Het heft in handen
(1995)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
4 Het ‘dood bestand’Het volgende artikel verscheen, in verkorte vorm, op 29 januari 1994 in de Volkskrant. Het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening wil een groep van ten minste 150.000 werklozen als ‘niet bemiddelbaar’ uit het bestand van werkzoekenden schrappen. Die komen in een ‘dood bestand’ terecht. Het bestuur denkt daarbij aan werkzoekenden van 45 jaar en ouder met een lage opleiding die langer dan twee of drie jaar werkloos zijn, en aan zeer langdurig werklozen met een lage of verouderde opleiding.Ga naar eind1 cnv-beleidsmedewerker drs. Piet Hazenbosch is lid van het centrale bestuur en steunt dit voornemen. Hij zegt: ‘Ik vind het reëler en eerlijker om [...] mensen met rust te laten als het niet meer lukt.’Ga naar eind2 Als Hazenbosch en zijn collega's hun zin krijgen, wordt het officieel beleid, toe te staan dat een grote groep werklozen wordt ontslagen van de sollicitatieplicht omdat zij ‘te weinig geschoold danwel gemotiveerd’ zijn. Het is een voorstel van groot gewicht en ongehoorde reikwijdte, want hier leggen beleidsbepalers zich neer bij het ontstaan van een onderklasse van mensen aan wie geen eisen meer zullen worden gesteld. Zij worden tevreden gehouden met brood en spelen: brood van de bijstand en spelen in de vorm van Goede tijden, slechte tijden. Heeft het centrale bestuur overwogen wat de gevolgen van dit nieuwe beleid zullen zijn? Wat de olievlekwerking in de straat waar de persoon woont die in het dood bestand is opgenomen? Welke ontmoediging van de man die nog wel bereid is zich een vaardigheid op lbo-niveau te verschaffen? In welke mate de status van ‘doodbestander’ zal worden overgedragen op zijn kinderen en dus overerfbaar zal blijken te zijn? Welke aanzuigende werking dit zal hebben op mensen in Afrika die horen dat je in Nederland kunt leven zonder te werken? Nu al is van de ongeschoolde nieuwkomers op de arbeidsmarkt 60% allochtoon. | |
[pagina 43]
| |
Het plan van beleidsmedewerker Hazenbosch is een stap op weg naar het basisinkomen. Dit komt hierop neer dat iedereen - werkend of niet, behoeftig of niet - een bepaalde uitkering krijgt. Zij die niet kunnen werken, moeten het daarmee doen en zij die niet willen werken, kunnen het daarmee doen. Om het stelsel betaalbaar te houden, kan de basisuitkering niet anders dan laag zijn; een stuk lager dan het huidige niveau. Scherp geformuleerd: de vrouw van de specialist en de vrouw in het invalidenwagentje krijgen beiden een basisuitkering, maar die van de eerste wordt opgebracht door de tweede. Een basisinkomen bestaat nergens ter wereld, en met reden, want in een dergelijk stelsel wordt de band tussen werk en inkomen losgelaten. Terecht houdt minister-president Wim Kok aan die band vast en met hem vele sociaal-democraten. Maar niet prof. Rick van der Ploeg. Deze hoogleraar economie, die tevens kamerlid voor de PvdA is, propageert vervanging van alle uitkeringen door een basisinkomen van zeshonderd gulden per maand voor zowel werkenden als niet-werkenden. Hij noemt dat zijn ‘peper-in-de-reet’-systeem.Ga naar eind3 Ook prof. Jos de Beus, mede-auteur van het verkiezingsprogramma van de PvdA, morrelt aan de band tussen werk en inkomen. Hij meent dat wij ons moeten neerleggen bij een structurele vorm van werkloosheid omdat ‘bij een fatsoenlijk kapitalisme een beetje werkloosheid hoort’.Ga naar eind4 Hij licht dit als volgt toe: ‘Het scheppen van banen moet aan een kwaliteitsnorm worden gebonden [...] Een baan moet bijdragen tot nuttige maatschappelijke produktie, tot het zelfrespect waarop elke burger recht heeft en tot zelfontplooiing van de betrokkene.’Ga naar eind5 Wie moet die kwaliteitsnorm bepalen? Voldoet de toezichthouder op een parkeerterrein eraan? Wordt de Bijenkorf beboet omdat dit bedrijf een liftbediende aanstelt? Levert het schoonhouden van het Amsterdamse Vondelpark ‘nuttige maatschappelijke produktie’ op? Zo nee, waarom niet? Waarom geeft het rondbrengen van koffie wél zelfrespect en het ronddragen van een reclamebord niet? De Beus verkiest de kilte van een uitkering boven de warmte van een betaalde baan, wat voor baan het ook is. vno-voorzitter Rinnooy Kan zei terecht dat het ‘humaan kapitalisme’ van De Beus ‘waanzinnig’ is, en ‘langs geen enkele economische wetma- | |
[pagina 44]
| |
tigheid of historische lijn uit te leggen’ valt.Ga naar eind6 De Beus maakt zijn keuze voor anderen, niet voor zichzelf. Zelf zou hij het psychisch inkomen van zijn baan missen. Inderdaad: een baan structureert de tijd, biedt activiteiten, geeft sociale contacten en verschaft een kader voor integratie en persoonlijke identiteit. Een baan leert eenvoudige disciplines, zoals om zeven uur opstaan of Nederlands leren. Vervreemding, fatalisme, misantropie en ontevredenheid doen zich volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau meer voor bij werklozen dan bij werkenden.Ga naar eind7 Iedereen voelt dit ook op zijn klompen aan, behalve zij die ervoor doorgeleerd hebben. Naar het er nu uitziet, zal kort na de eeuwwisseling tegenover elke werkende een niet-werkende staan. Die inactiviteit openbaart zich vooral bij ongeschoolden en laagopgeleiden en wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de instroom van migranten met weinig scholing. Ook in internationaal perspectief valt de inactiviteit van laaggeschoolden in Nederland op. In vergelijking met de Verenigde Staten, Duitsland en Zweden noemt het Centraal Planbureau de inactiviteit van laaggeschoolden in Nederland ‘wel erg geprononceerd’.Ga naar eind8 Maar er is geen historisch determinisme. Niets wat gebeurt is onvermijdelijk. We staan er bij en we kijken er naar: wíj zijn het die het laten gebeuren. Prof. dr. G. Zalm zei terecht dat volledige werkgelegenheid op termijn haalbaar is ‘als we het echt willen en bereid zijn de prijs daarvoor te betalen’.Ga naar eind9 Tussen 1960 en 1992 is het aantal banen in de Verenigde Staten verdubbeld. In de Europese Unie nam dat aantal toe met slechts 10% en het grootste deel van die groei zat in de collectieve sector. Van ons werklozenbestand is 50% langer dan een jaar werkloos; in de vs ligt dat percentage op 10%. Met alle kritiek die wij vanuit Europa op de vs hebben, moet dat ons toch aan het denken zetten. Het Nederlands wettelijk minimumloon is een van de hoogste ter wereld. Voor veel mensen met weinig of geen scholing wordt de weg naar een betaalde baan daardoor afgesneden, omdat hun produktiviteit geringer is dan dat minimumloon. Dit verklaart ook waarom de inactiviteit aan de onderkant van de arbeidsmarkt vier keer zo groot is als daarboven. Afschaffing of verlaging van het minimumloon maakt eenvou- | |
[pagina 45]
| |
dige arbeid betaalbaar en schept dus een vraag naar laaggeschoold werk. Velen menen dat de afschaffing van de wet op het minimumloon een asociale maatregel is. Maar zij moeten twee dingen bedenken. Ten eerste gaat niemand er door die afschaffing op achteruit. Zij die een baan hebben, houden hun huidige loon. Zij die een uitkering krijgen, houden die uitkering. Het enige wat de afschaffing doet is: werk scheppen. Albert Heijn zal zijn schappen kunnen laten vullen voor 80% van het minimumloon door alleenstaanden die anders een uitkering van 70% daarvan zouden ontvangen. Nu is dat verboden. Ten tweede hebben landen als België, Duitsland en Denemarken in het geheel geen wet op het minimumloon. Zijn dat asociale landen? Niet het afschaffen maar het handhaven van de wet op het minimumloon is asociaal. Die wet is goed voor mensen met een baan maar slecht voor werklozen. Dit verschijnsel doet zich over het gehele terrein van de sociaal-economische ordening voor: zij is goed voor hen die binnen de orde vallen maar slecht voor de mensen die er buiten staan. Doordat het minimumloon in de jaren tachtig met 10% is achtergebleven bij het gemiddelde loon zijn 120.000 arbeidsjaren extra ontstaan. Was dat asociaal? Toch leek voor het kabinet Lubbers-iii het huidige minimumloon nog niet hoog genoeg. De laagste cao-loonschalen, die gemiddeld ruim 10% boven het wettelijk minimumloon liggen, werden steeds door minister De Vries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dwingend aan gehele bedrijfstakken opgelegd, dus ook aan ondernemingen die de cao niet hadden ondertekend. In de bouw is het zelfs verboden mensen aan te nemen voor minder dan minimumloon plus 25%, hoewel uitgerekend die sector aan veel laaggeschoolden werk zou kunnen bieden. Met het algemeen verbindend verklaren van cao's heeft minister De Vries talloze loonkartels in stand gehouden en dus tienduizenden banen vernietigd. Hij vindt nu eindelijk ook - beter laat dan nooit - dat het algemeen verbindend verklaren voor de laagste loonschalen van cao's ongewenst is en wil dat ‘op termijn’ niet meer gaan doen. Maar het is bedroevend dat voor die koerswijziging een naoor- | |
[pagina 46]
| |
logs werkloosheidsrecord nodig bleek te zijn. En het is onbegrijpelijk dat dit inzicht, waarvoor geen enkele wetswijziging is vereist, niet onmiddellijk in praktijk wordt gebracht. De Nederlandse werknemer verdient te weinig maar hij kost te veel. Het verschil tussen de brutoloonkosten die zijn werkgever op tafel moet leggen en zijn eigen besteedbaar inkomen bestaat uit belastingen en premies. Wordt die last verlicht dan worden de arbeidskosten verlaagd, zonder dat hij zelf hoeft in te leveren. Zijn werkgever krijgt zo een concurrentievoordeel dat leidt tot omzetvergroting en de vraag naar meer personeel. Verlaging van belastingen en premies is dus het beste banenplan. Volgens het cpb had de werkgelegenheid bijna 900.000 arbeidsjaren hoger kunnen zijn als het niveau van de uitkeringen in de periode 1970-1990 10% lager was geweest. Dan waren de sociale premies immers navenant gedaald. Dit is de meest fundamentele reden waarom de collectieve sector moet worden afgeslankt - of liever: geherstructureerd. Een dergelijke herstructurering betekent een andere verdeling van verantwoordelijkheden tussen de overheid en de burgers. Daarbij garandeert de overheid een basisuitkering van 60% van het minimumloon voor alleenstaanden die niet kunnen werken. (Dit laatste ter onderscheiding van bovenbeschreven basisinkomen dat ook zou toekomen aan hen die niet wíllen werken.) Desgewenst kan men zich daarboven bijverzekeren, individueel of via een bedrijfsvereniging. Omdat de huidige uitkeringsgerechtigden zich niet meer kunnen bijverzekeren, kan zo'n stelsel alleen voor de nieuwe gevallen worden ingevoerd. Het basisstelsel bestaat al voor de 400.000 zelfstandigen die geen ww, ziektewet of wao hebben. En voor allen die ouder zijn dan 65 jaar, want de aow is een basisuitkering waarboven het aanvullend pensioen komt. Het basisstelsel doet recht aan de emancipatie van de samenleving en aan een kleinere maar krachtiger overheid die zich op haar kerntaken concentreert. Voor banengroei is lastenverlichting noodzakelijk maar niet voldoende, want de prikkel voor uitkeringsgerechtigden om een baan te zoeken, is vaak niet reëel. Zij moeten hun vrije tijd of hun zwarte klus opgeven, soms zelfs kosten maken, om er slechts een klein bedrag op vooruit te gaan. Dus moeten de uitkeringen achterblijven bij de loonontwikkeling. Met de zogenaamde koppeling | |
[pagina 47]
| |
streefde het kabinet Lubbers-iii naar het tegendeel, namelijk een parallelle inkomensontwikkeling. Net als de algemeen verbindend verklaring heeft de koppeling banen gekost. Weer stelde het kabinet inkomen boven werk, wat de werkgelegenheid heeft geschaad. Wat voor zin heeft het voor de ene minister om de sociale vernieuwing na te streven, waarvan het hart een activerend arbeidsmarktbeleid moet zijn, als de andere minister zijn best doet door middel van de koppeling banen voor laaggeschoolden te vernietigen? Daar komt bij dat arbeidsbureaus zich neerleggen bij geconstateerd verwijtbaar gedrag van uitkeringsgerechtigden. Dat blijkt uit een in oktober 1993 verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer.Ga naar eind10 In maar liefst tweederde van de gevallen werd de uitkerende instantie niet van het verzuim van betrokkene in kennis gesteld, zodat daarop geen sanctie kon volgen. De arbeidsbureaus zetten zo een bonus op passiviteit. Maar ook in de begeleiding van langdurig werklozen schieten zij volgens de Algemene Rekenkamer tekort. Toen minister-president Lubbers enkele maanden geleden zei dat ‘de arbeidsvoorziening op de goede weg is’, moet hij met één been in dromenland hebben gestaan.Ga naar eind11 Het tegendeel is immers het geval. Zoals Karin Adelmund, toen vice-voorzitter van het fnv en bestuurslid van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, beweerde: ‘[...] het deugt niet, er kan veel beter [...]’.Ga naar eind12 Zij lijkt de slag in het bestuur van het cba echter te hebben verloren. Het zou de flexibiliteit van de arbeidsmarkt zeer ten goede komen als het ontslagrecht zou worden versoepeld. Dat is nu door allerlei regels ingeperkt, wat ten goede komt aan mensen met werk maar weer ten koste gaat van de werklozen. Ook de voorzitter van het cba, de heer De Boer, is deze mening toegedaan. De baas van alle arbeidsbureaus heeft weliswaar moeite zijn uitvoeringsorganisatie te doordringen van de noodzaak verwijtbaar gedrag niet langer voor lief te nemen, maar ziet wel grote belemmeringen in het Nederlandse ontslagrecht. Enkele maanden geleden zei hij het als volgt: ‘Ook het ontslagrecht werkt belemmerend, vooral bij kleinere ondernemers. Als dat wordt versoepeld, zullen winkeliers eerder winkelmeisjes in dienst nemen, daarvan ben ik overtuigd.’Ga naar eind13 De hoogte van het wettelijk minimumloon, het algemeen ver- | |
[pagina 48]
| |
bindend verklaren van cao's, de hoge druk van belastingen en premies, het ontbreken van voldoende prikkels en het beperkte ontslagrecht zijn alle debet aan de hoge werkloosheid, in het bijzonder onder laagopgeleiden. Toch bleef het kabinet Lubbers-iii steken in analyses en overleg. Het leek een gevoel van urgentie te missen. Minister De Vries stelde een onderzoekscommissie in, die ging onderzoeken wat iedereen al weet. Het was de besluiteloosheid van de overlegeconomie ten top. De hier gepresenteerde analyse wordt gedeeld door gerenommeerde economen en onderzoeksinstellingen in binnen en buitenland. Allen schrijven hetzelfde recept voor: verlaag de lasten, vergroot de prikkels, versoepel de arbeidsmarkt. Zeker, dat recept zal sommigen onaangenaam treffen maar het ontstaan van een onderklasse is nog veel onaangenamer. Permanente sociale en economische isolatie van grote groepen is een dodelijk gevaar voor de Nederlandse samenleving. Leggen wij ons daarbij neer, dan dreigt het aantal inactieven zodanig te groeien dat meer mensen afhankelijk zijn van de overheid dan van de marktsector. Is dat punt eenmaal bereikt dan zal er nooit meer een meerderheid te vinden zijn voor een beteugeling van de overheidsuitgaven. Dan werkt de politieke dynamiek, als in België, in de richting van het bankroet. Dan kunnen wij de politiek bijzetten in het ‘dood bestand’. |
|