Onverwerkt verleden
(1998)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
5
| |
[pagina 52]
| |
Van 1944 tot 1969 stond Le Monde onder de scrupuleuze leiding van Hubert Beuve-Méry: de krant heeft toen, en vooral tijdens de oorlog in Algerije, een verdiende reputatie van intellectuele eerlijkheid opgebouwd. Maar sinds het optreden van de huidige hoofdredacteur Jacques Fauvet is het blad vervallen tot een tweeslachtig mengsel van feiten en commentaar. Een enkele cryptoleugen, schrijft Legris, een subtiele accentverlegging is voldoende om aan een lang verhaal een door de redactie gewenste interpretatie te geven, net zoals een beetje stremsel een emmer melk doet verzuren. Door middel van geniepige karikaturen, slim gebruik van leestekens en handige coupures geeft Le Monde blijk van een stelselmatige afkeer van de vs, toegeeflijkheid jegens de ussr en enthousiasme voor alles wat zich als revolutionair aandient. Legris staaft deze bewering onder andere door een nauwgezette analyse van twee passages over de bezetting van de Portugese krant Republica door communistische typografen. In een spel met de pseudo-marxistische begrippen ‘formele vrijheid’ en ‘reële vrijheid’, en zich beroepende op ‘revolutionaire wettigheid’ vestigde de redactie de indruk die bezetting te billijken, zonder dat evenwel in zo veel woorden toe te geven.Ga naar eind1 Een tweede voorbeeld betrof de wijze waarop Le Monde het optreden van de progressieve regering in Cambodja goedpraatte, daarbij inbegrepen de gedwongen evacuatie van de hoofdstad Phnom Penh door zijn twee miljoen inwoners. Zeker, schreef het blad in het voorjaar van 1975, velen van de vijfentwintigduizend zieken en gewonden zouden de uittocht niet overleven, maar ‘hoevelen zouden niet hoe dan ook in vuilheid zijn omgekomen?’ Ook Israël ontkomt niet aan de geconditioneerde reflexen van het dagblad. Waar mogelijk, schrijft Legris, insinueert Le Monde een parallel tussen Israël en nazi-Duitsland. Over de Palestijnen die het leven lieten bij de aanslag in het dorp Kyriath-Shmoneh, schreef het blad: ‘Niemand wordt een held door oorlog te voeren tegen vrouwen en kinderen, ook al sterft hij daarbij op dappere wijze.’ Rehabilitatie neutraliseerde veroordeling hier en bewaarde het blad voor een duidelijke uitspraak. Legris heeft niet zonder moeite een uitgever voor zijn boek gevonden, want Le Monde is zeer invloedrijk. Op de dag dat het | |
[pagina 53]
| |
boek toch verscheen, gaf Le Monde op zijn voorpagina blijk van gevoelens van gekwetste ijdelheid die doen vermoeden dat een aantal opmerkingen doel had getroffen. Op verongelijkte toon en du haut de sa grandeur schreef het blad dat het boek voeding gaf aan een voortdurende campagne die zekere kringen tegen de krant voerden: ‘Dergelijke scheldpartijen treffen slechts hun auteurs.’ Het artikeltje was ondertekend door oprichter Beuve-Méry, hoofdredacteur Fauvet en de voorzitter van de vereniging van redacteuren: Vader, Zoon en Heilige Geest spraken de banvloek uit over de onverlaat die zich aan heiligschennis schuldig had gemaakt. Le Monde zal wel spijt hebben gehad van deze reactie op de toon van de vermoorde onschuld, die door Legris op bladzijde 66 van zijn boek precies zo was voorspeld. ‘Geen enkele instelling ontsnapt vandaag aan kritiek. Waarom zou dit lot Le Monde niet zijn beschoren?’ schreef de bekende essayist Raymond Aron in Le Figaro, om daarna te vragen uit naam van welke waarden Le Monde aanspraak maakte op een morele zeggenschap zonder weerga. Voor degenen die Legris mochten beschuldigen van rancune jegens een voormalig werkgever, heeft de Association pour une Lecture Critique de la Presse het dunnetjes overgedaan. Die is een soort consumentenorganisatie - met onder anderen Eugène Ionesco in het comité van aanbeveling - die zich ten doel stelt het lezend publiek te waarschuwen tegen desinformatie als van Le Monde, Frankrijks ‘vierde macht’. Le Monde et ses méthodes, een boekje van 96 bladzijden, is verschenen in oktober 1976. De stijl is droger dan die van Legris, de voorbeelden zijn talrijker. Ze dateren van de periode zomer 1973 tot voorjaar 1976. Het boekje geeft ten dele dezelfde details als het boek van Legris, zoals de zaak-Republica - de pluralistische democratie zou volgens Le Monde niet geschikt zijn voor Portugal - en het Cambodjaanse drama. Beide boeken noemen ook de rancune van Le Monde jegens Solzjenitsyn, die de totalitaire wortel van het Russische socialisme blootlegde in plaats van zich te beperken tot wat preuts wordt aangeduid als ‘de negatieve aspecten van de sovjetwerkelijkheid’. Maar het boekje van de kritische lezers geeft ook andere voor- | |
[pagina 54]
| |
beelden. Een vergelijking met kranten als de Neue Zürcher Zeitung en L'Humanité toont hoe Le Monde relevante maar onwelkome gegevens verzwijgt. In oktober 1975 publiceerde zowel Le Monde als Le Figaro een verslag over Fransen die in buitenlandse gevangenschap zaten. Le Monde vergat het land waar dat aantal het grootst is: Vietnam. Hoofdredacteur Fauvet bewondert de vooruitgang in Roemenië zonder een woord te wijden aan de persoonsverheerlijking van dictator Ceauşescu. Bij de vijf Spaanse doodvonnissen van september 1975 tekent het blad aan dat achter het IJzeren Gordijn de doodstraf voor politieke delicten wordt vermeden. De wens om van Oost- naar West-Duitsland te ontsnappen is kennelijk niet van politieke aard. En zo gaat het door. H. van Galen Last, die in deze kolommen regelmatig het Franse maandblad Esprit navertelt, schreef onlangs dat het ‘in modieuze kringen “in” is om Le Monde te bestempelen als een kwalijk, wat eenzijdig links blad’. Inderdaad geeft het blijk van een voorkeur voor democratisch centralisme, van een verlangen naar de revolutionaire klassenstrijd, van maophilia hysterica. Daar ligt evenwel niet het probleem; dat is zijn goed recht. Geen krant ontkomt aan politieke stellingname. De meeste schamen zich niet hiervoor uit te komen. Maar bij Le Monde dekt de vlag de lading nauwelijks. Dan is de communistische Humanité nog te verkiezen: die schenkt tenminste klare wijn, al is die ondrinkbaar. |
|