Woensdag 11 maart
Vandaag rijden wij terug naar Amsterdam. In de auto luisteren wij naar de Zeven Doodzonden van Bertolt Brecht en Kurt Weill, gezongen door Gisela May. Het gaat over twee zusters die allebei Anna heten, Anna und Anna. De ene wordt uitgebuit door de andere. De tekst staat op naam van Brecht. Hij woonde toen (1932) in Parijs - waar ook Kurt Weill verbleef - met Margarethe Steffin, die hij uit een Zwitsers sanatorium had laten overkomen. Dus hoeveel van Brecht is en hoeveel van Steffin, is onduidelijk. Brecht maakte veel gebruik van zijn vrouwen - Elisabeth Hauptmann, Ruth Berlau, zijn echtgenote Hélène Weigel en deze Steffin - zonder dat hij iets voor hen terugdeed. In Het Parool heb ik hem dan ook een literaire pooier genoemd. Zijn honderdste geboortedag is net herdacht. Veel loftuitingen, weinig kritiek op de uitbuiting van zijn vrouwen, noch op het feit dat hij zich liet misbruiken door de propagandamachine van een onmenselijk systeem, of op de vette bankrekeningen in Zwitserland van deze gewiekste en gewetenloze onderhandelaar (lees The Life and Lies of Bertolt Brecht door John Fuegi, een zeer gedetailleerd onderzoek, waar Femke zich doorheen heeft geploegd).
Het nadeel van vakantie is de stapel kranten en post die je moet verorberen voor je weer aan de slag kunt gaan. In de Volkskrant van 28-2-1998 lees ik een portret van Hans Wiegel door Kees Fens. Hij schrijft: ‘Wiegel heeft zijn leven lang nog nooit iets oorspronkelijks gezegd, laat staan oorspronkelijke taal gebruikt. (...) Die onoorspronkelijkheid is de verklaring van zijn grote succes.’ Heel juist opgemerkt. Oorspronkelijke politici graven hun eigen graf. Daarom falen echte intellectuelen in de politiek ook altijd. Herhaling is de moeder van de politiek. Dat is ook een van de redenen waarom Mario Vargas Llosa het heeft afgelegd tegen ‘el Chinito’ Fujimori. Vargas Llosa kon zich er