| |
| |
| |
Berna Yilmaz
Berna Yilmaz is in 1965 in Kayseri, Turkije, geboren. In het kader van gezinshereniging kwam zij in 1974 naar Nederland. Zij is directeur van de Nederlandse Islamitische Bond voor Ouderen, nisbo. Haar opleiding is sociologie. Zij is moeder van twee kinderen. Ze heeft een hekel aan totalitaire gedachten en zwart-witdenken. Ze houdt van oprechte mensen die voor hun mening uitkomen. Berna Yilmaz ziet zichzelf als een geëmancipeerde, gelovige moslimvrouw die andersdenkenden in hun waarde laat.
| |
Stel, u had vandaag dit gesprek niet gevoerd maar u was rechtstreeks naar uw werk gegaan. Hoe zag uw dagindeling er dan uit?
Voor ik hier kwam, had ik een werkbespreking met onze overige medewerkers. Normaal zou ik dan een aantal praktische taken uitvoeren en de middag reserveren voor het dementieproject waarmee wij sinds kort zijn gestart. Het project behelst onderzoek naar dementieverschijnselen bij allochtone ouderen en specifiek bij ouderen van islamitische afkomst. We werken in het project samen met de Alzheimerstichting met steun van het ministerie van vws en de provincie Noord-Holland.
| |
| |
| |
De NISBO werkt voor islamitische ouderen die in Nederland wonen. Eerst kwam de Turkse ouderenbond TISBO en nu de NISBO. Mag ik aannemen dat jullie voor zulke uiteenlopende groepen als Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en misschien ook Pakistaanse en Somalische ouderen werken? Wat maakt deze verschillende ouderen tot een groep? Hebben zij gemeenschappelijke problemen die verschillen van die van autochtone ouderen?
Islamitische ouderen hebben volgens de onderzoeksgegevens waarover wij beschikken een slechtere gezondheid dan Nederlandse ouderen en een lager inkomen, ze weten veel minder van de voorzieningen die voor hen zijn bedoeld dan hun Nederlandse leeftijdgenoten. Sommige voorzieningen zijn ronduit ontoegankelijk voor hen. Deze ouderen zijn veelal dermate onzeker over hun rechten en situatie dat ze hun weg niet kunnen vinden. Die onzekerheden worden door de verschuiving in de zorgplicht nog versterkt. De vanzelfsprekende traditie dat de kinderen tot in lengte van dagen voor hun ouders zorgen, vervaagt. Hun huizen lenen zich niet voor een drie-generatiegezin. Ze hebben zelf kinderen die soms in een andere stad wonen. Ze onderkennen die ontwikkeling maar weten niet waar ze dan wel terecht kunnen.
Ons werk is eigenlijk tweeledig. Ten eerste de belangenhartiging voor de moslim-ouderen. Daarbij gaan wij uit van de behoeften en wensen van de moslim-ouderen ten opzichte van de voorzieningen in Nederland. Vervolgens kunnen wij met voorlichtingsbijeenkomsten ouderen informeren wat de mogelijkheden zijn. Aan de andere kant vragen wij ook aan de mensen wat zij vinden dat aan de bestaande voorzieningen ontbreekt, zodat wij een aanvulling kunnen bieden. Verder hebben wij gesprekken en directe contacten met beleidsmedewerkers, met verzorgingshuizen en andere specialisten in ons werkveld. Met hen bespreken wij waar flexibiliteit in het bestaande aanbod mogelijk is, waar tegemoetkomingen aan specifieke wensen en behoeften van de moslim-ouderen nodig zijn, om vervolgens gezamenlijk te kijken wat haalbaar is. Wij willen geen gouden bergen beloven.
| |
| |
| |
Gesteld, u komt bij een oudere moslim die eigenlijk in een bejaardenoord thuishoort. Zorgt u dan voor plaatsing en regelt u, als die persoon daar behoefte aan heeft, ook de geestelijke verzorging door een imam?
We hebben met mensen te maken gehad die in een bejaardentehuis terecht zijn gekomen en vervolgens volledig vereenzaamden. Het maatschappelijk werk van bejaarden- en verzorgingstehuizen waar moslims verzorgd worden, weet ons te vinden. Vaak begint het probleem van zo'n oudere pas echt bij de opname in een tehuis. De oudere spreekt onvoldoende Nederlands en voelt zich geremd in de uitoefening van zijn geloof. Zijn culturele behoeften komen niet aan bod. Aan de andere kant weet de hulpverlener ook niet goed hoe hij de oudere kan bereiken. Iedereen wil wel maar staat in feite met lege handen. In zulke situaties proberen wij uitkomst te bieden. De nisbo is een onderdeel van het Nederlandse welzijnsveld, toegespitst op de belangenbehartiging van islamitische ouderen. Wij gaan overigens het wiel niet nog een keer uitvinden. Waar algemene instellingen hun taken goed vervullen is het des te beter. Waar maatwerk nodig is, zijn we er voor de noodzakelijke aanvulling op het bestaande aanbod.
| |
Ziet u in Nederland bejaardenoorden ontstaan die bijna of geheel door islamitische ouderen bevolkt worden, of nog specifieker, door Turkse of Marokkaanse ouderen?
Ik laat de keuze graag aan de ouderen zelf over. Voor een keuze moet er keuzevrijheid zijn. Wij hebben veel werk geïnvesteerd in het in kaart brengen van de wensen en verlangens van islamitische ouderen. Hoe willen zij hun oude dag doorbrengen? In het land van herkomst? Dat is vaak een gepasseerd station. Hun kinderen en kleinkinderen wonen hier en ze zijn zozeer van hun geboortegrond vervreemd dat ze helemaal opnieuw zouden moeten integreren. In een algemeen bejaardentehuis? Dat stuit op enorme culturele barrières. Bij de kinderen thuis? Daarvoor zijn de Nederland- | |
| |
se woningen niet geschikt. Begeleid, zelfstandig, aanleun, gemengd of onder elkaar, of in een geheel nieuwe vorm? Het denkproces hierover is bij de ouder wordende migranten nog maar kort geleden op gang gekomen. Met alle inmiddels opgedane kennis en ervaring begeleiden we de totstandkoming van een woongroep van Turkse ouderen in Haarlem. Zij kunnen op elkaar terugvallen en daarmee kan ieder voor zich zo lang mogelijk zelfstandig blijven. Het achterliggende idee is dat Turkse ouderen in een woongemeenschap samen zijn, zonder in eerste instantie zorgbehoevend te zijn.
| |
Laat ik het anders uitdrukken. Er vindt in Nederland een vergrijzing plaats: het percentage ouderen wordt steeds groter. Ouderen moeten een keuze hebben, zodat ze kunnen zeggen: wij willen hier of daar wonen. Maar ik zou me kunnen voorstellen dat Turkse ouderen die niet of minder dan in hun jonge jaren aan het maatschappelijk leven deelnemen, meer op hun gemak zullen zijn in een bejaardenoord of in een woonproject waar zij andere Turkse ouderen om zich heen zien en ze hun eigen taal kunnen spreken. Misschien is het ook wel efficiënter om dat te doen, omdat je dan eenvoudiger kunt zorgen voor een Turks-sprekende verpleging en al dat soort zaken.
Zo eenvoudig ligt het niet. Natuurlijk zijn er voordelen aan een dergelijk concept van een bejaardentehuis verbonden, maar de zaak ligt gecompliceerder, omdat je niet onmiddellijk de hele structuur van het Nederlandse ouderenbeleid omver kunt gooien. In hoeverre is een tehuis ingesteld op de voedselvoorschriften? In hoeverre is het personeel getraind in culturele verschillen? Wat zijn de mogelijkheden om bezoek te ontvangen? De culturele eigenheid gaat verder dan alleen de taal. Zelfs als een algemeen bejaarden- of verzorgingstehuis een vleugeltje voor islamitische ouderen opent, krijg je nog te maken met de onderlinge verscheidenheid van
| |
| |
de potentiële bewoners. Ik ken voorbeelden uit Nederlandse bejaardentehuizen waar in sommige afdelingen de politieke twisten van de jaren veertig en vijftig met enige regelmaat dunnetjes worden overgedaan. Wil je toewerken naar groepswonen voor ouderen, dan zul je vooral in groepsvorming moeten investeren.
| |
De zorgplicht van de kinderen bestaat in landen als Turkije, Marokko en ook in Suriname nog altijd in de praktijk. Er is een hechte familieband. Vindt u het een nadeel van de Nederlandse samenleving dat de band tussen de generaties veel minder hecht is dan in Turkije of Marokko? Zou je dit een schaduwkant van Nederland kunnen noemen?
Ik zou het geen schaduwkant willen noemen. Het is eerder een keuze geweest. Nederland heeft alternatieven voor de zorgplicht in de vorm van ouderenopvang gecreëerd, met positieve en negatieve aspecten.
| |
Ik kijk er zelf enigszins ambivalent tegen aan. Aspecten van zorg die vroeger door familie, vrienden of buren werden waargenomen zijn de afgelopen vijftig jaar voor rekening van de staat gekomen. Wat vroeger een gunst was, is nu een recht en dat is een vooruitgang. Maar een achteruitgang is dat de zorg veel onpersoonlijker is geworden en mensen vaak toch liever willen worden opgevangen door familie of buurtbewoners in plaats van door een onpersoonlijke bureaucratische instelling, hoe welgemeend ook.
Dat mensen willen worden verzorgd en opgevangen door hun directe omgeving vind ik begrijpelijk. Maar de Nederlandse overheid is ook met nieuwe ontwikkelingen op dit gebied bezig. In het huidige beleid, bijvoorbeeld met het persoonsgebonden budget, is het uitgangspunt dat mensen zoveel mogelijk thuis de zorg krijgen die zij behoeven. Dat is de professionele kant van de zaak waar de overheid voor
| |
| |
dient te zorgen. De opvang in de familie zal onverminderd nodig blijven.
| |
Ik wil doorgaan op het thema van de familieband. Individualisme is een van de belangrijkste kenmerken van de westerse samenleving. Het huwelijkspatroon in het westen is vrij, je trouwt met wie je wilt. In zeker opzicht ligt dat anders bij sommige Turken, Marokkanen en Hindoestaanse Surinamers. Er bestaat een dilemma tussen individualiteit en familiebanden die losser worden of zelfs teloorgaan. Hoe kijken uw ouders tegen een eigen weg voor hun dochter aan?
Ik heb in mijn eigen familie niet zoveel problemen met die vraag gehad. Individualisme is niet per definitie de standaard. Ook in de islam hebben mensen de vrijheid een eigen partner te kiezen. Waar dat niet gebeurt, speelt veeleer de cultuur van de omgeving een rol dan het geloof zelf.
| |
Hoe moet ik uw werk zien? Zorgt u ervoor dat islamitische ouders een plaats krijgen in een bejaardencentrum? Moet uw doelgroep alleen maar weten wat de faciliteiten zijn? Hoe direct bent u betrokken bij het verstrekken van zorg?
Islamitische ouderen in het algemeen en Turkse ouderen in het bijzonder zoeken steeds vaker mogelijkheden om met elkaar in Nederland ouder te worden. Het is een nieuw onderwerp voor moslim-ouderen, die er eigenlijk altijd van uitgingen dat ze óf terug zouden gaan óf zouden kunnen terugvallen op hun kinderen. Bejaardentehuizen waren met een soort taboe omgeven. Het zou een uiting van gebrek aan respect voor de ouders van de kant van de kinderen zijn. Wij moeten naar twee kanten toe werken: de kant van het Nederlandse ouderenbeleid en die van de islamitische ouderen. Je kunt niet zomaar een nieuw concept op zo'n groep loslaten zonder precies te weten wat zij zelf willen. En vaak weten zij het niet. Het idee hier te blijven, is nieuw. Bejaarden- | |
| |
voorzieningen zijn onbekend. Niet bij de kinderen opgevangen worden is nieuw en vreemd. Dan komt er nog een hele lijst van vragen, bijvoorbeeld welke voorwaarden zij aan een groepsvoorziening stellen. Dat gaat van de inrichting van badkamer en toilet, de keuken, de gemeenschappelijke woonkamer, eventuele gescheiden ruimtes tot de beschikking over een gastenverblijf. In korte tijd moeten deze ouderen een draai van honderdtachtig graden maken om niet alleen zicht op de mogelijkheden te krijgen, maar ook mede te gaan bepalen hoe hun oude dag in Nederland wordt ingericht. In eerste instantie is het een bewustwordingsproces voor de ouderen zelf. Vervolgens, als men die fase achter de rug heeft, kan men beter beoordelen wat voor hen de gepaste mogelijkheid zou zijn. Het was onze taak om dat proces te begeleiden, en samen met onze partners in een ouderenproject in Haarlem hebben wij dat stap voor stap geconcretiseerd. Je kunt namelijk wel van alles willen, maar een en ander moet financieel en bouwtechnisch mogelijk zijn en natuurlijk binnen het Nederlandse beleid passen.
| |
Zijn er ook ouderen die terug willen gaan?
Dat ligt verschillend. Voor velen is het een gekoesterd ideaal. Hoop doet leven, maar hoe reëel is het? Zij zijn een vreemde in hun land van herkomst geworden. Zelfs aan hun taalgebruik valt af te leiden dat zij uit Nederland komen. Hun kinderen blijven in Nederland. Hun kleinkinderen kennen Turkije en Marokko alleen van vakantie. De familiebanden daar zijn losser geworden. De maatschappelijke integratie hier, denk aan gezondheidszorg, vrienden, buren, kinderen en kennissen, is sterker geworden. Velen hebben de terechte angst dat als zij eenmaal remigreren er geen weg terug meer is en dat zij, als ze niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken, voor elk bezoek weer een visum moeten aanvragen. Maar het idee van wel of niet terugkeren, speelt geen grote rol in onze activiteiten. Wij gaan uit van
| |
| |
de islamitische ouderen in Nederland en hun behoeften op kortere en langere termijn hier. Wat betreft de tweede en de derde generatie is de vraag van ‘terugkeren’ - velen zijn hier geboren - eigenlijk niet meer zo relevant. Hun idee om als moslim in Nederland ouder te worden is daarentegen des te relevanter.
| |
In zijn Marokkaanse radioprogramma heeft Ali Lazrak ooit het cijfer van tachtig procent genoemd, tachtig procent van de Marokkaanse ouderen die naar Marokko zouden willen terugkeren. En voor hun terugkeer hebben ze geïnvesteerd in een huis en een lapje grond. Klopt dit ook voor Turkse ouderen?
Antwoorden op deze vraag zijn dubbelzinnig. Op onze voorlichtingsbijeenkomsten was steeds het eerste gevoel: wij gaan terug. Als je echter doorvraagt, merk je de achterliggende twijfel. Juist naarmate men ouder wordt heeft men behoefte aan zorg en dienstverlening en aangezien die in Nederland beter geïnstitutionaliseerd zijn dan in het land van herkomst, willen ouderen begrijpelijkerwijze hier hun oude dag doorbrengen. Als ik het op mijzelf betrek, begint het met de vraag of ik een migrant van de eerste of tweede generatie ben. Mijn ouders en ik zijn in Turkije geboren, dus volgens de regels hoor ik tot de eerste generatie. Ik beschouw mijzelf altijd als iemand van de tweede generatie. Ik heb via mijn ouders en mijn cultuur een binding met Turkije maar mijn dagelijks bestaan is geworteld in Nederland. Als ik naar Turkije ga, bezoek ik familie en vrienden, maar houd ik ook vakantie, zoals elke andere Nederlandse toerist dat zou doen. Zoals iedereen heb ik maar een beperkt aantal weken dat ik op vakantie kan gaan. Ik wil meer van de wereld zien dan alleen Nederland en Turkije, hoe belangrijk het bezoek aan mijn familie in Turkije ook is. Toch knaagt ook bij mij de vraag waar ik, als ik ouder word, wil leven. Dat heeft uiteraard te maken met de ontwikkelingen op den lange duur in zowel
| |
| |
Nederland als Turkije. Het is wat vroeg om als dertigjarige zulke beslissingen te nemen.
| |
De TISBO en de NISBO zijn nadrukkelijk islamitisch van signatuur. Als wij ons tot louter Turkije beperken, zijn er naast de liberale alevieten en de vrijzinnige maar strikte süleymanciler op het gebied van religieuze organisaties twee hoofdstromen: allereerst de Diyanet, zeg maar het Directoraat van Geloofszaken, en dan de Milli Görüs, zeer recht in de leer, met een bijzondere aandacht voor sociaal werk.
Er zijn verschillende zelforganisaties met een moslim-achtergrond. Diyanet is inderdaad min of meer een verlengstuk van de Turkse overheid. Maar je kunt de Milli Görüs-beweging intussen ook niet meer los zien van diezelfde overheid. De Milli Görüs heeft nauwe banden met de Welvaartspartij, in het Turks de Refah-partij, die de laatste verkiezingen heeft gewonnen. Ik voel me eigenlijk niet zo thuis bij politieke partijen. Ze bestaan, ze zijn nodig, maar ik wil mijn werk vrij van politieke belangen doen. Op zich is de islam een gematigde religie. De islam laat de mensen in hun eigen waarde, of het nu om christenen gaat of om joden of om moslims van deze of gene stroming of om anderen. Vanuit dat oogpunt ben ik veel meer een aanhanger van de islam zoals die ís, zoals de regels werkelijk gegeven zijn, dan van de interpretaties die verschillende stromingen eraan geven.
| |
| |
| |
Dat neem ik graag aan. Daarmee komen wij op dat onderscheid tussen de islam als godsdienst en de islam zoals die zich in de verschillende culturen heeft gemanifesteerd. Dat is een moeilijk vraagstuk. De voorman van de Milli Görüs in Duitsland was de inmiddels overleden nationalist Kaplan, iemand die volle zalen trok en de handen op elkaar kreeg. Voor een integratiebeleid lijkt me dat geen voorbeeld.
Om te beginnen is er niet zozeer sprake van een liberale islam of van een conservatieve islam. Waaraan ontleent u de begripskaders: aan wat mensen zeggen dat hun geloof is of aan de islam zelf? Als u meent dat de Milli Görüs uitgesprokener of strikter is dan de Diyanet, waaraan meet u dat dan af? Aan het dragen van een hoofddoek? Aan het naleven van regels voor het gebed?
| |
Kaplan gaf een veel politieker gezicht aan de islam, zoals tegenwoordig ook de van oorsprong Pakistaanse imam Kalim Sidiqi in Engeland dat doet, die voor een non-territoriale islamitische staat pleit. Hun beider verhaal is een gepolitiseerde leefregel in het ‘land der ongelovigen’, waarin het woord integratie niet voorkomt.
Wat zij zeggen komt niet voor rekening van alle moslims. In het kader van de vrijheid van meningsuiting kan veel, dus zij mogen roepen wat ze nuttig vinden. Maar het verhaal van de luidruchtigste is daarmee nog niet het verhaal van de meerderheid van de moslimgemeenschap. Die gemeenschap is divers en in principe democratisch. Evenmin als christenen of joden het over hun kant laten gaan als ze worden vereenzelvigd met extreme uitingen van een aantal radicale woordvoerders in naam van hun geloof, wensen moslims apart te worden gezet. Geloof en wet gaan zeer goed samen.
De kern van uw vraag gaat over de houding van moslims in Europese landen, de scheiding van Kerk en Staat, de geldigheid van de islamitische wet. Wat mij bij deze vraag opvalt, is het ontbreken van het tweede deel: hoe moeten christenen zich in Europese landen opstellen? Als er voor moslims gedragsregels moeten worden opgesteld, moet zoiets voor alle burgers gebeuren. Uw vraag handelt over een definitie van het begrip integratie.
| |
| |
| |
Integratie zou kunnen worden gedefinieerd als het proces dat iedere burger, iedere ingezetene de mogelijkheid geeft op dezelfde manier deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Ik dacht dat u daarnet naar de integratie van christenen in islamitische landen, zoals Turkije of Saoedi-Arabië, ging vragen.
Die vraag kun je ook stellen maar die heb ik expres niet gesteld. In een islamitisch land als Turkije worden mensen uit Europa in hun waarde gelaten. Hetzelfde geldt overigens voor Marokko. Een stad als Istanboel kent vele kerken en synagoges en een rijk geloofsleven van joden en christenen, zonder dat er wrijvingen met de islamitische meerderheid zijn. Wij hebben niet zo'n neiging ons al te zeer bezig te houden met de normen en waarden van andere gelovigen binnen onze maatschappij.
| |
In Saoedie-Arabië is men nog niet zover. Een kerk bouwen is daar nog uit den boze. Maar ondanks de door u geschetste tolerantie klinkt er in de boodschappen van sommige Turkse organisaties flink wat nationalisme door.
En voor je het weet, heb je het weer over de Grijze Wolven, die in de begintijd van de arbeidsmigratie er fiks de wind onder hielden bij de landgenoten in het buitenland. Wat betekent nationalisme nu en wat betekent het voor mijn generatie? Turks nationalisme betekent voor mij dat ik trots op mijn afkomst ben, maar niet dat ik mij superieur voel aan anderen. Het is een gemeenschappelijke noemer om je samen staande te houden in een omgeving waarin je een minderheid bent. Ik kan mijn afkomst niet verloochenen. Ik ben van Turkse afkomst met een Nederlandse nationaliteit. Beide aspecten maken een essentieel deel van mijn bestaan uit. Ik aanvaard van niemand dat ik in een situatie word gebracht waarin ik voor één van beide aspecten zou moeten kiezen. De wederzijdse aanvulling is een verrijking van mijn bestaan en ik denk dat dit evenzeer voor de samenleving als geheel geldt.
| |
| |
Overigens ontken ik niet dat er misbruik wordt gemaakt van nationalistische gevoelens. De oude Ottomaanse vlag met de drie halve maantjes duikt vaker op in demonstraties dan mij lief is. Hoewel ook de Grijze Wolven met die vlag lopen is niet iedereen met zo'n vlag een notoire nationalist. Voor mij vormen ze geen bedreiging.
| |
Ze hameren op het herstel van het oude Ottomaanse Rijk.
Ik woon hier, dus ik heb allereerst te maken met een beoordeling door de Nederlandse overheid of het om een organisatie gaat die bedreigend is. Wie zich bedreigd voelt, kan aangifte doen. De meningen over deze club, als het al om een club gaat en niet veeleer om kleine groepen die zich van dezelfde symbolen bedienen, lopen uiteen. Ieder mag daar zijn eigen oordeel over hebben. Mijn persoonlijke mening is dat de Grijze Wolven in Nederland geen rol van betekenis spelen.
| |
Ik kan me daarin vinden, hoewel ik uiteraard buitenstaander ben ten opzichte van de Turkse gemeenschap. Ontwikkelingen in landen als Soedan, Algerije en Afganistan baren mij zorgen. Ik ben evenmin gerust op de koers van de Welvaartspartij, de Refah, in Turkije. Maar ik heb niet de indruk dat wij ons in Nederland ernstig zorgen hoeven te maken over fundamentalisme of extreem nationalisme onder moslims.
Benadert u de islam in Nederland dan niet een beetje tegenstrijdig? Aan de ene kant constateert u dat Milli Görüs fundamentalistisch is maar aan de andere kant zegt u dat dit geen rol speelt.
| |
| |
| |
Het is geen kwestie van zwart of wit, om uw eigen nuanceringen te gebruiken, maar meer van verschillende waarden grijs. Naar wat ik heb gehoord is de Milli Görüs fundamentalistischer dan de Diyanet.
In welke zin fundamentalistischer? In het belijden van het geloof of in het omgaan met anderen in de Nederlandse samenleving? Vanuit welk oogpunt wilt u het al dan niet fundamentalistische karakter van een organisatie meten? Je kunt wat je geloof betreft streng zijn in de leer maar er een liberale maatschappelijke praktijk op nahouden. Of juist vreselijk soepel zijn, zonder je maatschappelijke verantwoordelijkheden te nemen. Ik wil niet worden opgesloten in dit soort rigide denkkaders. Voor mijn werk heb ik te maken met mensen van zeer uiteenlopende achtergrond en opvatting. Wil de emancipatie van Turkse of andere islamitische ouderen, of het werk voor islamitische vrouwen, succesvol van de grond komen, dan moet respect het uitgangspunt zijn en niet een meetlat van wie wel en wie niet aan jouw eigen idee van de islam voldoet.
| |
U noemt geloof en maatschappij. Mijn vraag slaat op beide aspecten. Een man als Kaplan benadrukte keer op keer zijn problemen met het voortbestaan van een islamitische gemeenschap in een niet-islamitische omgeving. Dat is de politieke kant. De maatschappelijke kant wordt actueel in de debatten over de vraag of de islamitische wetgeving, de shari'a, moet worden gemoderniseerd. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er rond dit thema diepgaande meningsverschillen bestaan tussen mensen uit de Milli Görüs en anderen.
Je kunt stellen dat de Milli Görüs legalistischer is in zijn beleving van de islam, wettischer, zo u wilt. Men houdt zich meer aan het woord van de koran zelf en kan daardoor misschien een fundamentalistische indruk wekken. Naar mijn ervaring zijn sommige vertegenwoordigers van de Milli Görüs ronduit conservatief of fundamentalistisch, maar daarmee zijn zij nog geen maatstaf voor hun stroming als geheel of voor de Turkse gemeenschap of de moslimgemeenschap in het algemeen. Ik bestrijd dat je de Milli Görüs zon- | |
| |
der meer als fundamentalistisch kunt betitelen. Het zijn en blijven moslims die de islam belijden zoals die in de koran staat voorgeschreven. Je moet niet een hele groep moslims op politieke gronden in een bepaalde hoek willen drukken.
| |
Het is natuurlijk onjuist om de Milli Görüs of de hele islamitische gemeenschap op te hangen aan de uitspraken van mijnheer Kaplan. Je moet altijd oog hebben voor de gradaties en de bijzonderheden. Toch wantrouw ik het fundamentalisme.
Het begrip fundamentalisme stamt overigens uit de Verenigde Staten om daarmee zeer behoudende christelijke sektes aan te duiden, maar dit terzijde.
| |
Zeker, maar ik beschouw de houding ten opzichte van de shari'a als een lakmoesproef in hoeverre men openstaat voor zijn omgeving en voor de moderniteit. Ik heb moslims gesproken die menen dat de shari'a is wat ze is, veertienhonderd jaar oud en onveranderbaar. Anderen zeggen dat de kern van de shari'a zeer wel in overeenstemming is te brengen met het begrip van een democratische samenleving en pleiten voor een modernisering.
Als je het woord moderniseren erbij haalt, lijkt het net of de huidige of bestaande shari'a ontzettend ouderwets is. En op die manier zou ik haar niet willen benaderen. Ik ga ervan uit dat de shari'a op onderdelen kan worden aangepast aan de huidige leefsituatie, niet op de essentie van de erin besloten rechtvaardigheid. Overigens is een aanpassing van de shari'a een zaak van de moslimgemeenschap zelf, met haar voor- en tegenstanders, en niet van buitenstaanders, hoewel ik hun mening respecteer.
|
|