Moslim in de polder
(1997)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Europa en de Islam
| |
[pagina 170]
| |
turen beconcurreren elkaar om militaire en economische macht. Ze betwisten elkaar de zeggenschap over de internationale instellingen. Ze wedijveren met elkaar en verdedigen elk hun eigen politieke en religieuze waarden. Zoals te verwachten was refereerde Huntington in het bijzonder aan de islam. Er spelen zich tenslotte al dertienhonderd jaar conflicten af op de breuklijn tussen de westerse en de islamitische cultuur. En het is niet waarschijnlijk dat die confrontatie in intensiteit zal afnemen. In Nigeria breken op plaatselijk niveau geregeld gewelddadige conflicten uit tussen moslims en christenen. De betrekkingen tussen Russen en moslims in Centraal-Azië zijn zeer gespannen. China voert een steeds meedogenlozer beleid ten opzichte van de Turksislamitische minderheid in dat land. En dan is er de voortdurende strijd tussen Israël en de Palestijnen. ‘De grenzen van de islam zijn met bloed getekend,’ besloot Huntington.
In het daaropvolgende nummer van Foreign Affairs werd hij bekritiseerd. Volgens Fouad Ajami onderschatte hij de kracht van de moderniteit en het secularisme in gebieden waar die waarden met veel moeite waren veroverd. Het moslimfundamentalisme was niet zozeer een teken van opleving als wel van paniek, verwarring en schuldgevoel. De onrust binnen de niet-westerse beschavingen was geen teken van vitaliteit. De droom van een pan-islamitische revolte naar Iranees voorbeeld was vervlogen. De islam-oppositie in Egypte viel de staat aan, maar was niet bij machte die ten val te brengen. De utopieën waren totaal uitgeput. De mensen wilden geen grond, ze wilden Grundig. De politieke breuklijnen liepen niet tussen de beschavingen, ze volgden de belangen van de verschillende staten. De Iranese molla's riepen de bevolking op het decadente westen te verwerpen, maar het werkelijke conflict speelde zich af tussen hen en de moderniteit, aldus Robert L. Bartley. In deze controverse schaar ik me aan de zijde van de critici. Huntington maakt een onderscheid tussen de Russische | |
[pagina 171]
| |
en Latijns-Amerikaanse beschaving en de westerse variant. Maar zijn die niet eigenlijk drie takken van dezelfde boom? Bestaat er wel zoiets als een Afrikaanse beschaving? Is het concept négritude niet inmiddels achterhaald? Spelen de meeste conflicten zich niet af tussen landen met dezelfde cultuur in plaats van tussen landen die elk tot een verschillende cultuur behoren? Is de aantrekkingskracht van moderne ontwikkelingen als instant-informatie, individualisme, welvaart en democratie niet groter dan die van de religie? De grenzen van de islam mogen dan met bloed getekend zijn, maar is het geen eigenschap van grenzen in het algemeen dat ze twee kanten hebben? Zoals Liu Binyan, een van de meest vooraanstaande Chinese dissidenten, het zegt: Het confucianisme is in China geleidelijk aan het terugkeren, maar je kunt het niet vergelijken met de invloed van de westerse cultuur, die de laatste twintig jaar steeds sterker wordt.
Fred Halliday heeft ook over dit onderwerp geschreven. Zijn boek heet Islam and the Myth of Confrontation (I.B. Tauris, 1996, Londen). De titel loopt vooruit op de conclusie: de confrontatie tussen de islam en het westen is een mythe. En wat zou zo'n frase ook kunnen betekenen? Vormt de islam als religie een bedreiging voor het christendom? Het is inderdaad waar dat beide religies mensen bekeren en de islam krijgt er in Afrika nieuwe volgelingen bij. Maar dat is geen bedreiging voor het christendom, evenmin als de opleving van het islamfundamentalisme in Turkije. Ik zie geen tekenen van een significante toename van het aantal bekeringen tot de islam in Europa. Eerder het tegenovergestelde. De religieuze autoriteiten van de islam maken zich zorgen over de toenemende secularisatie onder hun volgelingen. Vormen de islamitische landen als groep dan geen bedreiging voor Europa en/of Noord-Amerika? Maar er bestaat helemaal geen groep van islamitische landen. De meeste moslims wonen in Azië: in Indonesië, in Bangladesh en in Pakistan. De bedrijven in die landen concurreren met onze | |
[pagina 172]
| |
industrie, maar voor zover ik weet bestaat er geen politieke animositeit tussen die landen en het westen.
In het Midden-Oosten en in Noord-Afrika zou het misschien anders kunnen liggen. Maar de voornaamste politieke onrust van de laatste tijd in die contreien betrof de oorlog tussen Iran en Irak en die tussen Irak en de coalitie die werd aangevoerd door Amerika en waartoe ook een aantal islamitische staten behoort, om Koeweit. Fred Halliday heeft deze laatste oorlog zeer gedetailleerd geanalyseerd. Hij stelt, ongetwijfeld terecht, dat ‘er relatief weinig te zeggen valt over de rol van de islam in dit conflict’ (p. 76) - ondanks het feit dat Saddam Hoessein te elfder ure heeft geprobeerd het tij te keren door tot een jihad op te roepen - en dat ‘de oorlog [...] een nieuwe stap was in de richting van de verzwakking van een effectief politiek pan-Arabisch nationalisme’ (p. 81). Het is natuurlijk waar dat de islamitische staten zich nooit hebben onderscheiden door een uitgesproken gevoel van eenheid. Noch de topconferentie van 1969 in Rabat, noch de latere conferenties hebben meer opgeleverd dan veel geschreeuw en weinig wol. Fred Halliday ontwikkelt zijn stelling het meest gedetailleerd in het hoofdstuk ‘De islam en het westen’ (p. 107-132). Hij geeft toe dat ‘de islamitische beweging de westerse waarden van het secularisme, de democratie, de westerse rechtsstaat, gelijkheid tussen mannen en vrouwen en tussen moslims en niet-moslims verwerpt’ en dat ‘men er overtuigd is van de onvermijdelijkheid van een langdurige strijd met het westen, (dat wordt) beschouwd als decadent en agressief, en van een militant, onverzoenlijk conflict met de historische vijand’. ‘Het idee van een eeuwig conflict met het westen,’ verkondigt hij, ‘is duidelijk niet slechts een hersenspinsel van Europese of Amerikaanse demagogen.’ Maar ‘het is absurd de islamitische landen te beschouwen als een bedreiging voor het westen in algemene zin’. Halliday concludeert: ‘Een gro- | |
[pagina 173]
| |
te “islamitische bedreiging” is onbestaanbaar, niet alleen omdat de islamitische staten veel zwakker zijn dan de westerse en dat ook zullen blijven, maar ook omdat ze geen hecht internationaal bondgenootschap vertegenwoordigen’ (p. 119).
Is dat alles wat hierover te zeggen valt? Nee - op geen stukken na. De islam bestaat. Dit zal velen voorkomen als het intrappen van een open deur. Toch is hier sprake van een netelig probleem. In zijn boek wil Halliday de islam niet als een godsdienst benaderen. Hij schrijft over de ‘islam’ tussen aanhalingstekens, dat wil zeggen als sociaal en politiek systeem. Hij legt uit dat het weinig zin heeft de vele sociaal-politieke realiteiten waarop deze term van toepassing is te beschouwen als behorend tot een enkel fenomeen. De islam valt dus als het ware helemaal uit zijn betoog weg. Hij is niet de enige die zo redeneert. Professor Mohammed Arkoun plaatst het woord ‘islam’ eveneens tussen aanhalingstekens en heeft het over de ‘zogenaamde islamitische cultuur’. Toch spreekt professor Arkoun ook over het islamitische denken, de islamitische gemeenschap en de islamitische wereld. En het is inderdaad zo dat áls het enorme gebied dat zich uitstrekt van Marokko tot Turkije tot Indonesië al een grootste gemene deler heeft, die haast niet anders kan zijn dan de islam.
De wens afstand te scheppen tussen de islam en de vaak pijnlijke werkelijkheid van het Midden-Oosten is begrijpelijk. Een Europeaan heeft er ook moeite mee als hij beseft dat de misdaden van de nazi's in een christelijk Europa werden gepleegd. Toch zou het een illusie zijn te ontkennen dat de Europese cultuur doordrongen is van het christendom. Zo is het ook met het Midden-Oosten. Halliday schrijft: ‘De islam is onverbrekelijk verbonden met de politieke en sociale situatie’ (p. 30). Men hoeft geen essentialist te zijn om te menen dat die bewering te sterk naar een postmoderne vorm van relativisme riekt om een bruikbare basis voor | |
[pagina 174]
| |
verder onderzoek te kunnen zijn. De islam bestaat dus. Een miljard mensen verklaart erin te geloven. Het is een immense sociale en politieke kracht, ten goede of ten kwade. Het is de raison d'être van Pakistan en Bangladesh. ‘Hindoes en moslims,’ verklaarde Mohammed Ali Jinnah, ‘behoren tot twee verschillende systemen met beide een totaal andere godsdienstige filosofie, andere sociale gebruiken en een andere literatuur. Er vinden tussen deze groepen geen gemengde huwelijken plaats, zelfs geen gemeenschappelijke maaltijden, ja, ze behoren tot twee verschillende culturen die voornamelijk gebaseerd zijn op tegenstrijdige ideeën en opvattingen.’ Jinnah (1876-1948) kreeg zijn staat. Zes jaar na de geboorte van Pakistan in 1947 braken er ernstige onlusten uit in Lahore tegen de Ahmadiyya, een volgens orthodoxe moslim-geestelijken ketterse sekte. Er werd een onderzoek naar deze rellen ingesteld door een hof van instructie, dat een opmerkelijk rapport schreef. Dit zogenaamde Munir-rapport belichtte de incompatibiliteit van het moderne constitutionalisme naar Europees voorbeeld en de islamitische visie op de staat die een land als Pakistan geacht werd in praktijk te brengen. De conclusie van het rapport luidde: ‘Slechts een radicale heroriëntatie van de islam, waarbij het vitale van het levenloze wordt gescheiden, kan de plaats van de islam als wereldgodsdienst waarborgen en de moslim van de archaïsche buitenissigheid die hij nu is, omvormen tot een burger van de tegenwoordige en toekomstige wereld.’Ga naar eind1.
In tegenstelling tot de zich industrialiserende landen van Oost-Azië heeft de islamitische wereld grote moeite zich aan te passen aan de moderne tijd. Zolang dat niet gebeurt zal de onrust van die wereld zich ook meedelen aan het westen. Het islam-fundamentalisme is een sociaal-politiek verschijnsel waaraan we weinig kunnen doen. Terroristische aanslagen zijn gruwelijk en staten die terroristen steunen, zouden bestraft moeten worden. Wíj moeten ons blijven verzetten | |
[pagina 175]
| |
tegen de vervolging van Salman Rushdie. Maar de angst van voormalig secretaris-generaal van de navo Willy Claes voor een omsingeling door de islam is schromelijk overdreven. Conclusie: de islamitische wereld vormt geen bedreiging voor het westen. In alle recente conflicten tussen moslims en westerse krachten hebben de moslims het onderspit gedolven. De moslimleiders hebben grotendeels gefaald. Vraag het maar aan de Moslim-Broederschap in Hama, de Koerden in Halabja, de Shia in Zuid-Irak.Ga naar eind2. Volgens Sadik al-Azm, hoogleraar aan de universiteit van Damaskus, weten de moslims dat ze zwak zijn.Ga naar eind3. Het is juist het westen, met zijn ideeën over democratie, individualisme en pluralisme, dat een bedreiging vormt voor de wereld van de islam. De enige bedreiging voor het westen komt van binnenuit. Het arbeidsethos vervaagt. Het leiderschap is dikwijls zwak. De samenleving dreigt te versplinteren. Er heerst ook een verderfelijk gebrek aan zelfvertrouwen. Maar dat hebben wij allemaal aan onszelf te wijten. Om met het figuurtje uit een Amerikaans stripverhaal te spreken: ‘Ik heb de vijand gezien - wij zijn het zelf.’ |