11 Oude wijn in nieuwe zakken
Op 17 mei 1993 debatteerden minister Jan Pronk en ik in het Haagse Institute of Social Studies. Ik opende dat debat met de volgende inleiding.
Is minister Jan Pronk sinds de jaren zeventig van mening veranderd of lijkt dat maar zo? Naar verluidt heeft hij onlangs in Washington gezegd geen tegenstander te zijn van meer particulier initiatief in de Derde Wereld. Regeringen zijn vaak zo corrupt, dat de economie maar beter kan worden overgelaten aan de markt. Dat creëert een middenklasse die stabiliserend werkt, zo meende de minister.
Dit is volledig mijn standpunt, en ik zal dat graag nader uiteenzetten. Vervolgens zal ik minister Pronks laatste uitspraken vergelijken met die, welke hij eerder heeft gedaan, om ten slotte te trachten mijn eerste vraag te beantwoorden.
De vraag is niet: ‘Waarom zijn arme landen arm?’, maar: ‘Waarom zijn rijke landen rijk?’ Oorspronkelijk waren immers alle landen arm. Welnu, ontwikkeling hangt niet alleen af van natuurlijke hulpbronnen en klimaat, maar ook van sociaal-culturele en politieke factoren, waaronder het beleid dat regeringen voeren.
Sinds de jaren vijftig, toen het grootste deel van de Derde Wereld werd gedekoloniseerd, is een groot experiment uitgevoerd, waarin grofweg twee ontwikkelingsmodellen werden gecontrasteerd: een naar binnen gericht en een naar buiten gekeerd model. De balans kan nu worden opgemaakt, want de resultaten zijn binnen.
Het naar binnen gerichte ontwikkelingsmodel was gebaseerd op afscherming van de eigen economie. Dat betekende invoervervangende investeringen en protectionisme, met als resultaat een hoog prijspeil op de thuismarkt en een laag concurrentievermogen op de wereldmarkt. Het model bleek niet succesvol. Zie bijvoorbeeld Latijns-Amerika, waar het tot een crisis leidde.
Daarnaast stond het naar buiten gekeerde ontwikkelingsmodel