De engel en het beest
(1990)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
VI Excursie | |
[pagina 144]
| |
Naar een nieuw EuropaEen Chinese geschiedkundige werd eens gevraagd of hij meende dat de Franse revolutie een succes was geweest. ‘Voor een oordeel daarover is het nog te vroeg,’ antwoordde deze man die kennelijk gevoel had voor de lange termijn. Onze tijdhorizon is wat korter. Wij aarzelen niet de Oosteuropese revolutie - tweehonderd jaar na de Franse - een overwinning van de democratie te noemen. (Oost-Europa betekent in dit verband het gebied tussen West-Europa en de Sovjetunie met uitzondering van Joegoslavië). Alleen Albanië resteert nog als absurd overblijfsel van het stalinisme, althans in Europa. Bijna niemand had dit verwacht. In het begin van 1988 hield Zbigniew Brzezinski een toespraak in Londen waarin hij zei dat Oost-Europa zich bevond in een pre-revolutionaire situatie. Zijn uitspraak werd in het algemeen afgedaan als de wensgedachte van een Poolse émigré. Hij had gelijk maar hij was één der zeer weinigen.Ga naar eind1. Misschien hebben wij enige kundigheid in het voorspellen van wat zich op korte termijn en op bescheiden schaal zal voordoen, hoewel ook hieraan mag worden getwijfeld. Gebeurtenissen van grote omvang ontsnappen echter geheel aan ons voorspellingsvermogen. Noch de olieprijsverhogingen van 1973 en 1979, noch de sjiïtische revolutie in Iran zijn door iemand voorzien, zelfs niet door de meest kundige waarnemers. Vooral wanneer de gebeurtenissen elders in een stroomversnelling raken, is het goed zich in te prenten wat volgens Talleyrand de hoofdregel van de diplomatie moest zijn: surtout pas de zèle. Die andere Fransman, Charles de Gaulle, had echter minder gelijk toen hij zei: ‘L'économie est comme l'intendance, elle suit.’ Het tegendeel is waar. Geen land kan op den duur ontsnappen aan de fundamentele wetmatigheden van de economie. De Sovjet-economie illustreert dat. De hervormingen van Nikita Chroesjtsjov en Aleksej Kosygin in de jaren zestig en zeventig hadden tot doel de doelmatigheid daarvan te verhogen maar faalden. Zij konden ook niet slagen, want een economie van het Sovjettype berust niet op de overeenstemming van vraag en aanbod maar op het toewijzen van inputs en outputs.Ga naar eind2. Hoe complexer de Sovjeteconomie werd, des te intensiever van aard de economische groei moest worden en des te duidelijker het bleek dat zelfs de krachtigste computers van Gosplan op geen enkele | |
[pagina 145]
| |
wijze konden voldoen aan de vraag naar de informatie die in een liberaal-kapitalistisch stelsel door de markt wordt geleverd. Bovendien ging de economische groei die in deze fase plaats had deels ten koste van de fysieke infrastructuur en de natuurlijke omgeving. Abel Aganbegjan, de voornaamste economische adviseur van Michajl Gorbatsjov, stelde vast dat de Sovjet Russische economie tegen het midden van de jaren tachtig een toestand van bijna-crisis had bereikt.Ga naar eind3. De meest eenvoudige levensbenodigdheden begonnen zelfs in Moskou te ontbreken. In 1985 kregen de burgers van de Sovjetunie minder vlees dan in 1913.Ga naar eind4. De kindersterfte nam toe. Alcoholisme en absenteïsme werden steeds grotere problemen. De toestand op het platteland varieerde van slecht tot rampzalig. Misdaad en het gebruik van verdovende middelen bleken steeds moeilijker te bestrijden. Dit laatste werd mede verbreid door soldaten die uit Afghanistan terugkeerden. De economische groei mocht haperen, de militaire sector werd gespaard. Chroesjtsjov had het aantal divisies verminderd van 175 tot 136; tijdens Leonid Brezjnev liep dat aantal weer op tot 200. Onder de bezielende leiding van admiraal Sergej Gorsjkov werd de blauwwatermarine zeer aanzienlijk versterkt. Tegelijk werd veel geld gestoken in de Strategische Raketstrijdkrachten evenals in het SS-20-systeem. Daardoor stegen de defensielasten. In de jaren zestig werd naar schatting 12% van het bnp aan defensie besteed. Toen de economische groei vertraagde, liep dit aandeel op tot 15 à 17%.Ga naar eind5. Hierbij moet worden aangetekend dat cijfers betreffende de Sovjetbegroting niet alleen voor ons maar ook voor het Kremlin geheimen bevatten, zodat deze schattingen aan de lage kant zouden kunnen zijn.Ga naar eind6. Het is duidelijk dat deze kolossale militaire sector de economische groei verder vertraagde, hetgeen Gorbatsjovs aandrang successen te boeken bij de verschillende ontwapeningsonderhandelingen mede verklaart. Hoe groot de militaire sector van de Sovjetunie ook mocht zijn, technologische achterstand ten opzichte van de Verenigde Staten bleef dreigen, in het bijzonder op het terrein van de elektronica. Sinds 1979 publiceerde maarschalk Nikolaj Ogarkov artikelen waarin hij op steeds dringender wijze waarschuwde dat een technologische voorsprong het uiteindelijk zou winnen van zowel grotere aantallen als een bekwamere oorlogsvoering: twee troeven waarop de Russische generale staf traditioneel had gesteund. De luchtoorlog die op 10 juni 1982 werd gevoerd tussen de Israëlische en de Syrische luchtmachten bevestigde de maarschalk in zijn mening. Bij vorige oorlogen hadden de Israëliërs een verliesverhouding weten te behalen van ten hoogste 20 tegen 1. De voorsprong van de Israëlische gevechtsvliegtuigen, raketten en airborne ear- | |
[pagina 146]
| |
ly warning systems op het gebied van de elektronica was deze keer echter zodanig dat het resultaat een verliesverhouding van 85 tot nul ten nadele van de met Russisch materieel vliegende Syrische luchtmacht was. Bovendien waren de Israëliërs de dag begonnen met de vernietiging van 16 Syrische sam-batterijen zonder zelf één vliegtuig te verliezen. Dat was het soort technische voorsprong waarvan maarschalk Ogarkov nachtmerries kreeg.Ga naar eind7. Maar ook op het gebied van de buitenlandse politiek kreeg de Sovjetunie belangrijke fiasco's te incasseren. In Afghanistan beten de Russen hun tanden stuk op de met Stinger-raketten gewapende mujahedin. Hadden de Sovjetpolitici de geschiedenis van de Britse expedities naar Kaboel in de negentiende eeuw beter bestudeerd, zij waren waarschijnlijk niet aan hun Afghaanse avontuur begonnen. Elders in de Derde Wereld was het niet veel beter. China was geen vriend meer maar een concurrent. De verhouding met Japan was gespannen wegens de vier Koerillen-eilanden, die nog steeds door de Sovjetunie bezet worden gehouden. Door hun afhankelijkheid van Russische wapens bleven Syrië en Irak om den brode bevriend, niet uit overtuiging, en ondanks omvangrijke investeringen was Egypte overgelopen naar het Amerikaanse kamp. Afgezien van Ethiopië, Benin, Angola en Mozambique boden de Afrikaanse landen overtuigde weerstand tegen het communisme. Op het westelijk halfrond was Cuba een belangrijk steunpunt en ook Nicaragua ontwikkelde zich tot bondgenoot, maar die landen waren troeven in een bridgespel dat buitengewoon duur bleek te zijn. Welke vruchten wierpen de enorme investeringen van de Sovjetunie in die landen af, hun nuisance value daargelaten? Wanneer zouden die troeven ooit kunnen worden uitgespeeld? De cliënten van de Sovjetunie in de Derde Wereld waren arm, achterlijk en ondemocratisch. In Europa, ten slotte, was het omvangrijke SS-20-programma eveneens op niets uitgelopen. Deze raketten, die alle punten van Europa bestreken maar Amerika niet konden bereiken, vormden een opzichtige poging tot politieke intimidatie met militaire middelen. Die poging kon natuurlijk niet onbeantwoord blijven. Het antwoord kwam in de vorm van Pershing-2-raketten en kruisvluchtwapens. Moskou repliceerde met dreigementen en bluf, in haar streven ondersteund door vredesbewegingen van allerhande pluimage. Maar de vijf plaatsingslanden hielden voet bij stuk, ondanks alle Ach und Krach. Sindsdien wordt in Moskou erkend dat men zich daar heeft verkeken op de standvastigheid van de navo.Ga naar eind8. In Oost-Europa was de levensstandaard hoger dan in de Sovjetunie, maar de economische problemen waren er niet minder om. Dat lag voor | |
[pagina 147]
| |
de hand, want ook hier betrof het bevelseconomieën. Vooral in Polen en in Hongarije was getracht door middel van grootscheepse buitenlandse leningen aan de economische dilemma's te ontsnappen. In 1970 had Polen nog een te verwaarlozen buitenlandse schuld, aangezien de toenmalige partijleider Wladyslaw Gomulka zich om politieke redenen tegen het aangaan daarvan had gekeerd. Die schuld is nu 39,9 miljard dollar. De buitenlandse schuld per hoofd van de bevolking van Hongarije is zelfs groter dan die van Polen. Tenzij westerse regeringen en bankiers een ongekende, en misschien ook ongewenste, ruimhartigheid aan de dag leggen, zullen de aangegane buitenlandse leningen vooral Polen nog jarenlang als molenstenen om de hals hangen. De buitenlandse schuld van Tsjechoslowakije is daarentegen gering, evenals die van Roemenië, waar Nicolae Ceaus̄escu was overgegaan tot een geforceerde terugbetaling daarvan. De bevolking van zijn land heeft zich daardoor zeer veel moeten ontzeggen. De buitenlandse schuld van de ddr komt nu voor rekening van de Bundesbank. Het Poolse financiële fiasco fungeert nu als een schip op het strand: deze vluchtroute is voortaan afgesloten. Een tweede belangrijke factor in de landen die werden ingeklemd tussen de Sovjetunie en het IJzeren Gordijn werd gevormd door de anti-Russische gevoelens daar. Die in Polen zijn overbekend en behoeven weinig toelichting. Voor zover nodig, werden zij gevoed door het Molotov-Von Ribbentrop-Pact, de slachting bij Katyn en de opstand van Warschau in het zicht van het Rode Leger, dat pas op de plaats maakte om SS-generaal Jürgen Stroop de tijd te gunnen die opstand met Pruisische grondigheid uit te roeien. Ook de Hongaarse gevoelens lagen sinds 1849 voor de hand, toen de opstand onder leiding van Lajos Kossuth mede werd neergeslagen door Russische troepen, aangeboden door tsaar Nicolaas i aan Keizer Frans Jozef. Ook daar was er een recente geheugensteun in de vorm van de onderdrukking van de revolutie van 1956 door Russische tanks, toen Joeri Andropov ambassadeur van de Sovjetunie in Boedapest was. De anti-Russische gevoelens in Roemenië waren niet minder traditioneel. Dat land voelde zich altijd al een eiland in een zee van Slaven. Na de Tweede Wereldoorlog kwam daarbij zijn irredentisme ten opzichte van het door de Sovjetunie opgeslokte Moldavië. In Tsjechoslowakije lagen de gevoelens oorspronkelijk anders. Edvard Benes, de leerling en opvolger van Jan Masaryk als minister-president van dat land, was tijdens de Tweede Wereldoorlog tot de conclusie gekomen dat de Sovjetunie haar communistische ideologie aan het verlaten was, terwijl het Westen zich in socialistische zin ontwikkelde. Vandaar het idee van Tsjechoslowakije als brug tussen beide convergerende | |
[pagina 148]
| |
systemen.Ga naar eind9. Nog afgezien van het feit dat die convergentie een drogbeeld is gebleken, is een brug iets om over te lopen of onder te slapen maar geen buitenlandse politiek. Enigerlei illusie die de Tsjechen en Slowaken hieromtrent mogen hebben gehad, werd in 1968 voorgoed de grond ingeboord. Alleen de Bulgaren hebben zich altijd bij Moskou in het krijt voelen staan sinds Rusland in 1877-1878 oorlog met Turkije voerde om hun vrijheid na bijna vijfhonderd jaar Ottomaanse overheersing te bevechten. Dat Rusland die vrijheid afdwong met het oogmerk eigen invloed te vergroten, deed niet af aan die gevoelens van verplichting. Bulgarije heeft ook nooit een openlijk conflict met de Sovjetunie gehad. Op Bulgarije na werd de Sovjetunie in Oost-Europa beschouwd als de gendarme van die landen, als hun achterlijke onderdrukker. Zoals Czeslaw Milosz zei: ‘Het is niet aangenaam zich te moeten overleveren aan de hegemonie van een land dat nog wild en primitief is.’Ga naar eind10. Het is dan ook geen wonder dat althans in drie van die landen - Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije - de communistische regimes het sinds de jaren zestig moesten stellen zonder de steun van de intelligentsia, die de lokale machthebbers als niet meer dan satrapen van Moskou beschouwde. Dat is de derde factor. Intellectuelen zijn belangrijk omdat zij waarden scheppen en legitimatie verschaffen. Beheersing van het intellect staat dan ook boven aan de prioriteitenlijst van elke communistische machthebber. De afvalligheid der intelligentsia had in de drie genoemde landen tot gevolg dat de regimes daar zich in toenemende mate in een isolement bevonden. In de eerste helft van de jaren tachtig moet de wereld er vanuit Moskou beschouwd als volgt hebben uitgezien. Thuis een gestaag verslechterende economie, groeiende maatschappelijke problemen en een ongunstige ontwikkeling van de verhouding tussen etnische Russen en niet-Russen. In Oost-Europa mokkende volkeren die in een onderdrukte burgeroorlog verkeerden met hun heersers. In de Derde Wereld een kleine verzameling cliëntstaten die tegelijk miserabel en duur waren.Ga naar eind11. De militaire vergelijking met de Verenigde Staten viel steeds ongunstiger uit, terwijl iedere hoop op een keer ten goede in dit opzicht de bodem werd ingeslagen door de zeer aanmerkelijke verhogingen van de defensiebegrotingen onder president Ronald Reagan en in het bijzonder door diens sdi-programma.Ga naar eind12. De economische vergelijking met de landen van de Europese Gemeenschap was al even ongunstig, waar deze landen door bijstelling van hun economische politiek hun problemen betrekkelijk gemakkelijk de baas werden. Bovendien zouden die landen enige jaren later een onvermoede dynamiek aan de dag leggen met hun plan de | |
[pagina 149]
| |
interne markt vóór het einde van 1992 geheel en al te realiseren. Het is niet onwaarschijnlijk dat het succes van de eg en haar lidstaten medeoorzaak is geweest van de veranderingen in de Sovjetunie en de Oosteuropese landen, die bevangen moeten zijn geweest door een soort Torschlusspanik.Ga naar eind13. De term eurosclerose paste dan ook veeleer op het Oostelijk dan op het Westelijk deel van ons werelddeel. Het is geen wonder dat men in het Kremlin tot de conclusie kwam dat het zo niet langer kon. De omwentelingen van 1989 waren een politieke aardverschuiving zonder weerga, een adembenemend schouwspel. Zij vonden zonder bloedvergieten plaats behalve in Roemenië waar volgens de meest pessimistische schattingen duizend mensenGa naar eind14. de dood vonden. In Polen bouwden zij voort op eerdere successen van Solidariteit. In Hongarije werden zij begeleid door hervormingsgezinde communisten als Miklos Nemeth, Reszö Nyers en Imre Poszgay. Elders werden zij afgedwongen door massale demonstraties. Het politieke en economische bestel in Oost-Europa was in 1989 volstrekt vermolmd. De toenmalige heersers werden slechts in het zadel gehouden door de indruk dat zij uiteindelijk zouden kunnen terugvallen op de steun van het Rode Leger. Tijdens de herdenking van het veertigjarige bestaan van de ‘boeren- en arbeiderstaat’ der ddr op 7 oktober ontnam Gorbatsjov Erich Honecker deze illusie. De laatste heeft zich daarna nog tien dagen kunnen handhaven. Het bericht aan de Tsjechoslowaakse partijleider Milos Jakes was navenant en de revolutie in diens land duurde eveneens tien dagen. Uit de feiten valt af te leiden dat Gorbatsjov het op deze omwenteling heeft laten aankomen. Zijn kosten-batenanalyse van een voortgezette Sovjet-hegemonie in Oost-Europa zal een te ongunstig saldo hebben getoond: hoge politieke kosten, negatieve economische baten.Ga naar eind15. Eén factor heeft niet bijgedragen tot de Oosteuropese revolutie: de politiek van de Westduitse spd die werd samengevat met de woorden Wandeldurch Annäherung en die door de pvda deels werd gevolgd. Deze ontwikkelingen kregen in de eerste helft van 1990 hun vervolg in een reeks vrije verkiezingen. Daarbij vallen drie zaken op. Ten eerste de goede resultaten die de christen-democratische partijen hebben behaald in Oost-Duitsland (40,8%) en Hongarije (41,6%). Ten tweede de betrekkelijk hoge uitslagen, 10 à 15%, van de partijen der al dan niet hervormde communisten in Hongarije, Tsjechoslowakije en de ddr. Ten derde het behoud van de macht door de communisten in Bulgarije en Roemenië. In dit laatste land is het Front voor Nationale Redding een organisatie geworden om de nomenklatoera te redden.Ga naar eind16. Deze gang van zaken illustreert dat de voormalige communisten niet uit het beeld zijn | |
[pagina 150]
| |
verdwenen. In herkenbare partijen wachten zij de gebeurtenissen af, klaar om terug te komen, mochten de hervormingen falen. Maar ook buiten de partijen zijn zij soms prominent aanwezig. Het hogere en middelbare bestuurskader bij overheden en bedrijven bestaat nog steeds uit communisten. Dat kan natuurlijk ook niet anders. Men kan de bestuurselite van een land niet van de ene dag op de andere vervangen. De Poolse premier Tadeusz Mazowiecki zei daarover: ‘De voormalige nomenklatoera probeert bepaalde privileges in stand te houden.’Ga naar eind17. Dit draagt bij tot een zekere mate van wantrouwen onder de bevolking: ‘De communisten pakken ons twee keer - eerst als communisten en daarna als kapitalisten.’
Het zal niet eenvoudig zijn het Sovjetsysteem te veranderen in een sociale markteconomie naar Westeuropese snit. Een totalitair stelsel betekent immers de politisering van de gehele samenleving. De nomenklatoera monopoliseerde daar tot nog toe elk initiatief. Het communisme streefde dus naar een soort infantilisering van de maatschappij. Het nemen van initiatieven en het aanvaarden van verantwoordelijkheden moet nu weer worden aangeleerd. Er zal weer een ‘maatschappelijk middenveld’ dat niet onder instructie staat van de partij moeten ontstaan. Dat zal niet van vandaag op morgen gebeuren. De democratisering en modernisering van het totalitaire Sovjetstelsel zal veel meer tijd vergen dan dezelfde onderneming in het geval van de autoritaire structuren in Griekenland, Spanje en Portugal. Daar immers waren de markt en een zekere mate van sociale autonomie blijven voortbestaan om te kunnen dienen als basis voor het pluralisme. Het door Jean-François Revel verbreidde en later door Jeane Kirkpatrick en president Reagan overgenomen onderscheid tussen totalitaire en autoritaire stelsels blijft dus zinvol, zowel in economisch als in politiek opzicht. Het verschil tussen glasnost en perestrojka is belangrijk. Glasnost is een politiek begrip. Het betekent openheid met betrekking tot gebeurtenissen, processen en structuren. Het volk heeft thans nog slechts ten dele het recht zich vrijelijk uit te drukken, inspraak te krijgen en rekenschap van de regering te verlangen en ook middels verkiezingen te verkrijgen. Glasnost kan ertoe bijdragen dat dit wordt gerealiseerd. Indien verwerkelijkt, zal het een belangrijke toenadering betekenen tussen de autocratische traditie van Rusland en de democratische van het Westen. Voor een groot deel kan het worden bevorderd door de Sovjetregering. Op dit vlak is meer bereikt dan in 1985 door de meest optimistische waarnemer voor mogelijk werd gehouden. Er zijn verkiezingen geweest die tot dan toe onwrikbaar gewortelde partijleiders hun zetel hebben gekost. In de | |
[pagina 151]
| |
pers, op de radio en televisie wordt veel kritiek gespuid. Met het stalinistische verleden is tot op zekere hoogte afgerekend, de houding ten opzichte van de godsdienst is veranderd, het emigratiebeleid is verruimd en er is een ecologische discussie op gang gekomen. Op 7 februari 1990 deed het Centraal Comité afstand van de leidende rol van de partij. Bijna dagelijks ontstaan nieuwe politieke groeperingen van liberale, christendemocratische of sociaal-democratische aard. In hoeverre dit beleid zal worden voortgezet komt hieronder aan de orde, maar de tot nog toe geboekte vooruitgang stemt hoopvol. Perestrojka daarentegen - toch vooral de herstructurering van de economie - onttrekt zich voor een belangrijk deel aan beïnvloeding door de regering, althans op de korte termijn. Zeker, de Sovjet-regering kan de juridische infrastructuur scheppen die voor een markteconomie nodig is: het vennootschapsrecht, de verschillende vormen van eigendom, de belastingwetgeving, de regeling van het financiële verkeer en nog veel meer. Dat alles zal veel tijd kosten. Het zal echter zeker een generatie duren voordat de benodigde managersklasse zal zijn ontstaan: de boekhouders, de software-ondernemingen, de fiscalisten en de reclamebureaus die het Westerse systeem zo betrekkelijk moeiteloos draaiende houden. De Sovjetregering kan de opbouw van dit menselijk kapitaal natuurlijk aanmoedigen en tot op zekere hoogte zelfs organiseren maar zal daarbij toch snel stuiten op natuurlijke begrenzingen in de vorm van een gebrek aan tijd, aan vreemde valuta en aan menselijk aanpassingsvermogen. Wie heeft ooit een Russische ondernemer gezien: de man die zoekt naar neue Kombinationen, die wagend presteert? De Chinese entrepeneur is beroemd over de hele wereld, zijn Russische collega is nagenoeg onbekend. Niet alleen verschillen glasnost en perestrojka in de mate waarin zij ontvankelijk zijn voor regeringsmaatregelen, zij kunnen ook haaks op elkaar staan. Perestrojka noopt tot decentralisatie, die voeding geeft aan het etnische bewustzijn van de niet-Russische volkeren van de Sovjetunie en de politieke crisis zo vergroot. Glasnost heeft de separatistische neigingen van de perifere republieken ook aangemoedigd. Maar die politieke ontwikkelingen hebben natuurlijk weer een economische neerslag. De Azeri's hebben het treinverkeer naar Armenië ontregeld, waardoor veel wagons geblokkeerd worden die ook elders nodig zijn. Niet alleen horizontaal maar ook verticaal wordt de economie door de glasnost aangetast. Het systeem van de bevelseconomie was ondoelmatig maar het was tenminste een systeem. Glasnost dreigt het in chaos te doen veranderen. Een vergelijking met de hervormingen van 1861, toen de lijfeigen- | |
[pagina 152]
| |
schap werd afgeschaft, is leerzaam. Er waren toen drie partijen in het geding: de regering onder tsaar Alexander ii, de bureaucratie en de landeigenaren. De afschaffing van de lijfeigenschap druiste in tegen het belang van de landeigenaren, maar een gehoorzaam ambtenarenapparaat voerde de opdracht van de regering uit. Nu zijn er niet drie partijen maar twee: Gorbatsjov en het partijapparaat. Gorbatsjov moet nu gebruik maken van de partij om de partij te kortwieken. Indien het hem ernst is met de perestrojka moet hij het apparaat verzwakken waaraan hij zijn macht en positie te danken heeft. Indien men de families van de bureaucraten meetelt, moeten tientallen miljoenen Sovjet-burgers belang hebben bij instandhouding van het huidige systeem. Vandaar dat de geschiedkundige Joeri Afanasjev, een voormalige volgeling van Gorbatsjov, zei dat deze laatste moest kiezen tussen het leiderschap van de perestrojka en dat van de partijelite. Het verklaart ook de nota die Gorbatsjovs volgelingen hem eind januari 1990 hebben gestuurd, waarin zij er bij hem op aandrongen korte metten te maken met de conservatieve oppositie binnen de partij. De nota waarschuwde overigens dat conflicten met en binnen de partij vormen zouden kunnen aannemen, ‘in vergelijking waarmee wat is gebeurd op het Tien An Men-plein of in Roemenië’ kinderspel zou zijn.Ga naar eind18. Het is zonder twijfel om deze reden dat Gorbatsjov zichzelf president van de Opperste Sovjet, dat wil zeggen van het parlement, heeft gemaakt - en daarmee van de gehele Sovjetunie. (In formele zin heeft hij nu meer macht dan Stalin ooit heeft gehad.) De Opperste Sovjet heeft veel meer bevoegdheden gekregen en dat geldt ook voor de president zelf, die nu het beleid bepaalt voor de defensie en de buitenlandse politiek. Daarvoor heeft hij de adviseurs Anatoly Dobrynin, lang Sovjetambassadeur in Washington, en de voormalige chefstaf Sergej Achromejev aangetrokken. Overigens heeft de Opperste Sovjet zich aanvankelijk verzet tegen deze machtsconcentratie bij de president. Een stemming daarover moest worden uitgesteld van 14 tot 27 februari 1990, toen Gorbatsjovs voorstellen uiteindelijk met een grote meerderheid werden aangenomen. De strategie lijkt dus duidelijk. Door de overgang naar een presidentieel systeem hoopt president Gorbatsjov onpartijdig boven verschillende groeperingen te kunnen staan om aldus afstand te nemen van de communistische partij, die immers ook in de Sovjetunie onder zware kritiek staat en impopulair is geworden. Maar het mag worden betwijfeld of zelfs een Opperste Sovjet met echte wetgevende bevoegdheden Gorbatsjov in staat zal stellen te regeren zonder de partij. Bovendien is zijn populariteit tanende. Op 1 mei 1990 werd hij op het Rode Plein onthaald op een fluitconcert. Velen in de Sovjetunie beschouwen | |
[pagina 153]
| |
hem als iemand die zijn beloften niet is nagekomen en die zijn land tot de rand van de anarchie heeft gebracht.Ga naar eind19. De Sovjetunie heeft de overstap naar een markteconomie nog lang niet gezet, noch de beslissing daartoe genomen. De economische maatregelen van haar regering zijn de laatste jaren vooral eclectisch geweest.Ga naar eind20. De Wet op Individuele Arbeidsactiviteit van november 1986 beperkte de wettige particuliere onderneming tot deeltijdwerk, gezinsleden en bepaalde activiteiten. De Wet op de Coöperaties van juni 1988 stond coöperaties toe maar het werkterrein daarvan werd later weer beperkt. Vice-premier Leonid Abalkin stelde in november 1989 een veelheid van gelijkberechtigde vormen van eigendom voor maar het uiteindelijke wetsontwerp bleek door de invloed van premier Nikolaj Ryzjkov veel voorzichtiger. Bindende plannen voor staatsbedrijven zijn ook nog niet afgeschaft. Toen in maart 1990 bleek dat het met de economie steeds slechter ging, kwamen berichten in de publiciteit dat radicale hervormingen zouden worden doorgevoerd. Pas op 24 mei 1990 werden deze door premier Ryzjkov gepresenteerd. Drastische prijsstijgingen van consumptiegoederen trokken onmiddellijk de aandacht. Heftige kritiek en hamsterwoede onder de bevolking waren het gevolg. Op 13 juni besloot de Opperste Sovjet daarom de plannen tot het najaar uit te stellen en de regering te vragen de overgang naar een gereguleerde markteconomie eerst nader uit te werken. Het financiële stelsel is het hart van de economie. Met de hervorming daarvan is in de Sovjetunie nog geen begin gemaakt. De moeilijkheden zijn dan ook formidabel. Jarenlang heeft de regering een kolossaal begrotingstekort laten ontstaan, dat verhoudingsgewijs nog groter is dan het Nederlandse. Voor 1989 was het tekort ongeveer 12% van het bnp. Het werd monetair gefinancierd, dat wil zeggen door het drukken van extra geld. Daar de prijzen langs administratieve weg werden bepaald, nam de resulterende inflatie de vorm aan van rijen voor de winkels. Tevens is de zwarte markt met de daarbij behorende criminaliteit buiten proporties gegroeid. In de periode 1965-1985 stegen de prijzen in de Sovjetunie met een gemiddelde van 10%, terwijl inkomens en overdrachtuitgaven stegen met percentages die liggen tussen 100 en 200. De daardoor veroorzaakte monetaire overhang wordt geschat op 450 miljard roebel. Voor de overstap naar een markteconomie is het nodig dat de prijzen worden vrij gelaten, maar het gevolg daarvan zou een hyperinflatie kunnen zijn zoals in het Duitsland van het interbellum heeft plaatsgehad, met wellicht vergelijkbare politieke gevolgen. Gorbatsjov heeft daarom voor een gedeeltelijke invoering van vrije marktprijzen gekozen. Bij een volledige marktgerichte overstap vreesde hij dat ‘heel het | |
[pagina 154]
| |
volk de straat op zou gaan’.Ga naar eind21. Maar zolang het afprijsmechanisme niet normaal functioneert, kan geen verlies-en-winstrekening worden opgemaakt. Er bestaat dan geen algemeen aanvaarde maatstaf voor de rentabiliteit van investeringen. Een modern banksysteem kan dan ook niet functioneren, laat staan een beurs voor aandelen en obligaties. Onder die omstandigheden kan natuurlijk geen sprake zijn van een hervorming van de Sovjeteconomie in de richting van een marktgeoriënteerd stelsel. Geen wonder dat Gorbatsjov over het begrotingstekort sprak als ‘onze bitterste erfenis uit het verleden’.Ga naar eind22. Van belang is voorts het egalitarisme dat zich na zeventig jaar propaganda diep in de Sovjet-bevolking heeft geworteld, in een voedingsbodem die werd gevormd door de collectivistische en egalitaire tradities van de pre-revolutionaire dorpsgemeenschap, niettegenstaande de vele en opzichtige privileges die de partijelite genoot. Particuliere ondernemingen betekenen dat de een rijker wordt - althans de kans daartoe krijgt - dan de ander. Dat stuit in de Sovjetunie op verzet. ‘De economische redding kan niet ten koste van de arbeidersklasse gaan,’ zei Venjamin Jarin, een afgevaardigde naar de Opperste Sovjet uit Siberië.Ga naar eind23. Dat is ook de reden waarom de werkingssfeer van de coöperaties is beperkt. Blijkbaar geeft de Russische consument er de voorkeur aan dat rijkdom ontstaat op de zwarte markt. Maar indien inkomensverschillen blijvend worden afgewezen, krijgt de perestrojka natuurlijk geen kans. Daarom klaagt Aganbegjan ook zo over de verwaarlozing van materiële prikkels. De regering van de Sovjetunie heeft niet alleen met economische en ideologische maar ook met etnische onlusten te kampen. De geschiedenis van zowel Rusland als de Sovjetunie leert dat radicale hervormingen in het Russisch centrum de politieke stabiliteit in de randgebieden ondermijnt. Zowel de Poolse opstand van 1863-64 als de Hongaarse revolutie van 1956 kunnen daarvan getuigen.Ga naar eind24. De huidige ontwikkeling roept het boek L'empire éclaté in herinnering dat de Franse sovjetologe Hélène Carrère d'Encausse een tiental jaren geleden schreef.Ga naar eind25. Die ontploffing is nu op handen. De vraag is hoe het Kremlin daarop gaat reageren. Het is duidelijk dat men zich er buitengewoon veel zorgen om maakt. Er is geen ideologie meer om de randvolkeren bijeen te houden. Zij zijn bovendien onder Stalin zo grondig onderdrukt en vernederd dat men mag betwijfelen of hun anti-Russische gevoelens uitroeibaar zijn. Gewapenderhand ingrijpen blijft natuurlijk een mogelijkheid. Dat zou echter de gehele hervormingsbeweging op losse schroeven zetten. Moskou lijkt het spoor te volgen van voorzichtige decentralisatie. De republieken - vooral de perifere - zouden dan steeds meer autonomie | |
[pagina 155]
| |
kunnen genieten. Maar temidden van die randvolkeren wonen nu grote Russische minderheden.Ga naar eind26. Zouden zij onafhankelijk worden, dan zouden die minderheden van ‘Volksrussen’ een even destabiliserende factor zijn als de ‘Volksduiters’ in de jaren dertig. Aan de andere kant kost het moeite te veronderstellen dat het Kremlin de afbrokkeling van het rijk met gelijkmoedigheid zal aanvaarden. Dat geldt in het bijzonder daar de vonk van het separatisme zou kunnen overslaan naar de Oekraïne, waar de onafhankelijkheidsbeweging Roech kan bogen op een zekere populariteit. In mei 1990 wonnen nationalistische kandidaten de locale verkiezingen in Charkov, in de oostelijke Oekraïne, waar 11 miljoen Russen wonen: een gebied waarvan algemeen werd aangenomen dat het afdoende was gerussificeerd.Ga naar eind27. De Oekraïne is in omvang en bevolking vergelijkbaar met Frankrijk en neemt een derde van de industriële produktie van de Sovjetunie voor zijn rekening. De ussr kan het onder bepaalde voorwaarden stellen zonder de Baltische republieken en Transkaukasië, maar het verlies van de Oekraïne zou haar voortbestaan als supermogendheid op het spel zetten. De regering van de Sovjetunie zal er alles aan willen doen een dergelijke rampzalige ontwikkeling te keren. Daarom lijkt het waarschijnlijk dat het de perifere republieken vooralsnog niet zal worden gegund de volledige onafhankelijkheid te bereiken. Misschien streeft Moskou naar een confederatie. In reactie op deze ontwikkelingen heeft ook de Russische republiek besloten zich een eigen status aan te meten. Dit proces heeft vaart gekregen na de verkiezing van Boris Jeltsin tot president van de Russische republiek op 29 mei 1990. Het Westen zal zich bij dit alles behoedzaam moeten opstellen. De positie van Gorbatsjov temidden van conservatieven en radicalen zal ook zonder westerse bemoeienis al moeilijk genoeg zijn. Als multinationaal politiek systeem zonder samenbindende ideologie in een periode van groeiend nationalisme gaat de Sovjetunie een hachelijke tijd tegemoet.
Een analyse van de economische situatie in Oost-Europa wordt bemoeilijkt door het gebrek aan juiste gegevens. Zo bedroeg de graanproduktie van Roemenië in 1989 niet de officiële 60 miljoen ton maar naar schatting slechts 17 miljoen.Ga naar eind28. Het is moeilijk uit te maken of dit gebrek wordt veroorzaakt door verkeerde methodieken dan wel door falsificaties. De volgende cijfers lijken evenwel redelijk betrouwbaar. Het welvaartsniveau van vijf van de zes landen ligt onder het Europese gemiddelde. Toch zijn ze geen ontwikkelingslanden. Neemt men het inkomen per hoofd in 1985 als maatstaf, dan blijkt de ddr vergelijkbaar te zijn met het Verenigd Koninkrijk en Tsjechoslowakije met Italië. Hongarije | |
[pagina 156]
| |
ligt dan tussen Spanje en Ierland, terwijl Bulgarije net onder Ierland blijft. Polen komt nog voor Griekenland waar Roemenië als hekkesluiter even onder ligt. Deze gegevens zijn gebaseerd op het International Comparisons Project van de Verenigde Naties, dat ook de dienstensector in de beschouwing heeft betrokken. (Onder het communisme telt die namelijk niet mee). Maar ook wie deze statistieken met een korrel zout neemt, moet erkennen dat er zeer belangrijke verschillen zijn tussen Oost-Europa en ontwikkelingslanden. Zo is de deelname aan het secundaire en tertiaire onderwijs er veel hoger dan in de Derde Wereld, terwijl het analfabetisme er praktisch nihil is. De economische problemen van Oost-Europa zijn dan ook geheel andere dan die van ontwikkelingslanden. Zij zijn niet zozeer het gevolg van absolute niveaus als wel van het systeem. Afgezien van Polen en Hongarije valt de netto buitenlandse schuld van Oost-Europa, na aftrek van vorderingen op het buitenland mee, zeker in vergelijking met ontwikkelingslanden. Als percentage van het bruto binnenlands produkt bedroeg de nettoschuld van Oost-Europa 9, in vergelijking met 42 voor Latijsamerikaanse newly industrialising countries (nics), 28 voor Aziatische nics, 43 voor Latijnsamerikaanse ontwikkelingslanden, 21 voor Aziatische ontwikkelingslanden en 43 voor Afrika. De verhouding tussen schuldendienst en de uitvoer in harde valuta is verwaarloosbaar in het geval van Roemenië (1%) en matig in dat van Bulgarije (14%) en Tsjechoslowakije (16%). De Hongaarse verplichtingen baren zorg met een verhouding van 32%. Hetzelfde geldt voor de ddr (34%) maar dat land bevindt zich thans onder de paraplu van de Bundesbank. Alleen het Poolse probleem is formidabel, want in 1989 moest dat land naar schatting 89% van zijn exportopbrengsten in harde valuta aan zijn schuldendienst besteden. De saldi op de lopende rekening ten opzichte van markteconomieën over de vijf jaren van de periode 1985-1989 waren positief voor de ddr (2,2 miljard dollar). Tsjechoslowakije (0,3 miljard dollar) en natuurlijk ook Roemenië (12,2 miljard dollar), dat zijn buitenlandse schulden in een geforceerd tempo besloot af te betalen, maar negatief voor Bulgarije (-5,0 miljard dollar), Hongarije (-4,3 miljard dollar) en Polen (-3,3 miljard dollar). Het Ministerie van Economische Zaken in Den Haag concludeert uit deze cijfers ‘dat de behoefte aan buitenlands kapitaal meevalt en op de internationale kapitaalmarkt lijkt te kunnen worden gedekt’. Hierbij passen evenwel twee aantekeningen. Ten eerste zal dat buitenlandse kapitaal alleen toevloeien wanneer de politieke stabiliteit verzekerd lijkt en de juridische en economische infrastructuur bestaat waaronder het kan renderen. Ten tweede moet worden bedacht dat naarmate de moderni- | |
[pagina 157]
| |
sering van de Oosteuropese industrie op gang komt, de behoefte aan westerse kapitaalgoederen snel zal toenemen. Die behoefte wordt niet alleen veroorzaakt door de noodzaak op de westerse markten te kunnen concurreren maar ook door de dringende eis het milieu beter te beschermen. Oost-Europa is immers één van de meest vervuilde en vervuilende gebieden ter wereld. Al met al is het waarschijnlijk dat Oost-Europa de komende jaren veel westers kapitaal zal importeren. Daar is ook niets op tegen, mits dat kapitaal op marktconforme wijze wordt geïnvesteerd. De Verenigde Staten hebben immers gedurende de gehele negentiende eeuw ook op grote schaal kapitaal geïmporteerd. De westerse industrie staat klaar op diezelfde schaal in Oost-Europa te investeren maar alleen op bovenvermelde voorwaarden. Daaraan kan alleen in de Oosteuropese landen zelf worden voldaan. De Comecon, waartoe de zes Oosteuropese landen en de Sovjetunie behoren, heeft nooit een economische integratie tot stand kunnen brengen. De munteenheden waren niet onderling inwisselbaar, laat staan dat er een gemeenschappelijke markt was. Sinds de oliecrisis in het begin van de jaren zeventig heeft de Comecon onder druk gestaan. Als belangrijke exporteur van olie en gas had de Sovjetunie er belang bij zoveel mogelijk hiervan naar het Westen te exporteren.Ga naar eind29. Landen die westerse leningen waren aangegaan, wilden zoveel mogelijk produkten naar het Westen verkopen om aldus deze leningen af te betalen. Saldi op de bilaterale handelsbalansen met Comecon-lidstaten werden niet verrekend maar beschouwd als kredietverlening. De Russische schulden aan Hongarije liepen ten slotte zo hoog op dat dit land het zich niet meer kon veroorloven naar de Sovjetunie te exporteren. Door de weg naar de markteconomie te kiezen, paste Hongarije overigens steeds minder in de Comecon. Het Poolse fiasco versterkte de desintegratieverschijnselen ervan. Op 13 december 1989 zei de Russische premier Ryzjkov dat de onderlinge handel van Comecon-lidstaten met ingang van 1991 zouden dienen plaats te hebben tegen wereldmarktprijzen en in harde valuta. Dat is in het voordeel van zijn land, want de Sovjetunie betaalt voor Oosteuropese fabrikaten veel meer dan deze op de wereldmarkt zouden halen. De Oosteuropese kapitaalgoederenindustrie, die toch al wordt getroffen door teruglopende defensieopdrachten, zou hierdoor verder onder druk komen te staan. (Alleen door krachtige devaluaties zou die druk kunnen worden verlicht. In het geval van de ddr is die devaluatie onmogelijk maar daar staat tegenover dat de Oostduitse kapitaalgoederenindustrie de sterkste van Oost-Europa is.) Niettemin heeft de Tsjechoslowaakse minister van Financiën Vaclav Klaus voorgesteld de Comecon op te heffen. De toenmalige minister van Buitenlandse Handel | |
[pagina 158]
| |
van Bulgarije Andrej Loekanov was voorzichtiger. Hij wilde de Comecon in tien tot vijftien jaar omvormen tot een ‘verenigde markt van socialistische landen’. ‘Er kan geen sprake zijn van opheffing,’ zei hij. Vroeger wilde de Sovjetunie de Comecon om politieke redenen niet hervormen en de Oosteuropese landen wel. Nu de politieke noodzaak van de Comecon is verdwenen, wil de Sovjetunie die voor haar voordelige hervorming zo snel mogelijk doorvoeren, terwijl de Oosteuropese landen beducht zijn voor de kosten daarvan. Op de 45ste zitting van de Comecon, die in Sofia in januari 1990 heeft plaatsgevonden, werd besloten nieuwe uitgangspunten en een nieuw handvest te formuleren. Ryzjkovs voorstel om op wereldmarktprijzen over te stappen zou in etappen worden uitgevoerd. Zo lang de Oosteuropese landen niet zijn overgegaan op een markteconomie zal een centraal coördinatiemechanisme inderdaad nodig blijven. Maar na een overgangsfase, wanneer ook het verplichte contingentensysteem zal zijn afgeschaft, zal de Comecon bij gebrek aan doelstelling onvermijdelijk ineenschrompelen.Ga naar eind30. In Oost-Europa doen zich drie tegenstellingen voor. De eerste tegenstelling contrasteert de politieke vooruitgang en de economische stagnatie. De tweede tegenstelling is die tussen de politieke en economische verandering op macroniveau en de inertie van individuele motivatie- en gedragspatronen op microniveau. Het is gemakkelijker een nieuw parlement of een nieuwe regering te scheppen dan een nieuwe arbeider, manager of ambtenaar. De derde tegenstelling is die tussen twee soorten economisch beleid, waarvan de eerste de prioriteit legt bij het bereiken van de welvaartsstaat, terwijl de tweede het nodig acht eerst het beleid van het Internationale Monetaire Fonds (imf) te volgen. De discussie over dit laatste punt wordt ook bij ons gevoerd, maar is in Oost-Europa nog in het geheel niet aan de orde. Zowel Olof Palmes Zweden als Margaret Thatchers Verenigd Koninkrijk kennen nagenoeg geheel particulier eigendom van de industrie en markten voor kapitaal en arbeid. Oost-Europa is daar nog lang niet aan toe. Bovenvermelde Tsjechoslowaakse minister Klaus was overigens zeer duidelijk: ‘Tsjechoslowakije wordt een markteconomie zonder bijvoeglijke naamwoorden. Geen derde weg, geen socialisme met een menselijk gezicht, geen sociale markteconomie.’Ga naar eind31. Ook de Poolse regering stuurt daarop aan. Op 15 december 1989 heeft Polen een overeenkomst met het imf getekend die neerkomt op een drastische hervorming van de Poolse economie met als gevolg aanzienlijke ontberingen voor de bevolking. Dit programma van minister van Financiën Leszek Balcerowicz betekent dat in 1990 de lonen reëel met 25% zullen dalen, de industriële produktie met 5% omlaag zal gaan en | |
[pagina 159]
| |
het bnp met 2 à 3%. Het programma-Balcerowicz heeft de volgende doelstellingen: stabilisering van de geldwaarde, vermindering van subsidies, afschaffing van monopolies, decentralisatie van ondernemingen, privatisering van staatsbedrijven op basis van aandelen en, in het algemeen, een beperking van de interventie van de staat in het economische leven. Diezelfde doelstellingen zouden door alle andere Oosteuropese regeringen moeten worden nagestreefd. Zbyszko Chojnicki noteert daarbij drie obstakels: de hoge kosten van de herstructurering, overdreven verwachtingen ten aanzien van de op handen zijnde economische verbetering en de verdwenen gewoonte consciëntieus te werken en goed te organiseren. Hij concludeert: ‘Het succes van de hervormingen hangt vooral af van de houding van de samenleving en haar vermogen zich aan de nieuwe verhoudingen aan te passen en daarbinnen te werken.’Ga naar eind32. Dat kan van alle landen in Oost-Europa worden gezegd. Van groot belang zal zijn in hoeverre de bevolking daadwerkelijk in de eigen hervormingen gelooft. Zou dat zo zijn, dan kan menige spaarpot in de eigen economie worden geïnvesteerd, voor zover althans privatisering de weg daartoe heeft geopend. Vooralsnog gebeurt er echter weinig. De mentaliteit van veel Oosteuropeanen wordt niet alleen op het politieke maar ook op het economische vlak gekenmerkt door wantrouwen en voorzichtigheid. De nomenklatoera is goed geplaatst om voordeel te plukken van de vrije markt. Plotselinge welvaart van ‘vroege kapitalisten’ wordt door de anderen niet op prijs gesteld, en dat bevordert het vereiste ondernemersklimaat natuurlijk nauwelijks. Aangezien in een economie alles met alles samenhangt, moeten de hervormingen over de gehele linie tegelijk worden uitgevoerd. Gedeeltelijke hervormingen leiden immers tot gedeeltelijke oplossingen en het is de vraag of die houdbaar zijn. De Poolse regering wil de economische, juridische en institutionele infrastructuur voor een markteconomie in niet langer dan één jaar tot stand brengen, met als motto: men kan niet in een paar stappen over een ravijn springen. Ook de Bank voor Internationale Betalingen staat een shocktherapie voor, met als argument dat tragere hervormingsmethodes de pijn voor het volk slechts kunnen verhevigen zodat dit halverwege in opstand zal komen omdat de economische vooruitgang op zich laat wachten. Het is duidelijk dat de Poolse economische strategie riskant is, maar het alternatief is dat ook. Een graduele benadering zal te veel ruimte geven aan persoonlijke en institutionele tegenstand. De andere Oosteuropese regeringen zullen het Poolse beleid met argusogen volgen. Alleen al daarom verdient het te slagen.Ga naar eind33. Het is te hopen dat de Oosteuropese politici de mengeling van popu- | |
[pagina 160]
| |
lisme en nationalisme zullen weten te vermijden die Zuid-Amerika zo veel rampen heeft gebracht. Juan Perón heeft Argentinië aan de rand van de afgrond gebracht. Het Peronisme zou ook in Oost-Europa slechts inflatie, werkloosheid, dictatuur en verbittering achterlaten. In feite zou het de huidige toestand laten voortbestaan maar dan in nog chaotischer vorm. De ijstijd van het communisme heeft de etnische verhoudingen in Oost-Europa bevroren. Nu de dooi is ingezet, roeren die zich weer. Boedapest is bezorgd over het lot van de twee miljoen Hongaren in Roemenië. De Roemenen willen Moldavië erbij. Serven en Albaniërs raken slaags. De spanningen tussen Slovenen en Serven, tussen Bulgaren en Turken lopen op. De Slowaken zijn bevreesd voor een herlevend Hongaars nationalisme. Heette een deel van Slowakije vroeger niet Opper-Hongarije? De Polen zijn bang voor de arrogantie van een verenigd en machtig Duitsland. De leider van de culturele vereniging van de etnische Duitsers in de Sovjetunie heeft voorgesteld van het Russische deel van het voormalige Oost-Pruisen - dat nu wordt ingeklemd door Litouwen, Polen en de Oostzee - een autonome Volksduitse Sovjetrepubliek te maken. Hij noemde dat ‘een eerste stap’. Wat zou de tweede stap kunnen zijn? Weer een Poolse corridor? Volgens Adam Michnik, hoofdredacteur van Gazeta Wyborcza (de krant van Solidariteit), vormen anti-Russische gevoelens het grootste gevaar dat Polen confronteert en zijn nationalistische twisten en xenofobe bewegingen het meest complexe en dramatische probleem van Oost-Europa.Ga naar eind34. Het einde van deze eeuw begint op de aanvang ervan te lijken. De dreiging uit het Oosten moge zijn afgenomen, de instabiliteit is toegenomen.
Hoe kunnen wij ertoe bijdragen dat de hervormingen in Oost-Europa en de Sovjetunie slagen zodat de instabiliteit vermindert? Sommigen - de Westduitse minister van Buitenlandse Zaken Hans-Dietrich Genscher voorop - hebben een soort Marshallhulp bepleit. Maar de naoorlogse ontvangers van deze hulp in West-Europa behoefden hun economieën niet vanaf de eerste beginselen op te bouwen. Anders dan daar bestaan in de Oosteuropese landen nu geen marktstructuur en geen ondernemerselite, die aan financiële injecties voldoende zouden hebben om de geruïneerde economieën weer op poten te zetten. In de jaren zeventig leende Oost-Europa op grote schaal van het Westen. Tussen 1970 en 1981 nam de bruto schuld van Oost-Europa toe met 64 miljard dollar en van de Sovjetunie met 27 miljard dollar. Het heeft de aanpassingen slechts vertraagd. Wat betreft de Sovjetunie komt hier nog bij dat het weinig zin heeft een land financieel te steunen dat jaarlijks vele miljar- | |
[pagina 161]
| |
den roebels besteedt aan de modernisering van zijn strategische raketstrijdkrachten en dat de communistische dictaturen in Cuba en Vietnam met economische hulp overeind houdt. Natuurlijk zijn kapitaalinjecties in de Oosteuropese economieën nuttig en nodig, maar anders dan onder het Marshallplan. Dit stelde de kapitaalsverschaffing immers voorop en liet de wijze waarop het geld werd besteed over aan het ontvangende land. De technische hulp stond dus op de tweede plaats. Met betrekking tot Oost-Europa moet de volgorde worden omgedraaid: technische hulp voorop, daarna de kapitaalverschaffing.Ga naar eind35. Die technische hulp behoort niet alleen te bestaan uit onderricht in zulke praktische zaken als boekhouden en marketing maar bovenal in ondersteuning bij het organiseren van de infrastructuur die een markt nodig heeft: een faillissementswet, een goederenbeurs, een betrouwbaar bureau voor de statistiek. De mensen die daarbij kunnen helpen zijn niet zozeer zakenlieden of ingenieurs als wel economen, juristen en bankiers: mensen die in het Westen ruim aanwezig zijn bij de overheid, aan universiteiten, in internationale instellingen en in centrale banken. De meer praktische gerichte hulp blijft evenwel belangrijk, en daaraan wordt gewerkt. De Europese Commissie heeft 26 miljoen ecu uitgetrokken voor opleidingsprogramma's voor Poolse en Hongaarse jongeren. Het project heet tempus (Trans European Mobility Program for University Students). In Nederland zijn de werkgeversorganisaties ncw en vno betrokken bij het pum (Programma Uitzending Managers). Krachtens pum zullen uiteindelijk ongeveer duizend gepensioneerde managers in Oost-Europa aan de slag kunnen gaan. Zo zijn er meer programma's die er toe bijdragen dat de Oosteuropese achterstand in kennis en management wordt ingelopen. Bestaat eenmaal de infrastructuur die voorwaarde voor elke markteconomie is, dan kunnen giften en leningen renderen. Begin december 1989 heeft de Europese Raad de oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (ebwo) goedgekeurd die als taak kreeg de concurrentiepositie van de Oosteuropese landen te verbeteren en de overgang tot een markteconomie te vergemakkelijken.Ga naar eind36. De landen van de Europese Gemeenschap hebben met 51% de absolute meerderheid van de ebwo. (De vs hebben 10%, de Sovjetunie 6%) Alleen landen die streven naar een markteconomie en een pluriform politiek stelsel komen voor leningen in aanmerking. Overigens betekenen de 23 miljard dollar van de ebwo slechts 0,45% van het Gemeenschaps-bnp in 1989. Omgerekend tegen huidige prijzen zou het Marshallplan van 1948 65 miljard dollar bedragen. Mettertijd zal het kapitaal van de ebwo misschien | |
[pagina 162]
| |
moeten worden uitgebreid. De ebwo eist dat de lening ten minste voor 60% is bestemd voor de particuliere sector; de overige 40% mag aan overheidsprojecten worden besteed, maar die moeten dan wel ten goede komen aan het particuliere bedrijfsleven. Naast de ebwo heeft de Europese Raad leningen van de Europese Investeringsbank aan Polen en Hongarije goedgekeurd. Het Internationale Monetaire Fonds geeft gewoonlijk betalingsbalanssteun op voorwaarde van een aanpassingsprogramma. Die zogenaamde conditionaliteit heeft bloot gestaan aan kritiek. Het imf verplicht het land echter alleen tot maatregelen die toch moeten worden genomen. De Wereldbank eist voor lidmaatschap - en dus steun - dat het land zich eerst bij het imf aansluit. Opening van zaken moet worden gegeven zodat de bank kan bepalen in welk ontwikkelingsstadium het land zich bevindt. Het belangrijkste criterium voor steun is immers het welvaartsniveau. Steun wordt gegeven tot een maximumniveau van 3385 dollar per jaar per hoofd van de bevolking is bereikt. Hoewel de Oosteuropese landen boven dit niveau zitten, hebben Polen en Hongarije inmiddels afspraken met imf en Wereldbank over steunmaatregelen gemaakt. Naast deze multilaterale hulpprogramma's zijn er bilaterale programma's waarvoor de grotere Europese landen een voorkeur hebben om de eigen politieke voordelen die zij daarmee denken te behalen. Zoals hierboven uiteengezet, is de Poolse buitenlandse schuld vervaarlijk. Het Westen moet hierin tegemoetkomend zijn. De Club van Parijs, die bestaat uit zeventien landen, heeft onlangs 9,4 miljard dollar van de totale schuld van 40 miljard dollar geherstructureerd. Ongeveer 20% van deze schuld is in Duitse handen. Van hen mag meer worden verwacht dan van andere westerse landen. In de Tweede Wereldoorlog hebben zij in Polen immers zeer omvangrijke schade aangericht. Zonder die oorlog zouden de Oosteuropese landen waarschijnlijk niet eens met een onwerkbaar economisch systeem te maken hebben gehad. Bovendien is de Duitse buitenlandse schuld in de jaren vijftig ook kwijtgescholden. Redenen genoeg om in een streven naar welbegrepen eigenbelang ruimhartig te zijn. Hongarije is een ander geval. Zeker, de Hongaarse schuld per hoofd van de bevolking is zelfs groter dan die van Polen, maar de schuldendienst als percentage van de uitvoer in harde valuta is veel geringer. Bovendien leeft de bevolking daar aanmerkelijk boven haar stand. Een fikse devaluatie zal de welvaart verminderen maar de export ondersteunen en de terugbetaling van de schuld dus vergemakkelijken. Wel zal een stevige monetaire politiek ervoor moeten zorgen dat het risico van een geïmporteerde inflatie in de hand wordt gehouden. | |
[pagina 163]
| |
Wanneer politieke stabiliteit en de economische en juridische infrastructuur in Oost-Europa verzekerd zijn, zullen particuliere investeringen elkaar in hoog tempo volgen. Daarvoor staat een markt van 113 miljoen goed opgeleide inwoners naast de deur garant. Lange tijd was het voor inwoners van niet-communistische landen verboden in Oost-Europa te investeren. Dat is nu anders.Ga naar eind37. De aanvankelijk opgestelde regels voor buitenlandse investeringen worden allengs versoepeld. In Polen en Hongarije is het nu toegestaan een lokaal bedrijf over te nemen. Het aantal joint ventures neemt navenant toe, maar de gemiddelde buitenlandse investering in joint ventures is vooralsnog bescheiden. Dat komt door de onzekere toestand en doordat winst slechts op langere termijn is te behalen. Zo bedroeg de gemiddelde investering in joint ventures in de Sovjetunie in 1989 1,5 miljoen dollar tegen 3,9 miljoen dollar in 1987. Per 1 maart 1990 waren 3.500 joint ventures met Oost-Europa geregistreerd. Hiervan zijn er echter slechts 200 operationeel.Ga naar eind38. De moeilijkheden die zij te overwinnen hebben, zijn dan ook formidabel.Ga naar eind39. Het heeft weinig zin de concurrentiepositie van de Oosteuropese landen te verbeteren om vervolgens hun produkten van de eigen markt te weren. Handelsverruimende maatregelen vormen dan ook een van de beste vormen van hulp. De Europese Gemeenschap is hiermee begonnen door begin november 1989 de eerste kwantitatieve beperkingen op de helling te zetten. Maar in dit opzicht moet nog veel worden gedaan, zeker op het gebied van de landbouw. De Amerikaanse Most Favoured Nation-status die is voorbehouden aan Oosteuropese leden van het gatt (General Agreement on Tariffs and Trade) zou - aldus president George Bush tijdens de top van Malta op 2 en 3 december 1989 - ook aan de Sovjetunie kunnen worden aangeboden. Inmiddels heeft het Witte Huis deze toezegging echter ingetrokken. Ze werd geofferd als tegemoetkoming aan de kritiek vanuit het Congres op het milde beleid van het Witte Huis ten aanzien van de olieboycot van Litouwen. Daarnaast spelen de Jackson-Vanik- en Stevenson-amendementen ten aanzien van de Sovjetunie een speciale rol. Zij verbieden het verlenen van kredieten, het geven van garanties op investeringen en het tekenen van overeenkomsten met non-market-economieën, indien deze het recht van vrije emigratie schenden. Ook na de top in Washington van 31 mei tot 3 juni 1990 was de Amerikaanse regering nog niet van plan de amendementen in te trekken. In de praktijk bleek de VS de eigen maatregelen echter te omzeilen, indien het dat wilde. De graanleveranties aan de Sovjetunie vormen daarvan een voorbeeld. Het wordt niettemin tijd dat een nieuwe wet de handelsbetrekkingen tussen de vs en de Sovjetunie regelt. De Coördinatiecommissie voor Multilaterale Exportcontrole (co- | |
[pagina 164]
| |
com) houdt lijsten bij van high tech-produkten die niet aan landen van het voormalige Oostblok mogen worden geleverd. Onder druk van de Westeuropese landen is inmiddels een proces van verkorting van de cocom-lijst op gang gekomen, maar deze exportbeperking kan vooralsnog niet worden gemist. Het streven is nu gericht op ‘een hoger hek om een kleiner terrein’. In zijn brief aan de economische top in Parijs, 14-16 juli 1989, schreef Gorbatsjov: ‘Onze perestrojka is niet te scheiden van een beleid dat is gericht op volledige deelneming aan de wereldeconomie.’Ga naar eind40. In het verleden keerden de Sovjetunie en sommige Oosteuropese landen zich weliswaar tegen ‘kapitalistische’ internationale economische instellingen, maar nu willen zij meedoen. Waar mogelijk en zinvol moeten wij dat streven steunen. Tsjechoslowakije was al vanaf het begin (in 1948) lid van het gatt; Polen is lid sinds 1967, Roemenië sinds 1971 en Hongarije sinds 1973. De Sovjetunie kreeg in mei 1990 waarnemerstatus. Hongarije, Polen en Roemenië zijn nu al lid van het imf. Dat aantal kan worden uitgebreid. Sinds juli 1989 hebben Hongarije, Polen, Tsjechoslowakije en de Sovjetunie een speciale gaststatus bij de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Een aanvraag tot een volledig lidmaatschap van eerstgenoemde drie is in behandeling. Alleen volledige democratieën naar Westeuropees voorbeeld kunnen lid zijn van de Raad van Europa, maar niets behoort Oosteuropese landen in de weg te staan wanneer zij dat eenmaal zijn. De dwingende rechtspraak op basis van de Mensenrechtenconventie van de Raad van Europa zou die democratieën alleen maar kunnen versterken. Alle Oosteuropese landen hebben te kennen gegeven lid te willen worden van de Europese Gemeenschap. Daartoe moeten zij aan ten minste twee voorwaarden voldoen: zij moeten een democratie zijn en een markteconomie hebben. Roemenië en Bulgarije voldoen vooralsnog aan geen van beide voorwaarden; Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije voldoen vooralsnog niet aan de tweede. Deze laatste landen ontwikkelen zich wel in die richting maar het zal nog jaren duren voordat hun regeringen in die opzet slagen. György Konrád was waarschijnlijk realistisch toen hij zei: ‘Zolang het geen markteconomie is, valt niet te verwachten dat de Europese Gemeenschap voor Hongarije de deur zal openen. In voorzichtige ramingen wordt ervan uitgegaan dat dit niet voor de tweede helft van dit decennium zal gebeuren en waarschijnlijk zelfs tegen het einde daarvan.’Ga naar eind41. Het zou dan ook voor de hand liggen dat de drie landen waar het hier om gaat eerst aansluiting zoeken bij de Europese Vrijhandelsassociatie. Ook hun ligging pleit daarvoor. Polen ligt | |
[pagina 165]
| |
immers dicht bij Scandinavië, Tsjechoslowakije en Hongarije dicht bij Oostenrijk en Zwitserland. Maar ook daaraan zouden deze landen een zware dobber hebben, want dat lidmaatschap zou hen blootstellen aan de volle concurrentiekracht van de industrie der eva-landen en die kunnen zij bij lange na niet weerstaan. Dit nog afgezien van het feit dat eva-landen zelf niet geporteerd zijn voor het lidmaatschap van deze drie landen. Wat dan overblijft, zijn associatieakkoorden met de eg. Geen associatieakkoorden zoals Griekenland in 1961 en Turkije in 1963 hebben gesloten, want die droegen het volledige lidmaatschap reeds in zich. (Aan de mogelijkheid van het Turkse lidmaatschap, zelfs op langere termijn, kan men overigens twijfelen.) Een nieuw soort associatieakkoorden zijn hier vereist, die economische, wetenschappelijke en culturele samenwerking beogen en de Oosteuropese landen zo veel mogelijk helpen in hun streven zich aan te sluiten bij West-Europa.Ga naar eind42. Het is te hopen dat het lidmaatschap van Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije tot stand komt, zij het op termijn, want alleen zo zal de tweedeling van Europa werkelijk zijn overwonnen. (Het zou goed zijn als de Europese Raad hierover een beginseluitspraak deed voordat de eenheid tussen de beide Duitslanden een feit wordt, om aldus ongerustheid over achterstand ten opzichte van de ddr te kalmeren.) De vraag rijst dan wel, wat voor soort eg dat zou zijn. Wie rekening houdt met het lidmaatschap van Oostenrijk en Noorwegen - maar landen als Malta en Cyprus veronachtzaamt - komt dan al tot tenminste zeventien lidstaten. Een dergelijke gemeenschap loopt het risico te verwateren tot een douane-unie, zoals de eg die in 1995 met Turkije hoopt te bewerkstelligen. Sommige politici zou dat goed uitkomen. Er is een lobby in het House of Commons die verheugd is met de Oosteuropese ontwikkelingen omdat zij de aandacht afleiden van het Europese integratieproces. Wie wil dat de eg meer is dan een douane-unie zal waarschijnlijk moeten berusten in een Europa van verschillende snelheden: binnen de eg een kerngroep van landen die bereid zijn een hoge mate van economische integratie te aanvaarden en een tweede groep van landen die daartoe niet bereid zijn; rondom de eg een nimbus van staten in verschillende stadia van economische ontwikkeling.
Hierboven is weinig geschreven over de ddr. Die is dan ook een geval apart. De lidstaten van de navo hebben vele malen plechtig verklaard dat zij de inwoners van de ddr het vreedzame recht op zelfbeschikking toewensen. Wanneer die inwoners dat recht eindelijk hebben uitgeoefend, kunnen die staten natuurlijk niet beweren dat het resultaat daarvan hun bij nader inzien niet aanstaat. Bovendien zou westerse terug- | |
[pagina 166]
| |
houdendheid in dit opzicht het Duitse nationalisme slechts aanwakkeren. Die Duitse vereniging is dus nooit een zaak geweest van wanneer maar hooguit van hoe. Eind november 1989 maakte bondskanselier Helmut Kohl zijn tienpuntenplan bekend. Volgens punt zes zou de ontwikkeling van de inter-Duitse verhouding worden ingebed in het gemeenschappelijke Europese proces - geen Duitse Alleingang dus. Punt zeven benadrukte de rol van de Europese Gemeenschap: die zou de basis vormen van een allesomvattende Europese eenwording. Met andere woorden: het enige Europese huis zou in Brussel worden gebouwd. Dat waren geruststellende woorden. Maar het hele tien-puntenplan is inmiddels achterhaald. Toen sprak de bondskanselier nog van een Vertragsgemeinschaft, dat wil zeggen een netwerk van verdragen dat de twee Duitslanden met elkaar zou verbinden. Dat netwerk zou worden gevolgd door een confederatie, met als uiteindelijk doel een federatie. Niemand spreekt nu over iets anders dan een totale vereniging op de kortst mogelijke termijn. De bondskanselier is overigens niet de enige die door de gebeurtenissen werd verrast. Op 8 oktober 1989 schreef Henry Kissinger nog dat hij hoopte op vrije verkiezingen in de ddr tegen het einde van de jaren negentig, waarna een ‘losse federatie met West-Duitsland’ zou volgen.Ga naar eind43. Het is daarom niet verbazingwekkend dat ook de Russische politiek inzake de Duitse vereniging in hoge mate inconsistent is geweest.Ga naar eind44. In feite hééft de Sovjetunie geen Duitslandpolitiek meer. Gewapenderhand ingrijpen is vrijwel uitgesloten. De 300.000 man aan Sovjet-troepen in de ddr dienen uitsluitend nog als troef in de onderhandelingen over conventionele strijdkrachten in Wenen - en als troef ten opzichte van Bonn. Maar Bonn heeft ook een sterke hand. In economisch opzicht heeft de Sovjetunie de Westduitse industrie hard nodig. De beide Duitslanden nemen 15% van de buitenlandse handel van de Sovjetunie voor hun rekening. De Sovjetunie is voor computers en gespecialiseerde machinerie in hoge mate afhankelijk van invoer uit de ddr. Westduitse ondernemingen zijn meer joint ventures in de Sovjetunie aangegaan dan die van enig ander land. Vroeg of laat zal de Sovjetunie zich bij de Duitse vereniging en het navo-lidmaatschap moeten neerleggen. Deze vereniging zal plaats hebben door een aansluiting van de vijf Oostduitse Länder - Sachsen, Sachsen-Anhalt, Thüringen, Mecklenburg en Brandenburg - bij de Bondsrepubliek Duitsland overeenkomstig artikel 23 van de Westduitse grondwet. De gehele Westduitse wetgeving kan zich dan over de voormalige ddr uitstrekken. Het boven beschreven probleem van het ontbreken van de juridische en economische infrastructuur is daarmee in één klap opgelost. Dit komt neer op niets | |
[pagina 167]
| |
minder dan een annexatie van de ddr door de Bondsrepubliek. Die is echter in het belang van de Oostduitsers omdat hun welvaart aldus het snelst wordt verhoogd. Zij is ook in het belang van de Europese Gemeenschap omdat deze daardoor in niet onbelangrijke mate aan economisch gewicht wint. Overigens zal de verwerkelijking van die annexatie nog enige tijd vergen. De herintegratie van het Saarland in de Bondsrepubliek heeft een overgangsperiode van vier jaar nodig gehad en dat land is klein. De integratie van de ddr in de Bondsrepubliek had in economisch opzicht niet op een gelukkiger moment kunnen komen. De conjunctuur in West-Europa in het algemeen en in West-Duitsland in het bijzonder is gunstig. De Bondsrepubliek heeft jarenlang een behoedzaam beleid gevoerd. Anders dan in Nederland is het financieringstekort er verwaarloosbaar. De Westduitse betalingsbalans vertoont zeer grote overschotten. De Bondsrepubliek heeft dus voldoende financiële reserves om de ddr economisch boven water te houden. In mei 1990 kwam de Westduitse minister van Financiën met zijn collega's uit de deelstaten overeen dat er een ‘Fonds Duitse Eenheid’ zou worden ingesteld. Het fonds kreeg een omvang van niet minder dan 115 miljard dm en zal moeten functioneren tot 1994. Het Nederlandse Centraal Planbureau (cpb) heeft getracht een en ander te kwantificeren.Ga naar eind45. Het komt tot een totale bestedingsimpuls gericht op de brd van 2 à 3% van haar bnp. Gezien de hoge bezettingsgraad van de Westduitse industrie zal hierdoor een opwaartse druk op de prijzen ontstaan en een toename van de invoer, ook uit Nederland. Het valt te verwachten dat de Bundesbank een straf monetair beleid zal voeren om de inflatie te beteugelen, waardoor de rente relatief hoog zal blijven. Van veel belang is verder de wijze waarop de Bondsrepubliek de inkomensoverdracht naar de ddr zal financieren: door verhoging van het financieringstekort, door belastingverhoging of door elders te bezuinigen. Mocht de conjunctuur tegenvallen, dan lijkt belastingverhoging onvermijdelijk. Hierbij moet evenwel worden bedacht dat de Bondsrepubliek reeds nu tientallen miljarden dm per jaar besteed om de ddr en Berlijn direct en indirect te ondersteunen, terwijl ook het opvangen van de stroom vluchtelingen zeer veel geld kost. Al met al komt het cpb tot de conclusie dat de Bondsrepubliek thans sterk genoeg staat om de ddr economisch onder de arm te nemen zonder de eigen economie te destabiliseren: de inflatie zou slechts weinig toenemen en het zeer omvangrijke Westduitse overschot op de betalingsbalans zou verminderen maar niet verdwijnen. Op grond van deze studie zou men mogen veronderstellen dat binnen enkele jaren in Oost-Duitsland een tweede Wirtschaftswunder zal plaatshebben, althans voor zover de politieke rust daar verzekerd blijft en er zich geen wereldwijde economische recessie voordoet. | |
[pagina 168]
| |
Op de Open Skies-conferentie in februari 1990 werd besloten dat er een zogenaamd twee-plus-vier-overleg zou plaatsvinden om tot een definitieve regeling voor een Duitse vereniging te komen. De twee Duitslanden plus Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Sovjetunie zouden in verschillende gespreksrondes tot overeenstemming moeten komen over vier hoofdpunten. Ten eerste een regeling voor de Oder-Neissegrens, waarbij moet worden aangetekend dat beide Duitslanden Polen inmiddels de garantie hebben gegeven dat dit de Poolse westgrens blijft. Daarover mag natuurlijk nog niet de geringste twijfel bestaan. Het politiek-militaire probleem, vooral het navo-lidmaatschap, is het tweede punt. Dat komt hieronder aan de orde. Ten derde de status van Berlijn en ten slotte de overdracht van de geallieerde rechten op de regering van het verenigde Duitsland. De vereniging van beide Duitslanden roept gemengde reacties op. Hoewel de Fransen zeggen te streven naar een as Parijs-Bonn, reisde president François Mitterand naar Kiev om Gorbatsjov aan te moedigen tegengas tegen die vereniging te geven. Dat gas hebben de Sovjets echter niet. Men herinnert zich voorts het Franse gezegde: ‘Ik houd zo van Duitsland, dat ik blij ben dat er twee van zijn,’ (toegeschreven aan François Mauriac). De Engelse gevoelens zijn even bekend. Het ‘vredesdividend’ van de Tweede Wereldoorlog is Groot-Brittanië altijd ontglipt. Bevreesd als het is industrieel te worden overvleugeld, ziet het een verenigd Duitsland die oorlog alsnog winnen. Bij deze landen - evenals bij de kleinere, vooral de Oosteuropese staten - zit de vrees voor dat een verenigd Duitsland door zijn omvangrijke economische macht in staat zal worden gesteld over hun belangen heen te lopen, ook al zal in Berlijn geen sprake zijn van een militair revanchisme. Een verenigd Duitsland, zo wordt vermoed, zal te groot en te rijk zijn, en te centraal gelegen, voor een Europees evenwicht. Europa zal dan worden als het was tijdens de Belle époque, met dit verschil dat een tegenwicht biedende alliantie met Rusland toen mogelijk was en nu met de Sovjetunie niet - althans niet op de korte tot middellange termijn. Dat verenigde Duitsland, zo wordt verder gevreesd, zal in de verleiding komen de rol van makelaar tussen Oost en West te spelen en aldus terugvallen op de Schaukelpolitik van Bismarck. Dat Duitsland zal, voorspelt men, een economische invloed in Oost-Europa hebben als nooit tevoren. Voor de Tweede Wereldoorlog hadden de landen daar immers nog enig economisch gewicht, terwijl zij nu geen veer voor de mond kunnen wegblazen. Hier staat tegenover dat er een tweede verschil met de Belle époque is. Duitsland is nu lid van een Europese Gemeenschap. Wat leren ons de cijfers? De Bondsrepubliek heeft nu 20% van de bevolking van de Gemeenschap en vertegen- | |
[pagina 169]
| |
woordigt 24% van haar bbp. Een Verenigd Duitsland zal een aandeel in de bevolking hebben van 22,7% en in het bbp van 26%. Dit laatste aandeel zou kunnen stijgen tot 29% indien de arbeidsproduktiviteit in de voormalige ddr die in de voormalige brd zou evenaren. Deze percentages zouden echter weer dalen na de toetreding van nieuwe lidstaten. Indien, bijvoorbeeld, de vijf andere Oosteuropese staten tot de eg zouden toetreden, zou het aandeel van Duitsland in de totale bevolking dalen tot 17%, terwijl zijn aandeel in het totale bbp waarschijnlijk ook minder zou zijn dan de huidige 24%.Ga naar eind46. Op zichzelf betekenen die percentages niet zoveel. Het is dan ook niet onmiddellijk duidelijk hoe de vereniging Duitsland in staat zal stellen een overheersende rol te spelen. Zeker, economische macht vertaalt zich uiteindelijk in politieke invloed. Het kwalitatieve aspect daarvan speelt immers ook mee. Maar de Brusselse machinerie zal die vertaling aanmerkelijk vertragen en de resulterende invloed zeer verdunnen. Het beste middel tegen Alleingang en Schaukelpolitik is een verdieping van de Europese Gemeenschap. De Britse politiek ter zake is dus inconsistent.
Indien men het begin van de Koude Oorlog legt bij het onder de voet lopen van Oost-Europa door de Sovjetunie na de Tweede Wereldoorlog dan is die oorlog nagenoeg voorbij. De Russische troepen zullen niet spoedig worden gebruikt om een pax sovietica te herstellen. Bovendien staan die troepen in Tsjechoslowakije en Hongarije op het punt om te vertrekken, terwijl Polen om hun aftocht heeft gevraagd. Het Warschaupact, bedoeld als verlengstuk van het Rode Leger, functioneert niet meer. De navo is daarentegen een groot succes gebleken. Haar belangrijkste doelstelling was: de Russen buiten de deur houden. Daarin is de navo geslaagd. Ten tweede heeft de navo de politieke stabiliteit verschaft die nodig was voor wederopbouw, welvaart en een onomkeerbare Europese samenwerking op democratische grondslag. Ten derde heeft een generatie militairen van een grote verscheidenheid van landen met elkaar leren optrekken. Als vrijwillige samenwerking van soevereine staten met een eeuwenlange geschiedenis van onderlinge oorlogen en twist moet de navo worden beschouwd als een prestatie zonder precedent of weerga. Alleen al het bijeenhouden binnen één gareel van Turk en Griek mag als een klein wonder gelden. Hoewel de navo oorspronkelijk was gebaseerd op militaire samenwerking, zijn haar successen later hoofdzakelijk politiek van aard geweest. Het heeft dus weinig zin van de navo te verlangen dat zij ‘meer politiek’ wordt. Van essentieel belang voor de veiligheid van Europa is de vraag hoe de | |
[pagina 170]
| |
Sovjetunie zich zal ontwikkelen. Daarvoor kunnen verschillende scenario's worden bedacht. Volgens het eerste wordt de Sovjetunie binnen niet te lange tijd door glasnost en perestrojka omgevormd tot één of verschillende democratieën waarvan geen militair gevaar te duchten valt. In het tweede scenario zou Gorbatsjov een zodanige stelselwijziging tot stand weten te brengen dat de Sovjetunie niet totalitair maar autoritair van aard zou zijn, zoals het Spanje van de jaren veertig en vijftig dat was. Herstel van de commando-economie zou daarbij voor enige materiële verbetering zorgen, althans voor de korte tot middellange termijn. Het gebrek aan ideologie zou worden gemaskeerd door een groeiend nationalisme. Volgens het derde scenario zouden pogingen tot hervormingen en machtswisselingen in de Unierepublieken een desintegratieproces op gang brengen dat door een conservatieve coup tot staan zou worden gebracht. In het laatste scenario, ten slotte, zou dit desintegratieproces onstuitbaar blijken te zijn. De distributie van goederen zou niet langer functioneren en er zou een periode van instabiliteit en onzekerheid intreden met als gevolg volstrekt onvoorspelbaar gedrag. De huidige negatieve ontwikkelingen in de Sovjetunie maken een verwezenlijking van het eerste scenario uiterst onwaarschijnlijk. Daarbij moet worden bedacht dat niets in de geschiedenis van haar volkeren (afgezien wellicht van de Baltische) hen op een democratie heeft voorbereid. Aldaar noch Renaissance noch Verlichting noch ook een zelfbewuste burgerij. Voor de westerse veiligheidsbelangen maakt het niet bijster veel uit welk van de overige drie scenario's werkelijkheid wordt. In alle gevallen zal ons beleid moeten zijn gericht op stabiele en voorspelbare politieke verhoudingen verzekerd door een afdoende militaire rugdekking. Op Malta onderstreepte Gorbatsjov het belang van de beide pacten. Na zijn bezoek aan het navo-hoofdkwartier op 19 december 1989 verklaarde Sjevardnadze dat navo en Warschaupact een belangrijk stabiliserende rol zouden kunnen spelen. Maar het Warschaupact staat op uiteenvallen. Dan blijft alleen de navo over om die stabiliserende rol te vervullen. Ook elders wordt dit zo gezien. Tijdens de consultatieve bijeenkomst van het Warschaupact op 17 maart 1990 lieten Tsjechoslowakije, Hongarije en Polen weten het wenselijk te achten dat een verenigd Duitsland tot de navo zou behoren. Volgens de Tsjechoslowaakse minister van Buitenlandse Zaken Jirí Dienstbier was een neutraal Duitsland ‘het allerslechtste alternatief’.Ga naar eind47. De houding van deze landen ligt voor de hand: zij zoeken een ruggesteun in geval van een hernieuwde Russische expansiedrift en een garantie tegen een herlevend Duits nationalisme. Een neutraal Duitsland zou immers geen ongewapend Duits- | |
[pagina 171]
| |
land betekenen. Integendeel. De voormalige minister van Defensie van de Bondsrepubliek Rupert Scholz waarschuwde tijdens de Wehrkunde-conferentie van begin februari 1990 dat een Duitse neutraliteit een massive Aufrüstung zou betekenen. Een neutraal Duitsland zou op alle bruiloften kunnen dansen en dat is in niemands belang. De eerste secretaris-generaal van de navo, Lord Ismay, definieerde de doeleinden van de navo als volgt: ‘To keep the Russians out, the Americans in and the Germans under.’ Nu veertig jaar later, zijn er nog steeds drie doelstellingen die betrekking hebben op de door Ismay genoemde landen maar deels in andere zin. Ten eerste moet de navo een tegenwicht blijven bieden tegen de militaire macht van de Sovjetunie die voor de afzienbare tijd binnen de Europese context veruit de sterkste conventionele en nucleaire strijdkrachten zal hebben. Ten tweede is het om bovenvermelde redenen noodzakelijk Duitsland binnen een politiek en militair verbond in te kaderen. Omgekeerd zou de navo zonder Duits lidmaatschap ophouden te bestaan. Hier ligt een taak voor de Nederlandse politieke partijen. Zij moeten hun Duitse zusterpartijen wijzen op het belang van de navo, mocht de wens het bondgenootschap te verlaten daar de kop opsteken. Vooral op de pvda rust in dit opzicht een verantwoordelijkheid. Ten derde blijft het nodig de Verenigde Staten te associëren met de verdediging van Europa. Een navo zonder de vs zou worden overheerst door Duitsland. Zij zou verder onvoldoende tegenwicht bieden tegen de militaire macht van de Sovjetunie. Ten slotte is het Atlantisch bondgenootschap, zoals Michael Howard het uitdrukte in zijn Alastair Buchan lecture, ‘niet bedoeld als een tijdelijk hulpmiddel maar als een blijvende supranationale gemeenschap, die haar leden niet alleen zou beschermen maar ook verrijken en hun horizonten zou verbreden door een gevoel van lotsverbondenheid en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid’.Ga naar eind48. Men zou in Europa de volgende vier zones kunnen onderscheiden: het gebied ten westen van de Rijn; het verenigde Duitsland; het gebied tussen Duitsland en de Sovjetunie; en de Sovjetunie zelf. De legitieme veiligheidsbelangen van de Sovjetunie komen neer op stabiliteit en de afwezigheid van een bedreiging. Die belangen lijken te worden verzekerd door een neutralisering van de derde zone. Het Rode Leger kan in een neutraal Oost-Europa geen bedreiging zien. Omgekeerd betekent een dergelijke neutrale zone een glacis, maar nu voor het Westen. Een verenigd Duitsland zal een vredesverdrag moeten sluiten met de landen waarmee het de Tweede Wereldoorlog heeft gevoerd. Wanneer dat is gebeurd, is er geen reden meer Duitsland een mindere mate van soevereiniteit te gunnen dan andere Europese landen. Dit betekent dat de Bun- | |
[pagina 172]
| |
deswehr dan ook in het gebied van de huidige ddr moet kunnen opereren om de toekomstige hoofdstad Berlijn te beschermen en de grenzen te bewaken.Ga naar eind49. Als gevolg van het wapenbeheersingsoverleg zal de omvang van de Bundeswehr aan een plafond moeten worden gebonden en zullen de Sovjettroepen die nu nog in de ddr zijn gelegerd zich moeten terugtrekken tot op het grondgebied van de vierde zone, de Sovjetunie. Dit zou het mogelijk maken de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in de eerste twee zones sterk te beperken. Die aanwezigheid blijft evenwel essentieel, behalve wat betreft het grondgebied van de huidige ddr. De politieke verhoudingen mogen zich wijzigen, de geografie verandert niet. Terugtrekking van Sovjet-troepen uit Duitsland en handhaving van Amerikaanse troepen in dat land moge asymmetrisch zijn, deze onevenwichtigheid wordt gedicteerd door de geografische asymmetrie. Tevens is die aanwezigheid een bezegeling van de betrekkingen tussen Europa en de vs. De geschiedenis van deze eeuw heeft geleerd dat wanneer met de overkomst van Amerikaanse troepen wordt gewacht tot de zaken hier uit de hand zijn gelopen, het te laat is voor een keer ten goede zonder zeer omvangrijke schade. Van ‘voorwaartse verdediging’ kan dan geen sprake meer zijn. De militaire doctrine van de navo moet dus worden aangepast. Kleinere strijdkrachten in meer teruggetrokken posities zouden volstaan, maar beter uitgerust en vooral mobieler dan nu. Natuurlijk zal deze toestand slechts na het succesvolle verloop van de verschillende ontwapeningsbesprekingen kunnen worden verwerkelijkt, maar het lijkt niet onmogelijk haar te realiseren. Er is immers al zoveel gebeurd dat tot voor kort voor onmogelijk werd gehouden. President Bush heeft gezegd dat de ‘Verenigde Staten noemenswaardige militaire strijdkrachten in Europa (zullen) behouden zolang onze bondgenoten onze aanwezigheid als onderdeel van een gemeenschappelijke verdedigingsinspanning wensen’.Ga naar eind50. Maar dan moet die wens ook blijken. Tijdens de Wehrkunde-conferentie van begin februari 1990 zei veiligheidsadviseur Brent Scowcroft: ‘Indien het Amerikaanse volk de indruk zou krijgen dat de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Europa niet echt welkom was, zou een zeer scherpe reactie volgen.’ Sommigen menen dat de Amerikaanse regering haar troepen altijd hier zal laten omdat zij die aanwezigheid als in haar belang ziet. Zij moeten niet vergeten dat het isolationisme in de vs dicht onder de oppervlakte ligt. Vooral Duitse politici moeten zich dat voorhouden. Waar zouden Amerikaanse troepen gelegerd moeten worden indien niet in Duitsland? De Benelux is te klein en te vol voor meer dan een symbolische aanwezigheid. Frankrijk zou misschien bereid zijn terug te keren tot de geïntegreerde bevelsstructuur van de navo, indien de Duit- | |
[pagina 173]
| |
sers die verlaten, op voorwaarde dat het oppercommando Frans is, en dat zal voor de Britten onaanvaardbaar zijn. De Amerikaanse militaire aanwezigheid in Europa zal een nucleaire component moeten bevatten. Het is onwaarschijnlijk dat de Verenigde Staten hun troepen in Europa zullen achterlaten zonder nucleaire rugdekking: no nukes, no troops. Het kernwapenarsenaal van de Sovjetunie is van een geheel andere orde van grootte dan de kernwapens van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, nog afgezien van de vraag in welke omstandigheden deze laatste wapens zouden worden ingezet. Het is natuurlijk ondenkbaar dat de Sovjetunie onder de huidige omstandigheden zou dreigen met het gebruik van kernwapens, maar het gaat hier om het vermogen en niet om de bedoelingen. Bedoelingen kunnen snel veranderen, vooral in landen die niet democratisch worden geregeerd en dat voorlopig waarschijnlijk ook niet zullen worden. Vermogens veranderen daarentegen slechts langzaam. De strategie van de flexible response kan echter evenmin standhouden als die van de voorwaartse verdediging. Na de inf-overeenkomst, met het verdwijnen van de nucleaire artillerie en na de beslissing van de Verenigde Staten de Lance niet te moderniseren, ontbreken nu zo veel treden dat het antwoord niet meer aangepast zou kunnen zijn. Dat maakt het nuttig het Franse model nader te bestuderen. Dat bestaat uit twee delen. Het eerste wordt gevormd door een nucleair waarschuwingsschot unique en non renouvelable. Het tweede bestaat uit het toebrengen van meer vernietiging aan de Sovjetunie dan deze laatste door het winnen van een oorlog aan voordeel zou kunnen behalen: la dissuasion du faible au fort. Voor het eerste doel zouden op zee geplaatste kruisvluchtwapens of met stand-off-wapens toegeruste vliegtuigen kunnen dienen. Voor het tweede doel moet worden gehoopt op de koppeling met de Verenigde Staten. Tijdens de bijeenkomst van de Nuclear Planning Group van de navo te Lissabon in oktober 1989 heb ik gewezen op de voordelen van de Franse strategie. Ik kreeg toen geen bijval, maar de gewijzigde omstandigheden maken een herwaardering ervan opportuun. Met de regelmaat van de klok wordt gepleit voor een Europese veiligheidsidentiteit. Het is evenwel niet duidelijk wat die zou kunnen toevoegen aan de navo. Integendeel. Indien een Europese zuil binnen de navo zou ontstaan, dreigen op termijn ernstige problemen met de Verenigde Staten. Een vergelijking met de handelspolitiek dringt zich hier op. De lidstaten van de eg vergaderen hierover in de Algemene Raad. Op dit terrein worden standpunten zelden zonder moeizaam overleg ingenomen, waardoor het zeer moeilijk is zo'n standpunt bij te buigen in de | |
[pagina 174]
| |
richting van een noodzakelijk compromis met de vs. Terzake van de handelspolitiek bestaat er dus een (geïnstitutionaliseerde) Europese zuil die de transatlantische dialoog bemoeilijkt. Waarom die moeilijkheden nabootsen op het terrein van de veiligheid, waar West-Europa uiteindelijk demandeur is? Willen de grotere Europese landen die veiligheidsidentiteit overigens wel? De Westeuropese Unie (weu) zou hiervan de kern kunnen vormen, maar tot nog toe zijn het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk erg terughoudendgeweest jegens voorstellen de weu meer belang te geven. Volgens Mitterand is de weu un bon lieu pour discuter. Die uitspraak is waar maar nauwelijks gedurfd. Het spreekwoord ‘liever Turks dan paaps’ lijkt hier op te gaan. Een ander punt is dat er geen gremium bestaat waarin alle Europese navo-lidstaten van gedachten kunnen wisselen over de conventionele verdediging van hun werelddeel. Aan de weu ontbreken enige lidstaten. Frankrijk is geen lid van de Eurogroep. De Independent European Programme Group (iepg) houdt zich alleen bezig met samenwerking op het gebied van materiëel. Als minister van Defensie heb ik voorgesteld de Eurogroep te laten vergaderen daags vóór de iepg, in een poging te komen tot een versmelting van deze twee gremia. Met dat bescheiden voorstel ben ik niet ver gekomen; misschien kan het weer worden opgepakt. De Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (cvse) blijft een belangrijk middel voor de dialoog met Oost-Europa en de Sovjetunie. Het is immers het enige kader dat alle Europese lidstaten omvat (met uitzondering van Albanië). Maar besluiten kunnen er alleen met unanimiteit worden genomen. Dat was nu juist het euvel van de Volkenbond. Het loont de moeite zich in herinnering te roepen dat de Volkenbond voor het eerst te kort schoot inzake een geschilpunt tussen Polen en Litouwen over Vilnoes in het begin van de jaren twintig.Ga naar eind51. De unanimiteitsregel van de permanente leden is ook het bezwaar van de Veiligheidsraad. Om dat bezwaar te compenseren, werd in 1949 juist de navo opgericht. De cvse kan dus alleen als alternatief van de navo dienen in het geval van het eerste, onwaarschijnlijke scenario (zie blz. 170). In alle andere gevallen kan de cvse slechts een aanvulling zijn. Die aanvulling zal van belang zijn, vooral waar rechten van minderheden op het spel staan, zoals helaas reeds nu het geval is. Maar de navo blijft nodig.
Als multinationaal rijk zonder samenbindende ideologie in een tijd van herlevend nationalisme gaat de Sovjet Unie een uiterst onzekere politieke toekomst tegemoet. Haar economische toekomst is even onzeker want met de Perestrojka gaat het niet goed. Wij staan daar machteloos tegenover want al zouden wij willen helpen, wij kunnen het niet. Binnen | |
[pagina 175]
| |
Europa zal de Sovjet Unie echter een supermogendheid blijven. In vergelijking met de Westeuropese landen zal zij zowel groter als militair sterker maar ook veel armer zijn. Die verhouding is inherent instabiel. Wij moeten daar terdege rekening mee houden.
In de drie eeuwen sinds Tsaar Peter de Grote is de grens van Rusland vele honderden kilometers naar het Westen verschoven. Na de Tweede Wereldoorlog begon de Russische invloedssfeer zelfs bij de Elbe. Merkwaardig genoeg viel deze grens toen ongeveer samen met die tussen Germaan en Slaaf onder Keizer Otto iii (983-1002). Wie verder wil teruggaan in de tijd, kan opmerken dat zij ten dele samenviel met de Romeinse limes. Nu is de grens 800 km oostwaarts verschoven, naar de Bug. Dat komt onze veiligheid ten goede.
Hoe het de landen in Oost Europa zal vergaan - de ddr daargelaten - is ook onzeker. Vooral het ontbreken van de juridische infrastructuur, die voor een markteconomie essentieel is, speelt die landen parten. Westerse investeringen, waar zij het toch van moeten hebben, zullen alleen plaatsvinden op voorwaarden die slechts ter plaatse kunnen worden vervuld. Wat dat aangaat, hebben die landen hun lot in eigen handen, hetgeen niet wegneemt dat wij de dure plicht hebben te helpen waar wij kunnen. Het communisme lijkt daar nu uitgeroeid. Toch blijft het mogelijk dat autoritaire regimes, die dan nationalistisch en socialistisch geïnspireerd zullen zijn, de kop weer opsteken, mochten de hervormingen falen. Om die reden is het belangrijk dat wij onze contacten met die landen zo veelvuldig mogelijk maken en dat wij een uitzicht bieden op aansluiting bij de Europese Gemeenschap.
De Europese integratie zal zonder twijfel voortgaan en dat is ook nodig. Zij zal steeds meer aspecten van onze veiligheid betreffen. De dreiging uit het Oosten moge zijn afgenomen, de instabiliteit is toegenomen. Wij moeten streven naar stabiele en voorspelbare politieke verhoudingen verzekerd door een afdoende militaire rugdekking. Het valt vooralsnog te betwijfelen of de landen van West Europa hun eenheid zullen weten te bewaren wanneer zaken van existentieel belang op het spel staan. Bovendien is het maar de vraag of een Europese kernmacht de stabiliteit van het huidige Amerikaans-Russische nucleaire evenwicht zou vergroten. Het nieuwe Europa zal dan ook een Atlantisch Europa moeten blijven. |
|