Het heft in handen
(1995)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
21 Edward Said en de intellectuelenOp verzoek van NRC Handelsblad schreef ik onderstaande recensie, die op 26 november 1994 in die krant werd gepubliceerd. Onlangs was Edward Said in Nederland. Deze Amerikaanse hoogleraar van Palestijnse afkomst die aan de Columbia University literatuurwetenschap doceert, sprak in Tilburg over het onderwerp dat hem bekend heeft gemaakt: het verband tussen oriëntalistiek en imperialisme. Mij werd gevraagd met hem in debat te gaan. Ik was echter verwikkeld in de parlementaire discussie die ‘Algemene Beschouwingen’ wordt genoemd, en dus helaas verhinderd. Edward Said zei in Tilburg dat hij de oriëntalistiek - dat wil zeggen de studie van wat ten oosten van Europa is gebeurd - associeerde ‘met de drang tot overheersen en regeren die ook bij het imperialisme is terug te vinden’.Ga naar eind1 Maar de eerste oriëntalisten waren toch de middeleeuwse Spanjaarden die Avicenna en Averroës uit het Arabisch vertaalden en zo aan hun kennis van Aristoteles kwamen? Zeker, het advies van Nederlands grootste arabist, Snouck Hurgronje, over ‘de hoofddjaksa en de hoofdpanghoeloe van Koetaradja’ van 27 maart 1892 werd aan de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië gericht. Maar hoe stond het met al die Duitse orëntalisten, Max Müller voorop, die toonaangevend in de bestudering van de Veda's zijn geweest? Welk imperialisme dienden zij? Saids stelling is gemakkelijk in de grond te boren en dat is door niemand op meer effectieve wijze gedaan dan door de eminente islamoloog Bernard Lewis in zijn boek Islam and the West.Ga naar eind2 Het is jammer dat Said het in Tilburg nodig vond om de zeer gerichte kritiek van Lewis af te doen met de opmerking dat diens werkwijze ‘het verdraaien van feiten, het trekken van valse analogieën | |
[pagina 211]
| |
en het doen van insinuerende uitspraken’ is. Zo'n scheldpartij is kenmerkend voor de bizarre Amerikaanse taalkundige Noam Chomsky, die Edward Said dan ook zeer bewondert. Maar met argumenten, laat staan wetenschap, heeft het niets te maken. Edward Said beweert voorts dat de negentiende-eeuwse roman en het imperialisme onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Hij geeft als voorbeeld Jane Austens Mansfield Park. Het landgoed waar dit boek speelt, kon slechts bestaan dankzij een suikerplantage op het Westindische Antigua, waar slaven werkten. Op die slavernij ging Jane Austen echter in het geheel niet in. Hier wordt de beroemde Engelse schrijfster verweten geen J'accuse te hebben geschreven.Ga naar eind3 Nu is Multatuli's Max Havelaar natuurlijk ondenkbaar zonder het Nederlandse kolonialisme. Hetzelfde geldt voor Couperus' De stille kracht. Maar gold dat ook voor zijn De boeken der kleine zielen? Voor Aagje Wolff en Betje Deken? Waren Gogol, Toergenjev en Tolstoy ook onlosmakelijk met het imperialisme verbonden? Welke literatuurwetenschap slaat hier op hol? Edward Saids laatste boek heet Representations of the Intellectual. Het is de neerslag van zijn ‘Reith-lezingen’, die de bbc in 1993 gedurende zesmaal een halfuur heeft uitgezonden. Het is niet onmiddellijk duidelijk wat Said met zijn titel bedoelt. De manieren waarop intellectuelen worden afgeschilderd? Pas aan het einde van het dunne boekje - het telt in totaal zo'n negentig bladzijden - komt hij ermee voor de draad. De titel verwijst naar wat de intellectueel ‘vertegenwoordigt en hoe zijn ideeën aan het publiek worden voorgesteld’. Helder is anders. Intellectuelen geven volgens Said uitdrukking aan een boodschap of visie ten overstaan van een publiek. Daarbij is hun aard niet te scheiden van hun argumenten. Sartres leefwijze, zijn verhoudingen met Simone de Beauvoir en tot Jean Genet, zijn ruzie met Albert Camus - al die omstandigheden vormen schering en inslag en geven spanning aan zijn werk. Subjectivisme is hier troef. De echte intellectueel is, volgens deze Amerikaanse hoogleraar, als de balling die - ‘ironisch, sceptisch, ja zelfs ludiek, hoewel niet cynisch’ - immuun is voor het wereldse loon van de instellingen die de toon zetten in de samenleving waar hij verblijft. Maar waarin hij zich niet thuis voelt. | |
[pagina 212]
| |
Said heeft het hier over zichzelf. Tegen Anil Ramdas sprak hij over zijn gevoel van ontheemding en thuisloosheid. ‘Ik was jaloers op degenen die gewoon ergens hoorden.’Ga naar eind4 Ondanks zijn jarenlange verblijf in de Verenigde Staten en zijn naturalisatie tot Amerikaan kon hij zich bij geen politieke partij daar aansluiten. Maar ook niet bij een Palestijnse beweging ‘want daarvoor ben ik weer veel te Amerikaans’. Wat niet wegneemt dat hij veertien jaar lang - tot 1991 - lid van de Palestijnse Nationale Raad is geweest. Materieel leeft hij in de Verenigde Staten, emotioneel in het Midden-Oosten. In ieder geval moet de intellectueel volgens Said een amateur zijn. Die maakt geen aanspraak op objectiviteit, maar wordt gemotiveerd door zijn engagement met ideeën en waarden in het openbare domein. De amateur houdt zich ook verre van de grote Amerikaanse stichtingen, want die hebben academische experts in dienst om onderzoeksprogramma's uit te voeren ter bevordering van politieke en commerciële doelstellingen. Het is alsof men Chomsky hoort. Aan de andere kant bieden sommige Amerikaanse universiteiten de intellectueel ‘een bijna utopische ruimte’. Said maakt niet duidelijk waarom de Ford Foundation slecht en de Columbia University goed is. Doel van intellectuele activiteit, zo beweert Said, is de bevordering van kennis en vrijheid in het licht van universele normen. Daar valt veel voor te zeggen, maar hoe zit het dan met de amateur die pretenties van objectiviteit schuwt en vooral een boodschap moet overbrengen? Hoe verhouden de universele normen zich tot de verschillende nationale, godsdienstige en zelfs continentale soorten waarin intellectuelen, volgens Said, komen? ‘Elke mens wordt ingeperkt door een gemeenschap,’ zegt hij. Dat is natuurlijk waar, maar welke de universele normen dan zijn, laat hij in het midden. Wanneer het volk waartoe de intellectueel behoort, voegt Said hier aan toe, met politieke, ja soms lichamelijke vernietiging wordt bedreigd, moet hij alles in het werk stellen bij zijn strijd tegen de nationale vijanden. Maar solidariteit met zijn groep mag de kritische zin niet verdoven. Weer heeft Said het over zichzelf. Want sinds de Israëlisch-Palestijnse Beginselverklaring van augustus 1993 voert hij felle oppositie tegen Jasser Arafat en diens plo. Hemelde hij in 1979 | |
[pagina 213]
| |
Arafat nog op, onder andere om diens ‘verbazingwekkende greep op alle details van het Palestijnse levenGa naar eind5 nu hekelt hij de Palestijnse leider wegens tekortschietende ‘discipline van het detail’.Ga naar eind6 Kortom: de huidige leiders moeten weg want ‘zij zijn niet geïnteresseerd in bevrijding’. Dit geldt in de eerste plaats voor Jasser Arafat: ‘Dat is een man zonder ontwikkeling.’ Wie moet de huidige leiders vervangen? ‘Dat lijkt mij niet echt een probleem [...] Nieuwe leiders dienen zich aan,’ zei hij tegen Paul Aarts van Vrij Nederland. Maar tegen Mouin Rabbani van NRC Handelsblad zei hij: ‘Ik ben geen politicus. Ik zou niet weten hoe wij ineens een nieuwe leiding zouden kunnen creëren.’ Edward Said, blijkt hier, is voornamelijk verward. Hij heeft zijn boek vooral ten eigen dienste geschreven. Hij hunkert naar universele normen maar wantrouwt objectiviteit. Hij heeft gekozen voor Amerikaans staatsburgerschap en dus trouw gezworen aan de Amerikaanse vlag, maar ziet de Verenigde Staten - naast Israël - als belangrijkste veroorzakers van de ellende van zijn volk. Hij zegt dat alleen een vreedzame regeling tussen Arabieren en joden ‘verlichting in de eindeloze oorlog kan brengen’. Maar wordt zo'n regeling getroffen dan verwerpt hij haar. Edward Said bezorgt intellectuelen die zich in de politiek begeven een slechte naam. Maar díe hadden zij natuurlijk al. |
|