onderkennen. Ze horen niet de macht te hebben om te beslissen wat er gedaan moet worden, maar ze kunnen een beroep doen op de publieke opinie, op de politieke partijen of op de regering als ze het gevoel hebben dat er gevaar dreigt. Het is niet goed als een land zijn ontvankelijkheid zou verliezen voor de waarschuwende stemmen van intellectuelen. Ze spelen een grote rol in een periode van onderdrukking.
De rol van de cultuur was in Tsjecho-Slowakije heel belangrijk vóór '68. Politieke partijen waren niet in staat hun mening te uiten in het parlement. Maar Kundera, Havel en andere schrijvers hebben uiting gegeven aan de gevoelens van het volk en het volk heeft zijn eigen gevoelens in hun werken herkend. Dat is nu niet het geval, in deze tijd van democratie, omdat intellectuelen niet langer politieke partijen of vakbonden of andere organisaties hoeven te vervangen. Bijvoorbeeld: in Praag hebben onlangs zo'n honderdtwintig intellectuelen een oproep gedaan tegen geweld op de televisie, dat een zeer negatieve invloed op jonge mensen heeft. Als je elke dag geweld ziet, moet dat wel negatieve gevolgen hebben voor de maatschappij. Deze oproep werd gesteund door een meerderheid van het volk, maar bleef zonder invloed op de commerciële televisie.
| |
| |
Bolkestein: Laat ik mijn standpunt verhelderen. Ik ben het met u eens dat intellectuelen een rol hebben als commentatoren. Maar hebben ze ook een rol binnen politieke partijen of als leden van een kabinet?
Pelikán: Intellectuelen horen geen lid te worden van een kabinet omdat ze in zo'n positie niet meer kunnen signaleren of protesteren. Dit sluit de mogelijkheid niet uit dat iemand die een beroemde schrijver is president van het parlement wordt of een rol in een politieke partij speelt. Daar heb je mensen met een bepaalde stem, onafhankelijk maar invloedrijk. Zonder zulke signalen en onafhankelijke stemmen dreigt het gevaar dat democratieën veranderen in autoritaire regimes. Dat is iets wat ik niet kan uitsluiten. Niet alleen voor landen in Centraal- en Oost-Europa maar ook voor andere landen. Politici worden in beslag genomen door dagelijkse problemen. Ze kunnen niet altijd langetermijnontwikkelingen zien. Daarom is het heel nuttig enige onafhankelijke stemmen te hebben. Het is aan de politici om zulke waarschuwingen te horen.
Neem het probleem van de cultuur. Uit het gezichtspunt van een markteconomie zou je kunnen zeggen: ‘We hebben geen opera of ballet of beeldende kunsten nodig. Als iemand die wil, moet hij er maar voor betalen.’ Maar ik kan me geen Europa zonder cultuur voorstellen. Het is een basis voor de Europese eenheid, deze christelijke en joodse cultuur die zich in de loop van honderden jaren heeft ontwikkeld en ons in Europa een gemeenschappelijke achtergrond geeft en ons doet verschillen van Afrika of Azië en zelfs van Noord-Amerika.
Bolkestein: We zijn nu beland bij het laatste deel van dit gesprek. Dat betreft de multiculturele samenleving. Tsjecho-Slowakije is nu uiteengevallen. We hadden het eerder over de nostalgie naar het Oostenrijks-Hongaarse rijk na de Ausgleich. We weten wat er gebeurt in Joegoslavië en wat er is gebeurd in Ierland, België, Cyprus en Sri Lanka. Wat is de toekomst van de zogenaamde multiculturele samenleving?
Pelikán: Ik heb altijd gedacht dat wij marxisten de ontwikkelingen konden voorzien. Maar wie heeft Wałȩsa in Polen voorzien?
| |
| |
Of Khomeini in Iran? Wie heeft de fundamentalisten voorzien? We kunnen niets voorzien. Er is in West-Europa een gebrek aan begrip voor het nationale probleem van Centraal- en Oost-Europa. Er waren bepaalde nationale aspiraties die niet werden vervuld, hetzij vanwege de communistische onderdrukking, hetzij om andere redenen. Maar ze moeten worden verwerkelijkt omdat elke natie het recht heeft om onafhankelijk te zijn, om haar eigen identiteit te vinden en die uit te drukken in de vorm van een onafhankelijke staat of in een confederatie met anderen.
Centraal- en Oost-Europa maken een periode door die vergelijkbaar is met die welke West-Europa drie- of vierhonderd jaar geleden doormaakte. De nationale staten van Frankrijk, Engeland en Holland hebben honderden jaren nodig gehad om zich te ontwikkelen. Nu willen Slowaken en Slovenen en Kroaten ook onafhankelijk zijn. We zouden moeten aanvaarden dat elke natie het recht heeft Hausherr te worden in eigen land. Maar we zouden het etnische beginsel van de staat niet moeten verdedigen of verheerlijken. De toekomst is waarschijnlijk aan de multiculturele en multi-etnische staat.
Een ander probleem is hoe dit recht op onafhankelijkheid te verenigen is met de erfenis van het verleden. Het verleden heeft bepaalde grenzen gecreëerd die soms door imperiale en koloniale machten werden vastgelegd. Als we ontwikkelingen als die in Joegoslavië willen vermijden, moet Europa zeggen: ‘Je hebt het recht op onafhankelijkheid, maar onder twee voorwaarden. Ten eerste moet je de bestaande grenzen aanvaarden. Al zijn ze niet rechtvaardig, je kunt ze niet met geweld veranderen. Alleen door onderhandelingen. En ten tweede moet je de minderheden respecteren.’
Deze twee voorwaarden werden niet gesteld aan de nieuwe onafhankelijke staten in voormalig Joegoslavië en in de voormalige Sovjet-Unie. Hoeveel oorlogen hebben we niet gehad in West-Europa voor we de huidige grenzen hebben gekregen? Wat er nu plaatsheeft in de Balkan en in de voormalige Sovjet-Unie is iets wat alleen kan worden tegengehouden door een dictaat op te leggen en dat is geen oplossing. Laten we er geen drama van maken. We zouden het niet moeten zien als iets catastrofaals. Het is waarschijnlijk een onvermijdelijke prijs voor de nieuwe vrijheid.
| |
| |
Bolkestein: Het is zonder meer dramatisch in Joegoslavië.
Pelikán: Ja, maar het is de prijs die we moeten betalen voor vrijheid. Onder Tito was iets als dit niet mogelijk geweest. Er zijn mensen die zeggen dat Tito de gravitatie in de richting van dit alles heeft veroorzaakt. En nu koesteren veel mensen in Joegoslavië een nostalgie naar Tito. Onder Tito leefden de mensen door elkaar heen en waren er geen conflicten, hoewel er onderhuidse vijandigheid was. Als je vrij wilt zijn om je mening te uiten zonder censuur, dan moet je ook erkennen dat er een botsing van belangen zal zijn.
Bolkestein: Was Joegoslavië onder Tito niet gelukkiger dan nu?
Pelikán: Waarschijnlijk wel. Het was in elk geval vreedzamer. Je kunt ook zeggen dat in de Sovjet-Unie die oorlogen in Georgië, Armenië, Azerbeidjan, Tsjetsjenië en andere gebieden niet mogelijk waren geweest. Onder Stalin en Brezjnev waren ze niet mogelijk. Het is de prijs van de nieuwe vrijheid. We leven in een overgangsperiode die tragisch maar onvermijdelijk is. Ik weet tenminste niet hoe zij vermeden had kunnen worden.
Bolkestein: Het recht op vrijheid van naties doet de vraag rijzen: wat is een natie? Zijn de Slowaken een andere natie dan de Tsjechen? Het lijkt erop dat wanneer mensen de kans krijgen om groepen te vormen, ze die met beide handen aangrijpen om zich dan af te scheiden van anderen. Nationalisme en etnische politiek zijn vandaag de dag verreweg de krachtigste factoren.
Pelikán: In het geval van Oost-Europa is het een product van imperia: het sovjetimperium, het Joegoslavische imperium, het Turkse imperium. Vervolgens legden ze na 1918, op de conferentie van Versailles, met geweld enige grenzen op: nieuwe staten werden opgericht, sommige met grote nationale minderheden. Wie kan zeggen of deze beslissingen juist waren? Als je het gezag van een staat vernietigt, exploderen alle tegenstrijdigheden. Toen Joegoslavië werd vernietigd, kon men niets anders verwachten dan deze explosie. Maar er zal een verzoening komen. Toen ik onlangs in Rusland was, sprak ik met Russische
| |
| |
vrienden maar ook met enkele intellectuelen uit Kazachstan, de Oekraïne en Georgië. Ze zeggen dat hun eerste reactie enthousiasme voor de onafhankelijkheid was. De tweede reactie was de ontdekking dat onafhankelijkheid niet zo eenvoudig was. Ik ben er zeker van dat Joegoslavië weer een confederatie zal worden, maar de mensen moeten op grond van hun eigen ervaring beslissen. De mensen in Ljubljana waren enthousiast over de onafhankelijkheid van Slovenië. Ze produceerden voor de rest van Joegoslavië. Ze hadden het gevoel dat ze betaalden voor de minder ontwikkelde gebieden in Joegoslavië en hoopten dat ze door de onafhankelijkheid hun producten aan West-Europese landen zouden verkopen voor betere prijzen. Nu zien ze dat het Westen geen behoefte aan hun producten heeft. Nu begrijpen ze beter wat een markteconomie inhoudt. Maar hoe lang had u daarvoor nodig? Voor de geschiedenis zijn twintig of dertig jaar niets.
Bolkestein: Denkt u dat Slowakije en de Tsjechische republiek ooit samen zullen komen in een confederatie?
Pelikán: Ik hoop het. Niet als een verenigde staat, maar in de vorm van een federatie. Daarna zullen ze deel gaan uitmaken van de Europese Unie. Vervolgens zal er een of andere coëxistentie van een Benelux-type mogelijk zijn.
Bolkestein: En Wit-Rusland, de Oekraïne en Rusland: zullen zij ook samenkomen in de een of andere confederatie?
Pelikán: Ik denk het wel, omdat er al een grote mate van rapprochement tussen hen is. Aanvankelijk dacht de Oekraïne dat het rijk was. Ze weten nu dat ze niet zonder Russische olie en grondstoffen kunnen bestaan en dat ze in dollars moeten betalen. Ik heb van Russische en Oekraïense vrienden gehoord dat er een grote beweging van onderop is voor een nieuwe confederatie die is gebaseerd op economische behoeften, maar op basis van gelijkwaardigheid.
Bolkestein: U neemt een optimistisch standpunt in over de nationalistische tendensen in Oost-Europa en in de wereld in het
| |
| |
algemeen. Na de ervaring van afscheiding gelooft u dat die landen weer bij elkaar zullen komen.
Pelikán: Als er een conflict zou ontstaan in Afrika, waar de grenzen kunstmatig zijn, zou dat een werkelijke tragedie zijn. Maar het schijnt dat de Afrikanen redelijker zijn dan de Europeanen omdat ze hun grenzen erkennen. De Organisatie voor Afrikaanse Eenheid heeft het principe gevolgd van de erkenning van de oude koloniale grenzen, wat heel verstandig is. Als ze daarover zouden gaan ruziën, zou het einde zoek zijn. Dat soort gevaar bestaat wel degelijk als je kijkt naar de gebeurtenissen in Centraal-Afrika.
Bolkestein: We zien steeds meer etnische problemen: in de Verenigde Staten, in India, in Joegoslavië.
Pelikán: De kunstmatige eenheid van bepaalde staten heeft geleid tot een explosie. Etnische groeperingen zullen tegen elke beslissing zijn die van buitenaf wordt opgelegd. In die zin was het westerse beleid ten aanzien van Joegoslavië niet redelijk. Neem de sancties tegen Servië. Wat zijn de gevolgen? Het Servische volk is hechter verenigd dan ooit. De sancties hebben zelfs geleid tot de blokkade van de aanvoer van wetenschappelijke boeken, voedsel en medicijnen. Het is een bestraffing van het volk, niet van de leiding.
De leiders zullen altijd een manier vinden om hun eigen leven te leiden. In voormalige communistische landen is het economische management voor honderd procent in handen van voormalige communisten. Vóór 1989 kon niemand algemeen directeur van een fabriek worden zonder lid te zijn van de Partij. Nu hebben ze niet langer de leiding over het politieke systeem, maar ze leiden nog steeds de ondernemingen en de economie omdat er niet genoeg nieuwe specialisten zijn die hen kunnen vervangen.
Sommigen van hen zijn intelligente en ontwikkelde mensen. De voormalige nomenklatoera heeft tegenwoordig een beter leven dan onder het communistische systeem. Ze zijn rijk, ze kunnen de hele wereld over reizen en ze worden gerespecteerd. Daarom wil de meerderheid van hen nu niets meer te maken hebben met het communisme. Nieuwe rijke mensen en nieuwe,
| |
| |
jonge zakenlieden die politiek liberaal en rechts zijn, dienen zich aan in de postcommunistische landen. Maar ze zijn rijk geworden omdat ze door privatisering ondernemingen kregen en het kapitaal dat door de oude nomenklatoera was vergaard. Daarom zijn er veel economische verbanden te leggen tussen de nouveaux riches en de oude nomenklatoera.
Er komt misschien een nieuwe regering in de Tsjechische republiek, die een soort coalitie zal zijn tussen politiek rechts en communistisch economisch management. Of zal de republiek zich ontwikkelen tot een autoritair systeem dat behoorlijk zal verschillen van een klassieke democratie? Ik sprak onlangs met de voorzitter van de commissie voor buitenlandse zaken van het Russische parlement, die ervan overtuigd is dat er over twee of drie jaar een grote economische hausse zal zijn. De vraag is onder welk model dat zal gebeuren. Onder een rooseveltiaanse New Deal of onder een Pinochet-achtig autoritair regime? Dit zijn waarschijnlijk de alternatieven voor Rusland en voor enkele andere landen in Oost-Europa.
Ik zie geen gevaar van een terugkeer naar het communisme. De overwinning van de voormalige communistische partij in Polen betekent niet dat de mensen terug willen naar het oude systeem. Hetzelfde geldt voor Hongarije. De vorige rechtse regeringen waren niet in staat de aspiraties van het volk te bevredigen. De nieuwe linkse regering zal waarschijnlijk na de volgende verkiezingen worden vervangen ten gunste van rechts. Dat is een bevestiging van de democratie. Het type maatschappij dat zich in Oost-Europa zal ontwikkelen, zal altijd gegrond zijn op veertig jaar communisme. Niemand weet hoe het eruit zal zien. Ik hoop dat het zich zal ontwikkelen in de vorm van een parlementaire democratie zoals in het Westen. De Tsjechische republiek heeft momenteel een goede uitgangspositie. Voor Slowakije is het anders. Dat heeft als leider een populist als Mec̆iar met autoritaire aspecten. Hij is geen communist maar een nationalist. Bijna alle communisten van de oude stempel in Oost-Europa zijn nationalisten geworden omdat het eenzelfde soort ideologie van overheersing is en een eenpartijsysteem.
Na de ineenstorting van het marxisme-leninisme in Centraal- en Oost-Europa is er een ideologisch vacuüm ontstaan. Zal het worden opgevuld met religie? De mensen gingen naar de kerk
| |
| |
tijdens het communistische regime. Kerken werden slachtoffers zodat ze werden beschouwd als iets wat uit solidariteit moest worden gesteund. Maar nu? De mensen gaan niet meer naar de kerk. Ze zien dat een deel van de katholieke kerk zich gedraagt als de oude communistische partijen, nu ze hun bezit terug willen en zich meer zorgen maken over hun macht dan over nieuwe ideeën. Dus het vacuüm wordt niet opgevuld met religie, maar met nationalisme. De nationale gedachte is iets wat de mensen kunnen begrijpen.
Neem Rusland. ‘We zijn een groots volk. Met een geschiedenis van duizenden jaren. We worden door anderen niet gerespecteerd. We hebben een leider nodig die erop zal toezien dat we weer gerespecteerd zullen worden.’ Dat is de reden dat bij de laatste verkiezingen zo veel stemmen naar Lebed en Zjirinovski gingen. Iemand die hun weer vertrouwen zal kunnen geven. Dat ze een groots volk zijn. Solzjenitsyn is een schrijver en een intellectueel die jammer genoeg te laat terugkeerde in Rusland. Hij kan een profeet worden van Russisch patriottisme. Hij verwoordt ongetwijfeld wat een deel van het Russische volk voelt.
Nationalisme is nu de enige ideologie die functioneert. De voormalige communisten hebben dat begrepen. Om hun positie te behouden worden ze nu de hartstochtelijkste verdedigers van de nationale gedachte. Ze hebben daarbij de steun van het leger. Het Russische leger is nog steeds een groot leger. Het is de enige structuur die de verdwijning van de Sovjet-Unie heeft overleefd. Het heeft een ideologie nodig. Voorheen was die de ideologie van het marxisme-leninisme. Die is verloren gegaan. Nu is het de ideologie van de grote Russische staat. Het leger zal een grote rol spelen in Rusland wanneer het eenmaal een leider vindt.
|
|