interne markt. Het gaat hier behalve om het wegnemen van wisselkoersrisico's ook om het onmogelijk maken van devaluaties teneinde de concurrentiepositie van het nationale bedrijfsleven te verbeteren. Sinds de valutacrisis van september 1992 weten veel bedrijven weer hoe hinderlijk dit soort aanpassingen is.
De wisselkoersherschikkingen van najaar 1992 hebben ook aangetoond dat monetaire integratie met een groot aantal landen niet snel succesvol zal zijn. In de eerste plaats is gebleken dat er nog steeds grote onenigheid bestaat over het te voeren monetaire beleid. De ruzie over de rentepolitiek van de Bundesbank heeft duidelijk gemaakt dat tussen Duitsland en de meeste andere lidstaten een fundamenteel verschil van opvatting bestaat.
Daarnaast maken de toestand van de overheidsfinanciën en de politieke problemen in vele lidstaten het praktisch onmogelijk, dat een aantal landen nog deze eeuw aan de criteria voor toetreding tot de emu zal voldoen. Het Verenigd Koninkrijk wil het niet, Italië kan het niet.
Ik kom nu bij de tweede pijler van ‘Maastricht’: samenwerking op het punt van justitie en politie, overwegend op intergouvernementele basis. Ook die heeft bestaansrecht en een redelijke kans van slagen.
De gemeenschappelijke markt betekent onbelemmerd verkeer van personen en goederen. Het ligt voor de hand dat elementen van rechtshandhaving en politieel toezicht internationaal worden georganiseerd om misbruik van dat onbelemmerde verkeer tegen te gaan. Denk aan bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en het beleid tot toelating en behandeling van vreemdelingen.
Ik teken hierbij aan dat het niet vanzelfsprekend is dat deze vorm van samenwerking zich ook Gemeenschapsbreed zal ontwikkelen. Het Verdrag van Schengen toont aan dat Nederland en andere landen niet aarzelen op dit gebied een politiek van twee snelheden te aanvaarden. Gezien de kwaliteit van de rechtshandhaving in een land als Griekenland is dat ook volledig te billijken.
En dan de derde pijler van Maastricht: de Europese Politieke Unie. Een belangrijke factor in het succes van de integratie is gelegen in de omstandigheid dat het gevoelige terrein van veiligheids- en defensiebeleid juist buiten het integratieproces is gehouden. Wij konden dit onderbrengen bij de navo onder infor-