| |
| |
| |
27 April-3 Mei 1989
Donderdag 27 april.
Ik woon in Amsterdam, ik werk in Den Haag. Daartussen beweeg ik mij per auto. Gelukkig behoef ik niet zelf te rijden. Wanneer ik weer in de Tweede Kamer zit, ga ik met de trein. Maar dat duurt langer en is ongemakkelijker. Vandaag is het weer gelukkig mooi. Dan stroomt het verkeer goed door. Als het regent, is het meteen mis. Elk jaar komen er vele auto's bij. Daar valt niet tegenop te bouwen. De automobiliteit móet terug worden gedrongen. Maar hoe?
Vanochtend een bespreking met de directeur-generaal economie en financiën van mijn ministerie, Rien Meyerink, om mij voor te bereiden op de behandeling van de kaderbrief in de ministerraad van morgen. Die kaderbrief schetst het beeld van de begroting voor de jaren 1990-1994. Daarna liep ik met mijn directeur voorlichting Jaap van der Ploeg naar het Pullman-hotel, waar ik een lunchtoespraak moest houden voor het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken. Een toespraak waaraan wij lang hadden gewerkt en die dan ook substantieel van omvang en inhoud was. De titel luidde: ‘De navo na 40 jaar - koers houden’.
Kernpunt van mijn betoog was dat de Sovjetunie een supermogendheid was en zou blijven en dat zij voor West-Europa altijd een ongemakkelijke nabuur zou zijn. De omstandigheden mochten veranderen, de geografie niet. Een oceaan scheidde ons van de Verenigde Staten, een paar honderd kilometer laagvlakte van de Russische invloedssfeer. De Westeuropese landen zouden altijd kleiner zijn dan de Sovjetunie en voor de afzienbare tijd zowel rijker als zwakker. Die verhoudingen schiepen onzekerheid. De navo bleef derhalve nodig om gezamenlijk weerstand te bieden aan expansieve neigingen van de ussr; om ons te verzekeren van Amerikaanse bemoeienis met onze veiligheid; en om de integratie van de Bondsrepubliek in West-Europa onomkeerbaar te maken.
Ik voelde mij vereerd met de aanwezigheid van zulke eminente mensen als Wellenstein en Samkalden onder mijn gehoor. De laatste vroeg mij naar de positie van de Bondsrepubliek. Ik antwoordde dat de tijd van Bismarcks Schaukelpolitik en van het Duitse Rückversicherungstraktat met Rusland voorbij was, evenals die van Rapallo. Adenauer
| |
| |
had daar rigoureus mee gebroken en dat was niet de geringste van zijn verdiensten. De beroemde Stalinbrief van 1952 - die hereniging aanbood in ruil voor neutraliteit - had hij dan ook in de prullenbak gedeponeerd. Toch had Klaus von Dohnanyi, ex-burgemeester van Hamburg, enige jaren geleden in de Ridderzaal gezegd dat een tweede Stalinbrief nu anders zou worden behandeld. En wat, indien volgend jaar een roodgroene coalitie de huidige zwart-blauwe afwisselt?
Na de lunchtoespraak mondeling overleg met de vaste Kamercommissie voor defensie. Ik werd aan de tand gevoeld over de Nederlandse inbreng tijdens de Nuclear Planning Group-bijeenkomst van de vorige week in Brussel. Ons standpunt daar hield het midden tussen het Duitse en het Brits/Amerikaanse. De twee hoofdelementen daarvan waren: het moderniseren van de lance-raket (die omstreeks 1995 aftakelt) en een perspectief op onderhandelingen over kernwapens voor de korte afstand, inclusief de afschaffing - op termijn - van de nucleaire artillerie. Indien de navo-lidstaten op de top van eind mei een compromis willen bereiken, dan zal er toch iets moeten worden gevonden dat op het Nederlandse standpunt lijkt.
's Avonds moest ik, met anderen, spreken in Paradiso over het thema ‘Weg met de pers’. Terzelfdertijd diende ik op het Ministerie van Economische Zaken met de liberale bewindslieden te overleggen. Dat was dus een probleem. Ik loste het op door direct na mijn Paradisotoespraak naar Den Haag terug te keren, waar ik aldus om 21.30 uur aankwam.
Mijn Paradisotoespraak was kort maar, naar ik hoopte, krachtig. Ik behandelde de ideologische vooringenomenheid zoals die blijkt uit de berichtgeving door de pers. Ik introduceerde daartoe twee paradigma's: de splinter in eigen oog weegt zwaarder dan de balk in het oog van de ander; en de illusie van het redelijk alternatief. Beide paradigma's herleidde ik tot het christelijk schuldbesef. Het publiek was jong en intelligent en reageerde snel. Ik begroette Wim Klinkenberg. Helaas moest ik een van zijn meer onbezonnen artikelen citeren. Wat jammer dat zulke aardige mensen zo'n ongelijk kunnen hebben en dat onaardigen de zaken zo vaak beter zien.
Sinds het kabinet-Den Uyl is het gewoonte dat van iedere coalitiepartner de bewindslieden, de fractietop en de voorzitter van de partij de avond voor de ministerraad vergaderen over de agenda van de dag daarna. Het is een weinig dualistische gebeurtenis, die zich echter als een taai ongerief in politiek Den Haag heeft vastgezet. (Wanneer de politieke leider de fractie aanvoert, zoals bij de vvd, is dat overleg ook wel nodig.) De discussie sleepte zich voort. Toen Neelie Smit om kwart voor twaalf flip-over charts begon om te slaan, bekroop mij een licht gevoel van on- | |
| |
geduld. Ed Nijpels beloofde mij een kopie van zijn Nationaal Milieu Plan, dat mij tot dan toe niet had bereikt. Dat was tenminste iets. Om half twee lag ik in mijn bed, de afstand Amsterdam-Den Haag vier keer afgelegd hebbend. De automobiliteit móet terug worden gedrongen.
| |
Vrijdag 28 april
Vanochtend allereerst het uitreiken van de decoraties. Het viel mij toe ongeveer vijftien mensen te decoreren. Er was veel belangstelling. Voor velen is dit erg belangrijk. Ik probeerde in een kort toespraakje ieder afzonderlijk in het zonnetje te zetten. Het is altijd leuk iets te doen wat de mensen gelukkig maakt. De hoogste decorandus was Pieter de Man, de secretaris-generaal van het ministerie, die op vijftien oktober met vut gaat. Hij werd commandeur in de orde van Oranje Nassau.
De ministerraad begon om half twee. Het eerste besluit dat werd genomen betrof de nieuwe secretaris-generaal van Defensie. Dat wordt mr. Michiel Patijn, nu nog directeur Europese Zaken op ez. Daarna werd de raad geschorst en viel het gezelschap uiteen in kleine groepjes die met elkaar de toestand doornamen. Vrijwel onmiddellijk kwamen de minister-president, de ministers Ruding en Van den Broek en ikzelf bijeen om de defensieparagraaf te bespreken. Dat ging vlot want ik had een tekst voorbereid. Het defensieplan 1989-1998 is gebaseerd op een reële groei van twee procent per jaar. Ik ging akkoord met een verlaging van die groei gedurende de jaren 1991-1994 tot 1 procent per jaar op drie voorwaarden. Ten eerste moest dat een minimumgroei zijn. Ten tweede zou elk jaar worden bekeken of die groei in het licht van de dan heersende internationale omstandigheden voldoende zou zijn. Ten derde zouden er in de jaren 1989 en 1990 geen aanslagen op de defensiebegroting meer worden gepleegd.
Die groei van 1 procent per jaar is meer dan wat Defensie nu krijgt. In 1989 en 1990 groeien de uitgaven namelijk met 0,6 procent per jaar. Het departement gaat er dus op vooruit, hoewel niet met zo veel als in de plannen staat. Andere landen hebben soortgelijke problemen. Bij ons groeit de defensiebegroting tenminste nog. Niet iedere minister van Defensie kan dat zeggen. Ondertussen betekent die verminderde groei wel dat een aantal projecten moet worden geschrapt of uitgesteld.
Ik mocht snel klaar zijn, bij andere ministers vlotte het minder. De middag verliep in onderlinge gesprekken. Ik verdeed die tijd met het afdoen van stukken. Ook las ik de tekst van ‘Hoog spel: Impasse in de ministerraad’, die op vijftien april in het studentenweekblad Propria Cures was gepubliceerd. De ondertitel luidde: ‘Een postmoderne eenakter over satire en politiek’. Mijn rol in dat stuk zou worden gespeeld
| |
| |
door Hugo Brandt Corstius. Ik heb het ook laten lezen aan een paar collega's. Maar niet aan alle, want er stonden schandelijke dingen in. Ze mochten eens denken dat ik dat had geschreven.
's Avonds gingen de liberale bewindslieden eten in Hotel Des Indes. Het was nog steeds mooi weer. Er was kermis op het Voorhout en wij zochten onze weg tussen reuzerad en botsautootjes naar die steunpilaar van de Haagse bourgeoisie. Weerspiegelde de kermis het politieke gewoel? Op mijn weg terug naar Algemene Zaken werd ik opgewacht door een journalist. Maar ik lek niet en heb ook nooit gelekt en de meeste journalisten weten dat.
Naarmate de avond vorderde, maakte Algemene Zaken een ongewonere indruk. Voor zover men denkt dat de ministers in een geserreerde vergadering al die uren doorbrachten met een bespreking, in voltallige raad, van 's Rijks financiën, kan ik slechts zeggen dat de werkelijke gang van zaken geheel anders was. Er werd overal gesproken, door ministers in verschillende permutaties, behalve in de Trêveszaal, waar de raad vergadert. Daar bevonden zich alleen de omvangrijke tassen met dossiers die ministers gewoonlijk naar de ministerraad meenemen. Toen ik door al mijn stukken heen was, ben ik maar gaan schaken met minister Deetman. Wij spelen ongeveer even slecht.
Gaandeweg bood Algemene Zaken een onoverzichtelijker schouwspel. Leden van de Tweede Kamer, ambtenaren, woordvoerders, bewindslieden - allen liepen door elkaar, speelden hier schaak, daar bridge. Wij konden tenminste nog zitten, als we dat wilden. De mensen van de media op het Binnenhof moesten al die uren drentelen, wachtend met camera of blocnote in de hand.
Omstreeks middernacht legde de minister-president zijn uiteindelijke voorstel op tafel. Wat Defensie betreft, kon ik snel akkoord gaan. Bij andere onderwerpen lag dat moeilijker. Na een kwartier werd weer geschorst. Daarna hebben wij nog in eigen kring een paar uur doorvergaderd. Toen werd besloten zaterdagochtend om elf uur weer bijeen te komen. Om half vijf lag ik in mijn bed. Ik verafschuw nachtvergaderingen. Daar komt zelden of nooit iets goeds van.
| |
Zaterdag 29 april
De ministerraad kon slechts kort duren, want de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken moesten naar Londen om met de Britse regering over navo-zaken te spreken. Zij zouden proberen steun voor de Nederlandse tussenpositie te verwerven. Na een minuut of tien werd geschorst. Daarna kwamen de liberale bewindslieden apart bijeen. Wij wisten dat de beide fracties, van de Eerste zowel als van de Tweede
| |
| |
Kamer, en ook de voorzitter van de partij, overwegende bezwaren hadden tegen het eindvoorstel van de minister-president.
Niettemin wilden Ed Nijpels en Neelie Smit, die deze zaak het meeste aanging, het voorstel aanvaarden. Daarmee ontviel de grond aan elk verzet van de overige liberale ministers en werd het eindvoorstel aanvaard. Om half twee gingen wij uiteen. Ik had veel waardering voor de wijze waarop minister De Korte met veel geduld en soepelheid tot het uiterste was gegaan om de zaak te plooien.
Alvorens naar huis te gaan, gaf ik op de rvd twee interviews, aan nrc
Handelsblad en aan het Algemeen Dagblad. Ik formuleerde wat traag. Dat kwam door de landerigheid. In Amsterdam liepen mijn vrouw Femke Boersma en ik het Vondelpark in om Koninginnedag te vieren. Het was bomvol. Goedgemutst schuifelde men lang de kraampjes, van Hare Krishna-tent naar ijscoman. ‘Speel roulette bij Marietje’, stond op een bord dat een meisje van zeven voor haar buik hield. Heel gemoedelijk: veel aardiger dan een jaar of tien geleden. Wel moeten we oppassen dat we niet té braaf worden in dit land.
Thuisgekomen hoorde ik dat de Tweede-Kamerfractie het eindvoorstel niet wenste te aanvaarden en een spoeddebat zou aanvragen. Dat wordt dus een aanvaring. De fractie vindt dat indien er nieuwe staatstaken bijkomen, er elders moet worden omgebogen. Daarop valt weinig af te dingen. De collectieve lastendruk in Nederland is nog steeds te hoog. Het financieringstekort is ook nog steeds te hoog. De belastingen moeten omlaag. Dan gaat de koopkracht omhoog zonder dat de arbeidskosten behoeven te stijgen. Dat laatste moet ten koste van alles worden vermeden, in verband met onze concurrentiepositie. Een groeiende koopkracht is goed voor de burgers en voor de economie.
Het is kip-eenvoudig maar veronderstelt wel dat we de uitgaven onder de duim houden. Aan Defensie zal het niet liggen. In 1988 heeft dat departement slechts 21 miljoen meer uitgegeven dan begroot. En dat wordt in 1989 gecompenseerd. Maar zo is het niet overal. Hoe komen we hier uit?
| |
Zondag 30 april
De avro belde op en vroeg een reactie. Ik zei dat ik het eindvoorstel had aanvaard en daar niet op terug kon komen. Dat nam niet weg dat de doelstellingen van de fractie - lastenvermindering en tekortreductie - ook de mijne waren.
Thuis werkte ik aan een artikel voor het vijfhonderste nummer van Maatstaf over ‘Het voor en het tegen van Nederland’. Dat thema was mij opgegeven door de redacteur van Maatstaf, K.L. Poll. Mijn oog viel
| |
| |
op Voyage en Hollande van Montesquieu, dat hij op acht oktober 1729 schreef. ‘De financiën van Holland zijn volstrekt hopeloos,’ staat daar. ‘Sinds de vrede stelt de provincie Holland elke dag nieuwe belastingen in om de lopende uitgaven te dekken.’ In de tussenliggende 260 jaar is er weinig veranderd.
| |
Maandag 1 mei
Onze toekomstige secretaris-generaal Patijn kwam vanmorgen kennis maken met de top van het departement. Hij heeft Defensie internationale ervaring en een betrokkenheid bij de openbare zaak te bieden. Hij behoort tot een familie met een grote bestuurlijke traditie. Defensie is bij hem in goede handen.
Mijn maandagen bestaan uit interne besprekingen: 's ochtends de zogenaamde ministerstaf, 's middags met ambtenaren afzonderlijk. De begroting 1990 vroeg veel aandacht. De 1 procent-beslissing geldt pas voor de jaren 1991-1994 maar werpt haar schaduw natuurlijk vooruit. Overmorgen, tijdens de Defensieraad, moeten we knopen doorhakken.
Tussendoor lunch ik met mijn staatssecretaris Jan van Houwelingen. Hij zit nu een jaar of acht op het departement en kent het dus van haver tot gort. Ik heb erg veel aan hem. De verhouding tussen ons is goed. Dat heb ik wel eens anders meegemaakt: een staatssecretaris komt dan in een moeilijke positie te verkeren. Hij heeft een eigen verantwoordelijkheid jegens de Staten-Generaal maar moet wel blijven binnen de hoofdlijnen van beleid zoals zijn minister die bepaalt. Helaas wil Jan na de verkiezingen iets anders gaan doen. Waarom wordt hij niet fractievoorzitter van het cda in de Tweede Kamer? Dat lijkt me echt iets voor hem.
Aan het einde van de dag ben ik gaan zwemmen in het zwembad Overbosch. Als ik niet meer aan sport ga doen, loopt het slecht met mij af.
| |
Dinsdag 2 mei
Vanochtend een bijeenkomst van de Luchtmachtraad. We hielden ons onder andere bezig met enige ingewikkelde toestanden rondom de vliegbases Eindhoven, Gilze-Rijen en Woensdrecht.
Lunch bij de Hongaarse ambassadeur Tivadar Iván. Over een paar weken ga ik met een kleine delegatie op uitnodiging van mijn Hongaarse collega naar Boedapest. Wij blijven een dag of drie. Wij stellen ons veel voor van dat bezoek, het eerste dat een Nederlandse minister van Defensie brengt aan een lidstaat van het Warschaupact. Het is ook de eerste keer dat Hongarije wordt bezocht door een minister van Defensie van een lidstaat van de navo. Voor beide landen is het dus een primeur. De
| |
| |
indruk die Hongarije in politiek opzicht op ons maakt, is er vooral een van onzekerheid. Ik verwacht de gelegenheid te krijgen in een toespraak van enig substantie onze opvatting uiteen te zetten over de verhoudingen tussen Oost en West en het Nederlandse veiligheidsbeleid als onderdeel daarvan. Daarnaast hopen mijn vrouw Femke - want die gaat mee - en ik wat van het culturele leven in Boedapest op te snuiven. Ik ben blij dat ik het initiatief heb genomen tot deze kleine ‘vertrouwenwekkende maatregel’.
In de middag werd ik bij Hare Majesteit verwacht. In verband met de politieke problemen kwam dat bezoek te juister tijd.
Ik at 's avonds met twee vrienden: Jean Penders en Peter Rauwerda. Jean is lijsttrekker voor het cda bij de Europese verkiezingen. Evenals ik maakte hij zich grote zorgen over de Duitse opstelling binnen de navo. Wij spraken over de mogelijkheid een beperkt aantal dubbelmandaten in te voeren, zodat althans sommige Europarlementariërs tevens leden van de Tweede (of Eerste) Kamer zouden kunnen zijn. Nu kan dat niet. Dit betekent dat de nationale en de Europese fractie elkaar te veel uit het oog verliezen. Aan de andere kant stelt zo'n dubbelmandaat hoge eisen aan het uithoudingsvermogen. Niet iedereen zal dat aankunnen. Jean en ik zijn het erover eens dat deze zaak serieuze overweging verdient. Maar vóór de Europese verkiezingen in 1994 zal het er zeker niet van komen.
Daarna vroeg de Tweede Kamer alle aandacht. Joris Voorhoeve sprak goed: rustig, zakelijk en helder, zonder vertoon van overtollige emoties. Ik ben ervan overtuigd dat dit het is wat de mensen van de politiek verwachten: geen gezwollen of wollig taalgebruik maar een eerlijk en helder standpunt dat consequent wordt volgehouden. De ontknoping kwam verrassend vroeg. Nog vóór twaalf uur zei de minister-president dat hij morgen de Koningin het ontslag van het kabinet zou aanbieden.
Neelie Smit en Ed Nijpels hebben het laten aankomen op een botsing met de beide vvd-fracties en met hun partij terzake van een punt dat zeer gevoelig ligt. Dat is riskant. Sinds de val van Stikker weten alle liberalen dat. Natuurlijk is het waar dat alleen zij nooit van idee veranderen die geen ideeën hebben. Maar een ‘blij dat ik rij’-beleid laat zich niet dan met de grootste omzichtigheid in zijn tegendeel veranderen. Zo'n remweg is lang. Wie dan te snel door de bocht wil, loopt het gevaar op de vluchtstrook terecht te komen.
| |
Woensdag 3 mei
Vanmorgen een bijeenkomst van de Defensieraad waarin de top van het departement zich met de bevelhebbers der krijgsmachtdelen verenigt. Er
| |
| |
moesten enige moeilijke besluiten worden genomen. Na twee uur praten vielen die besluiten. Het deed pijn maar het kon niet anders. Binnen de regering geldt hetzelfde als in de politiek: wat de mensen bovenal willen, is een consequent volgehouden duidelijkheid. Dan weet iedereen waaraan hij toe is.
Annemarie Jorritsma kwam op het departement lunchen. Deze voortreffelijke Friezin is lid van het bestuur van de vvd-fractie. Zij houdt zich onder andere bezig met verkeer en waterstaat en heeft dus veel te maken met Neelie Smit. Wij namen de toestand door.
Aan het eind van de middag werd het boek van Karel van Wolferen over Japan in het Mauritshuis ten doop gehouden. De ontstaansgeschiedenis van dat boek is deze. Als staatssecretaris voor de Buitenlandse Handel hield ik mij enige jaren geleden bezig met de plaats van Japan in de wereldeconomie. Ik heb daarom een opdracht gegeven aan Karel van Wolferen, destijds correspondent van nrc Handelsblad in Tokio, om een studie te maken van de wijze waarop de politieke besluitvorming in Japan tot stand komt. Die studie is nu gepubliceerd en heeft al aanleiding tot veel commentaar gegeven. Ik heb haar nog niet kunnen lezen en kan dus ook nog geen mening hebben. Op de receptie zag ik vele bekenden, waaronder Ian Buruma, die in Hong Kong woont. Ik lees diens artikelen in de Londense Spectator en in de New York Review of Books met veel aandacht. Het is moeilijk uit te maken wie begaafder is: Van Wolferen of Buruma. Het is goed te zien dat Nederland mensen van internationaal formaat voortbrengt. Alleen jammer dat zij in het buitenland wonen.
's Avonds at ik, als elke week, met mijn twintigjarige zoon Floris. Hij woont in Den Haag, ik in Amsterdam. Zo onderhouden wij ons contact. Morgen is herdenkingsdag. Morgen leg ik een krans op de Dam. De prijs van de vrijheid is eeuwigdurende waakzaamheid. Wie de vrede wil behouden, bereide zich voor op oorlog.
|
|