| |
| |
| |
8
Het Nederlandse pacifisme
Op 5 juni 1982 publiceerde ik het volgende artikel in het Britse weekblad The Economist. De titel was: The Dutch Qualm Disease.
‘Ik vind macht eng,’ zegt Bram Peper. De burgemeester van 's werelds grootste haven en vice-voorzitter van de PvdA kan nauwelijks afkerig zijn van machtsuitoefening. En toch beweert hij dat, want in Nederland ligt het laten blijken van macht politiek niet goed. Gordiaanse knopen worden niet doorgehakt; verschillen worden gedeeld. Het is de politiek van de inschikkelijkheid - in haar buitenlands-politieke variant de Nederlandse gewetensnood.
Dit op het eerste gezicht Nederlandse probleem is de moeite van het onderzoeken waard, omdat de Nederlandse manier van denken meningen weerspiegelt die elders in Europa hun invloed doen gelden: in Scandinavië en in de West-Duitse, Britse en Vlaamse socialistische partijen. Een Nederlands neutralisme zou heel het noorden van West-Europa de weg kunnen wijzen.
De wortels van dat neutralisme liggen diep in het Nederlandse verleden. Er was een tijd dat de Nederlanders geheel in beslag werden genomen door de internationale handel. Tegen het einde van de zeventiende eeuw werden ze uit de hoofdstroom van de Europese politiek verdrongen, omdat ze hun krijgsmacht hadden verwaarloosd. Sindsdien en tot aan het ruwe ontwaken van 1940 droegen ze een kleinere militaire last dan de meeste andere landen. In de negentiende eeuw begon het neutralisme morele bijbetekenissen te krijgen. Tijdens de jaren dertig van deze eeuw was het een aspect van de tijdgeest: pacifisme, idealisme, geloof in de doeltreffendheid van goede bedoelingen en ontgoocheling over de traditionele diplomatie. Daarbij kwam natuurlijk angst voor de Duitsers. Holland was een van de landen die in 1936 verklaarden dat een lid van de Volkenbond geen sancties van die bond hoefde in te stellen indien de eigen positie kwetsbaar was.
| |
| |
Sinds het begin van de jaren zestig hebben drie ontwikkelingen in Nederland het neutralisme nieuw leven ingeblazen: het religieuze verval, de stijgende welvaart en de opkomst van actiegroepen. Politiek gezien is het religieuze verval het belangrijkste element, want het heeft de bekeringsdrift van het hiernamaals naar deze wereld verlegd. Tijdens de eerste helft van deze eeuw organiseerden de Nederlanders hun sociale leven van onder tot boven op godsdienstige basis. Vakbonden, scholen, kranten, ziekenhuizen, politieke partijen - ze werden alle op religieuze grondslagen opgericht. Deze verzuiling bereikte een piek in de jaren vijftig. Tussen 1947 en 1960 liep het aantal huwelijken tussen personen van verschillend geloof terug. Voor mensen die zo werden ingeregen, was bijna alles verboden. Wat dat niet was, was verplicht. Vandaar het hoge geboortecijfer.
De gouden jaren zestig brachten niet alleen de pil en de auto, maar ook een enorme uitbreiding van het universitaire onderwijs. Veel Nederlanders verlieten hun kerken en omhelsden nieuwe waarden - authenticiteit, vrijheid, dialoog - met het heilige vuur van bekeerlingen. Vooral de rooms-katholieke gemeenschap was ontredderd. Het aantal priesterwijdingen, dat in 1960 nog 318 bedroeg, was twaalf jaar later tot 27 geslonken. De kerkgang liep terug van 71 procent in 1961 tot 34 procent in 1976. De kvp, die in 1963 nog 32 procent van de kiezers achter zich schaarde, kwam in 1972 op 18 procent.
Het religieuze verval viel samen met het aanbreken van een materiële overvloed. Beide brachten vrijheid mee, maar niet noodzakelijk geestelijke onafhankelijkheid. Voor een aantal mensen werd het juk der conventies verlicht. Voor velen werd het vervangen door een even zwaar juk van conformisme. Er ontstond een lompenintelligentsia: lieden die hun referentiepunten hadden verloren en compensatie zochten in een naïef en verlossend engagement op basis van een versimpeld marxisme en het allegaartje van de media. Een sfeer van vage ongerustheid fixeerde zich eerst op Vietnam. Nu heeft zich dat rond de atoomenergie gekristalliseerd.
De gemeenschappelijke noemer van de protesterenden van de jaren zestig was een gebrek aan inzicht in het economische proces, waarop ze neerkeken. Ondertussen werd hun wijze van bestaan wel mogelijk gemaakt door een maatschappij waarin eco- | |
| |
nomisch overleven gemakkelijk en gegarandeerd was geworden - in het bijzonder voor degenen die liever niet deelnamen aan de concurrentieslag op de markt. De afwezigheid van materiële noodzaak droeg ertoe bij dat men zich op andere gebieden - op het vlak van de buitenlandse politiek bijvoorbeeld - eveneens vrij ging voelen. Deze vrijgestelden bleven een kleine minderheid, al was het hun lange tijd veroorloofd meer dan levensgroot te schijnen.
De actiegroepen van de jaren zestig waren een reactie op een verkalkt systeem. Als zodanig waren ze een verrijking. Door de mentaliteit van die tijd konden vele gepassioneerde minderheden evenwel het gevoel krijgen dat ze ‘ergens’ ook de ‘echte meerderheid’ vertegenwoordigden. De democratisering leidde tot een geringschatting van deskundigheid. Een goed deel van het intellectuele establishment stortte in, wat weer een aanmoediging betekende voor zijn belagers. Actiegroepen kregen veel invloed op de buitenlandse politiek. Soms leek het alsof de Nederlanders zuidelijk Afrika als 's werelds belangrijkste knelpunt beschouwden.
Activisten waren ook bij machte de openbare agenda naar het heersende conformisme in te richten. De hoofdbestanddelen van dat conformisme waren (a) een schuldgevoel en (b) de idee dat mensen van nature goed zijn. Het schuldgevoel ligt in de wortels van het christendom besloten. Het heeft een grotere stempel op het protestantisme dan op het katholicisme gedrukt. Dat is de reden waarom het duidelijker naar voren komt in Noord- dan in Zuid-Europa. (In Nederland hebben zelfs katholieken een calvinistische stempel meegekregen.)
Het schuldgevoel is de stut onder de Nederlandse ontwikkelingshulp. Nederland voert de lijst van de internationale hulpverleners aan: 0,99 procent van zijn bnp, tegenover 0,34 procent voor Groot-Brittannië en 0,27 procent voor de Verenigde Staten. Men gaat er in brede kring van uit dat de armoede van de derde wereld te wijten is aan de eerste wereld en dat alles wat in het belang is van de Nederlandse economie, steevast in het nadeel van de ontwikkelingslanden is.
De Nederlanders hebben een zachte maatschappij gecreëerd. Die heeft vele bewonderenswaardige menselijke aspecten. Maar ze vertrouwt te zeer op de goedheid van de mens. Het belang
| |
| |
van materiële prikkels wordt gebagatelliseerd. Daarom functioneert de economie niet langer op een behoorlijke manier.
Het resultaat van de opvatting dat de mens goed is, wordt geïllustreerd door de huidige discussie over de ziekte-uitkeringen. In Holland gaan die in vanaf de eerste ziektedag. Zoals kon worden verwacht, is het absenteïsme in Nederland beduidend hoger dan in landen waar de eerste dagen niet worden vergoed. Wanneer wordt geopperd de eerste dag onbetaald te laten blijven, wordt het volgende tegengeworpen: ‘Ofwel iemand is ziek en dan moet hij in bed blijven, ofwel hij is niet ziek en dan moet hij gaan werken. Uitkeringen voor de eerste dag stopzetten, zou zieke mensen ertoe kunnen brengen te gaan werken, waardoor hun gezondheid in gevaar komt en de maatschappij later nog veel meer zou moeten betalen.’ Het argument dat in het Nederlandse systeem de prijs voor vrije tijd bijna nul is en dat velen die daarom zullen aanschaffen, vindt geen bijval. En toch ziet iedereen wat er gebeurt. Het is een onbespreekbare zaak.
Het religieuze verval maakte dat gevoelens van persoonlijke schuld werden veralgemeniseerd tot sociale tekortkomingen en structureel geweld. Of, zoals de Amerikaanse senator en socioloog Daniel Patrick Moynihan het stelt: ‘De maatschappij wordt schuldig bevonden zolang haar onschuld niet is bewezen.’ Vandaar het antwoord op de vraag: als de mensen goed zijn, waarom gaat het dan zo slecht? Dat komt door de anderen: de multinationals en de politie, de navo en het imf, de regering en de Amerikanen. De lompenintelligentsia lijdt aan een provinciaal manicheïsme.
Schuldgevoel ligt ook ten grondslag aan wat de mythe van de catastrofe kan worden genoemd, die een zo vooraanstaande plaats in het denken van moderne intellectuelen heeft ingenomen. Het is een mythe die getuigt van een drang om te vernietigen en opnieuw te beginnen. Een radicale oplossing is proper en bekoort geesten die zijn getraind in logische onderscheidingen. Een Brave New World zou als bijkomend gemak hebben dat ze de intellectuelen de status schenkt waar ze naar hun gevoel ook recht op hebben: alfa plus. Vandaar de voortsudderende achtenswaardigheid van het communisme, dat Solzjenitsyn met al zijn boeken niet heeft kunnen afbreken. Nederland geeft willens en wetens ontwikkelingshulp aan Laos voor een project dat op dwangarbeid berust.
| |
| |
Tijdens de eerste jaren van de navo en de Europese Gemeenschap konden de Nederlanders een internationale rol spelen die niet in verhouding stond tot hun gewicht. Vandaag heeft de uitbreiding van de Europese Gemeenschap en de Nederlandse aarzeling ten volle deel te nemen aan het defensieprogramma van de navo die invloed verdunt. Het afwijzen van verantwoordelijkheid kweekt onverantwoordelijkheid. Evenals in de jaren dertig bestaat er nu ruimte voor gratuite actie. Een klassiek voorbeeld had plaats in juni 1980, toen de regering bijna ten val kwam vanwege een olie-embargo tegen Zuid-Afrika.
Haast iedereen in Nederland vindt dat de apartheid een kwalijke zaak is. De meeste mensen geloven in druk op de Zuid-Afrikaanse regering om haar tot betere inzichten te brengen. Sommigen denken dat een olie-embargo daartoe een nuttig instrument is. Maar zelfs de voorstanders ervan geven toe dat een Nederlands embargo in de praktijk weinig gevolgen zou hebben. Ze verdedigen het als een signaal. Maar een regering wegens een symbolisch gebaar ten val brengen is een beetje te veel van wat de Duitse socioloog Max Weber Gesinnungsethik noemde.
Alleen degenen die geen verantwoordelijkheid dragen, kunnen zich een Gesinnungsethik veroorloven. Bob Goudzwaard, een hoogleraar die het verkiezingsprogramma van 1977 voor het cda schreef, verklaarde in 1980 dat ‘de ethiek en niet de doelmatigheid het criterium voor politiek handelen is’. Terwijl hij veilig in zijn leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam bleef, verliet hij een maand later zijn partij omdat haar standpunt over atoomwapens niet radicaal genoeg was.
De houding van het cda inzake atoomwapens blijft vaag. De partij moet zich nog uitspreken voor het plaatsen van de door de navo voorgestelde nieuwe kruisraketten. De Partij van de Arbeid daarentegen is wel duidelijk: geen plaatsing van kruisraketten; eenzijdige vermindering van de zes andere aan Nederland toegewezen atoomtaken tot één of twee vóór 1985; geen stijging van de niet-nucleaire bewapening om die vermindering te compenseren; een kleiner leger en een lager defensiebudget. De voornaamste PvdA-woordvoerder voor defensie in de Tweede Kamer, Klaas de Vries, dringt aan op een atoomvrij West-Europa, zo nodig eenzijdig te verwezenlijken. Van de drie grote Ne- | |
| |
derlandse partijen zijn alleen de liberalen bereid de ‘onderhandelen-en-plaatsen’-beslissing van de navo te volgen.
Het ikv is de doeltreffendste Nederlandse lobby voor unilateralisme. Het is een officiële organisatie van de belangrijkste Nederlandse kerken. De slagzin ervan is ‘Help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland’, maar de doeleinden zijn veel verstrekkender. Mient Jan Faber, de secretaris van het ikv, zegt: ‘De kernwapenproblematiek vormt het begin. Het gaat ons uiteindelijk om de opbouw van een geheel nieuwe cultuur.’ De Brave New World wenkt.
Het ikv heeft zo'n vierhonderd actieve cellen door het hele land, elk met tien tot dertig leden. Lokale acties worden gecoördineerd door een nationaal secretariaat. De leden nemen deel aan politieke bijeenkomsten en maken niet altijd bekend dat ze voor het ikv spreken. De politicus op het spreekgestoelte ziet zich geconfronteerd met een ‘eenvoudige moeder van drie kinderen’ die met het jaarrapport van het Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek te Stockholm (Sipri) staat te zwaaien, teneinde te bewijzen dat de navo geen nieuwe wapens nodig heeft om zich tegen de Russische ss-20-raketten te verdedigen. Te vaak vergeet de politicus dat de reputatie van Sipri het grootst is bij vredesgroepen en laat hij zich imponeren door die spontane uiting van bezorgdheid.
Het ikv pleit voor een ‘politiek der kleine landen’ waarin Nederland een bondgenootschap zou vormen met een zonderlinge verzameling landen als Angola, Mexico, Roemenië, Sri Lanka, Joegoslavië en Nicaragua. Die landen, zo betoogt men, zouden een coalitie kunnen vormen om de huidige accumulaties van internationale macht te neutraliseren.
Eén resultaat van de druk van het ikv is dat de Nederlandse regering een beslissing omtrent het plaatsen van kruisraketten heeft uitgesteld. Die beslissing moest in december vorig jaar worden genomen. In november mobiliseerde het ikv vierhonderdduizend mensen om in de straten van Amsterdam tegen atoomwapens te protesteren. De meesten onder hen verzetten zich tegen kruisraketten, een kleine minderheid trok op tegen de ss-20. In december vertelde de Nederlandse regering haar navo-partners dat ze nog niet klaar was om zich voor de kruisraketten uit te spreken en drong ze erop aan dat men de beslis- | |
| |
sing zou uitstellen tot de resultaten van de gesprekken over wapenbeheersing in Genève bekend zouden zijn. Het uitstel was ongetwijfeld een succes voor het ikv, dat gedurende geheel de lange controverse over de kruisraketten als een soort zesde colonne had geopereerd - een vijfde colonne die zich er niet van bewust is dat ze als zodanig ageert.
Anti-Amerikanisme is niets nieuws in Nederland. Het bestaat uit afgunst en het gevoel dat men iets verschuldigd is. Het wordt erger gemaakt door machteloosheid en gestimuleerd door de grote zichtbaarheid van de Amerikaanse buitenlandse politiek, die de laatste tijd niet opviel door samenhang of subtiliteit. De Nederlandse openbare mening wordt veel meer bepaald door wat de Amerikanen doen dan door wat de Russen in hun schild voeren. Sommige Nederlanders hebben het tegenwoordig over hun ‘bevrijding van het Amerikaanse protectoraat’. Hun houding tegenover de vs is ambivalent. En de Nederlandse houding tegenover de Russen is dat al evenzeer. ‘Wij zijn er bij de verdeling van Europa het beste afgekomen,’ zei de voorzitter van het ikv Ben ter Veer. ‘Wij hebben de westerse waarden en een betere economie voor onszelf gereserveerd.’
De mensen zien op de televisie haast uitsluitend wat er aan verschrikkelijke zaken in niet-communistische landen gebeurt. Hun slechte geweten is gewekt, maar meer dan het schenken van geld aan actiegroepen of het meelopen in betogingen kunnen ze niet. Slechts het gebeuren waarover wordt bericht, heeft echt plaatsgehad.
Iedereen is bang voor een atoomoorlog, maar weinigen zijn van oordeel dat de Sovjets de vrede bedreigen. Onlangs plunderden betogers na een protestmars wegens El Salvador het Amerikaanse consulaat in Amsterdam. Maar niemand raakte de Russische ambassade na de staatsgreep in Polen. De gangbare verklaring daarvoor is dat de vs een democratische bondgenoot zijn en daarom vatbaar voor beïnvloeding, terwijl Rusland doof is voor protest. Dit argument houdt geen steek. Degenen die stenen werpen naar het Amerikaanse consulaat, beschouwen de vs niet als hun bondgenoot. Ze zien Amerika als hun vijand: het vleesgeworden kapitalisme, de bullebak van Latijns-Amerika, de hoofdoorzaak van de Koude Oorlog. De mensen die voor de Russische ambassade demonstreren - voor Russische joden of
| |
| |
wegens Afghanistan - zijn niet van het soort dat stenen gooit. Misschien zijn ze ook bang voor een Russische reactie.
Het ikv zegt dat het een hekel heeft aan het Russische systeem. Maar het drukt die hekel slechts oppervlakkig uit. Het houdt vol dat het beeld dat de mensen van Rusland hebben, is gecreëerd door krachten die de bewapeningswedloop willen rechtvaardigen. Het laat doorschemeren dat de problemen van vrede en ontspanning door het Westen alleen kunnen worden opgelost, alsof de Sovjet-Unie er niets mee te maken heeft. De campagnes van het ikv voor directe actie hebben een tegenstander nodig. De Sovjet-Unie, een verafgelegen monoliet, wordt daar ongeschikt voor geacht. En zo kijkt het ikv uit naar andere kandidaten dichter bij huis: de Nederlandse regering, het parlement, zelfs ‘de politiek’. In een van zijn brochures wordt burgerlijke ongehoorzaamheid als volgt verdedigd: ‘De eigen gewetensvolle afweging staat boven de door de overheid gestelde regels en geboden.’
Deze manier van denken treft men vooral in protestants Noord-Europa aan. In het Zuiden houdt de katholieke ethiek het eerder op verantwoordelijkheid dan op goede bedoelingen, Frankrijk en Italië zijn ingeënt tegen het neutralisme door hun grote communistische partijen en door communistische intellectuelen die tot inzicht zijn gekomen. Franse ministers doen niet aan gewetensonderzoek, althans niet in het openbaar. Sommige Nederlandse politici lijken bijna niets anders te doen.
Als het neutralisme officieel Nederlands beleid zou worden, zou dat belangrijke gevolgen hebben. Het Nederlandse defensiebudget was vorig jaar het op zes na grootste in de navo. De haven van Rotterdam is van vitaal belang voor het bondgenootschap. Het unilateralisme, zoals dat wordt voorgestaan door de PvdA, zou de rijke Denen een rechtvaardiging geven voor hun ontoereikende defensiebudget. Het zou ook de standvastigheid van de Noren kunnen verzwakken en gevolgen in België hebben. Het zou de neutralistische beweging in Duitsland zeker aanmoedigen. In al die landen zijn er veel mensen die geloven dat een dialoog de defensie kan vervangen en dat problemen nooit met geweld kunnen worden opgelost. Ze vergeten dat het Koreaanse probleem met geweld is geregeld - evenals dat in Vietnam, maar dan door het andere kamp. Als hun regeringen
| |
| |
de unilateralistische kant op gaan, zouden ze de deelbaarheid van de ontspanning aanvaarden en de wereld de rug toekeren.
Dat er in Scandinavië stemmen opgaan voor een atoomvrije zone is de voorbode van een dergelijk onderdanig gedrag. Het woord ‘finlandisering’ is een belediging voor een moedig land en de behendige diplomatie ervan: het is vermoedelijk het minst gefinlandiseerde land van Scandinavië. ‘Hongkongisering’ is een beter woord. Het betekent dat men een rol aanvaardt als het rijke aanhangsel van een achterlijk en totalitair continent, dat men dienstdoet als een markt voor geld en vakmanschap, en dat men op langere termijn net zo onafhankelijk is als Frankrijk onder de regering van Vichy.
Het hoeft niet te gebeuren. In Nederland is het religieuze verval tot stilstand gekomen. Men betreurt het ontbreken van normen. Men ontwikkelt een nieuwe en soberder visie op ontwikkelingshulp. Onbespreekbare onderwerpen worden langzamerhand bespreekbaar. De mensen stellen harde vragen. Zijn de kosten van het verketteren van kernenergie te groot?
Het nieuwe realisme op het economische vlak heeft zich vooralsnog niet uitgebreid tot ideeën over de wereld buiten Nederland. Wellicht proberen mensen hun gefrustreerde radicalisme op het binnenlandse vlak te compenseren door een extra radicaliteit in buitenlandse aangelegenheden. Maar er is een goede kans dat het nieuwe realisme ook naar de buitenlandse politiek overslaat. Er zijn redenen om te denken dat de publieke opinie in Nederland minder neutralistisch is dan vele opiniemakers ons willen doen geloven. Een recente enquête toonde aan dat de eenzijdige slagzin van het ikv minder aanslaat bij leden van een gereformeerde kerk dan bij andere religieuze groeperingen, hoewel de intellectuelen van deze kerk in de voorste gelederen van de neutralisten staan.
Er is geen voor de hand liggende reden waarom de landen van Noordwest-Europa niet trouw zouden blijven aan hun eigen verdediging en geen volwaardige rol in de navo zouden blijven spelen. Maar voor het zover kan komen, moeten drie voorwaarden worden vervuld. Eén: een Amerikaanse politiek die meer anker is en minder zeil. Twee: een zekere mate van decentralisatie binnen de navo die de zin voor gedeelde verantwoordelijkheid zou aanmoedigen. Die devolutie wordt beperkt door het
| |
| |
onontkoombaar feit dat collectief leiderschap onwerkbaar is. De president van de vs is de enige persoon die het bondgenootschap het leiderschap kan geven dat het nodig heeft. Maar een echt leiderschap impliceert tijdig overleg. Het aandeel van de navo-bondgenoten moet evolueren van het uitwisselen van informatie naar het uitstippelen van een beleid door gelijkelijk betrokken partners.
Drie, en dit is het belangrijkste punt: regeringen en parlementen moeten blijk geven van courage civil. Natuurlijk hebben de meeste vredesbetogers de beste bedoelingen. Maar ze hebben niet het monopolie van de goede bedoelingen. En het zijn niet de bedoelingen, maar de uitkomsten die tellen. Politici moeten duidelijk maken wat de gevolgen van het neutralisme zouden zijn. Regeringen moeten leiden, niet afwachten.
|
|