De engel en het beest
(1990)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
III New Left, nieuw links | |
[pagina 75]
| |
Nineteen Sixty-Eight and All ThatHuey Newton, medeoprichter van de Zwarte Panters, werd in oktober 1967 beschuldigd van moord. Zijn advocaten zeiden dat niet hij maar het Amerikaanse systeem schuldig was. Newton werd het middelpunt van een cultus. De foto die hem met zwarte baret, leren jack, geweer en speer afbeeldde, versierde de wand van menige studentenkamer. Hij werd een toetssteen van progressiviteit: wie twijfelde aan zijn onschuld trok daarmee de racistische aard van Amerika in twijfel en de onderdrukking van de zwarten.Ga naar eind1. Een der verdedigers van Newton was de journaliste Fay Stender. Fay bezocht Huey in de gevangenis en hij wees haar op George Jackson, de bekendste van de Soledad Brothers. Jackson zat al tien jaar gevangen in wat Fay ‘het Dachau van Amerika’ noemde. Weer wees zij het Amerikaanse systeem als de schuldige aan: de drie Soledad Brothers waren gecriminaliseerd omdat zij zwart waren en radicaal. Met tomeloze energie wierp Fay zich op de verdediging van hen met wie zij zich identificeerde: de zwarte gevangenen. Toen een inval van de politie in het gebarricadeerde hoofdkwartier van de Zwarte Panters dreigde, sliep zij naast de automatische wapens die daar waren opgeslagen. Zij geloofde stellig dat gevangenen de voorhoede zouden vormen in de komende sociale revolutie. Op 7 augustus 1970 ontketende Jonathan Jackson, de jongere broer van George, een schietpartij in een rechtszaal waarin hijzelf, de rechter en twee gevangenen stierven. De daarnaar genoemde ‘7 augustus-beweging’ bestond uit een revolutionair ‘leger’, waarvan de kern werd gevormd door de Zwarte Panters en een paar blanke radicale studenten. Het ‘leger’ moest Jackson uit de gevangenis ontzetten. Deze wilde daarom geld van het ‘Soledad Brothers Defense Committee’ naar de ‘7 augustus-beweging’ overhevelen, maar Fay Stender weigerde dit omdat zij de rechtszaak in het openbaar wilde winnen. Tegen het einde van 1970 kwam het tot een confrontatie. Fay gaf toe maar niet lang daarna, in februari 1971, liet zij de verdediging van Jackson aan anderen over. Huey Newton en George Jackson keerden haar de rug toe. In mei 1979 drong een lid van de ‘Black Guerilla Family’ haar huis binnen. Eerst dwong hij haar een verklaring te ondertekenen waarin zij bekende George Jackson te hebben verraden. Daarna schoot hij vijf ko- | |
[pagina 76]
| |
gels op haar af die haar vanaf het middel verlamden. Een jaar later pleegde zij zelfmoord: een briljante vrouw die haar leven lang had geprobeerd van de wereld een beter oord te maken.
De geschiedenis van Fay Stender is een van de episodes van Nieuw Links in Amerika die worden beschreven in Destructive Generation van Peter Collier en David Horowitz.Ga naar eind2. Ooit - tegen het einde van de jaren zestig - waren zij redacteuren van het nieuwlinkse weekblad Ramparts. Als zodanig bevonden zij zich in het hart van die beweging. Om de kern van het Amerikaanse systeem beter bloot te leggen schreven zij biografieën van de Rockefellers, de Kennedy's en de Fords. Het resultaat daarvan was echter dat zij anders tegen hun land gingen aankijken. Nu behoren zij tot de groep ‘second thoughts’ die zich bezig houdt met een kritische evaluatie van de radicale doelstellingen van weleer. Voor Bernadine Dohrn kan men minder sympathie opbrengen dan voor Fay Stender. In 1968, zesentwintig jaar oud en zeer aantrekkelijk, verscheen zij op de sien, gekleed in een strakke minirok, hoge Italiaanse laarzen en een oranje trui waarop zij orale seks adverteerde. Als ‘revolutionaire communist’ werd zij in 1968 verkozen tot een van de topposities van de organisatie Students for a Democratic Society (sds). Haar doelstelling was Amerika door het stichten van chaos te verlammen zodat de moreel superieure Derde Wereld de zaak kon overnemen. Ter voorbereiding van de sds-conventie van 1969 schreef haar minnaar JJ een manifest van dertigduizend woorden waarin hij een bijna mystieke visie neerlegde van een politiek armageddon. Hij gaf zijn traktaat de naam van een lied van Bob Dylan mee: ‘You don't need a Weatherman to tell which way the wind blows.’ De Weatherman-organisatie was ontstaan, gereed voor harde actie. Weatherman werd geleid door het ‘Weather Bureau’, waarin Bernadine en JJ de lakens uitdeelden. Zij wilden de Vietnamoorlog thuis brengen, en daartoe riepen zij alle sds-troepen op tot nationale ‘Dagen van Woede’, die moesten samenvallen met de berechting van de ‘Chicago Seven’ in oktober 1969. Volgens Bernadine zouden er 10.000 komen. Ten slotte gingen minder dan zeshonderd activisten met de politie op de vuist. Na drie ‘Dagen van Woede’ waren er tientallen gewonden en zaten driehonderd Weathermensen in de bak. Ook Bernadine zat daar, als steeds buitengewoon chic. Toch waren de Dagen geen onverdeeld succes geweest, en in februari 1970 stichtte Bernadine een nieuw collectief, ‘The Fork’ genaamd, naar de vork die in opdracht van Charlie Manson in de buik van de actrice Sharon Tate was gestoken. Dit collectief betrok een huis in Greenwich Village, dat door een verkeerd gemonteerde bom | |
[pagina 77]
| |
door henzelf werd opgeblazen. Drie activisten kwamen daarbij om (Bernadine overigens niet): zij hadden de apocalyps gevonden die zij hadden gezocht.
Het objectieve is moeilijk van het subjectieve te scheiden. Toch is duidelijk dat persoonlijke motieven bij vele activisten een doorslaggevende rol speelden. Ook het persoonlijke is politiek, zei men toen. Maar die stelling kan ook worden omgedraaid. Fay Stender kwam uit een belijdend joods-conservatieve familie, waar zij de invloed onderging van een veeleisende moeder. Zij was dynamisch en rusteloos en hongerde naar vervulling van de grote droom. Een collega noemde haar diepe gevoelens van schuld en onzekerheid, die haar de zwarte gevangenen deden romantiseren. Toen zij achter in de veertig was, verlegde zij haar aandacht naar het feminisme, maar zij bleef een romantische revolutionair. Bernadine Dohrn was half-joods (zij heette oorspronkelijk Ohrnstein), maar haar moeder was Christian Scientist. Haar jeugd werd evenmin als die van Fay door armoede getekend. Ongeremde seks, onbeperkte drugs, het vooruitzicht op geweld en de hang naar bekendheid hebben deze radicale pin-up girl tot haar egotrip verleid. Bernadine maakte grote indruk op Jane Alpert, die later wegens het plaatsen van bommen tot drie jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Ook Jane was joods. Zij was te zien in een van de vier Nederlandse televisie-uitzendingen die zijn gewijd aan de revolutie van 1968 en waarnaar later een boek is gemaakt.Ga naar eind3. Zij zei: ‘De meeste actieve jongeren die ik kende waren joods. Ik denk dat we ons ervoor schaamden dat we joods waren. (...) Ik geloof niet dat we iets wisten van wat er in het Midden-Oosten aan de hand was. (...) Maar we waren blind pro-Palestijns en anti-zionistisch, anti-Israël. En ik geloof dat dat voortkwam uit een soort afkeer van ons joods middenklasse milieu.’ Wanneer intellectuelen over de wereld praten, hebben zij het meestal over zichzelf.
Destructive Generation is een belangrijke bron voor wie zich interesseert voor de harde kern van Nieuw Links in Amerika. Het bevat een aantal opmerkelijke vignetten, bijvoorbeeld van de opportunist Tom Hayden, de latere man van Jane Fonda, die Bobby Kennedy een fascist noemde en de Zwarte Panters Amerika's Vietcong; van Jane zelf, die verkondigde dat Amerika oorlog voerde in Zuidoost-Azië om de grondstoffen daar, ‘zoals tung en tinsten’; en van Noam Chomsky, die niet naar Cuba wilde gaan want dan zou hij moeten schrijven hoe verschrikkelijk het daar was. Stelde dit alles meer voor dan een spel van cops and robbers, met de | |
[pagina 78]
| |
robbers vervuld van Weltschmerz, hormonen en oedipale opstand? Horowitz en Collier beschrijven ook het verval van Berkeley, eens het ‘Athene van Californië’, dat in de tweede helft van de jaren zestig een toevluchtsoord voor radicalen werd. De echte vijanden van de radicalen waren niet de conservatieven maar de liberals - sociaal-democraten in Europese zin. Om hun goede trouw te tonen gaven de geïntimideerde liberals in de gemeenteraad van Berkeley de radicalen steeds meer ruimte. Die ruimte was echter nooit genoeg. Eenmaal aan de macht dreven de radicalen hun stokpaardjes door. Maar de afgedwongen huurprijsbeheersing keerde zich bijvoorbeeld als een boemerang tegen hen doordat het onderhoud van huizen werd verwaarloosd en er niet meer werd bijgebouwd. Experimentele scholen gebaseerd op etniciteit werden een academisch fiasco. Tussen 1971 en 1973 nam de helft van de politie ontslag. De zwarte gemeenschap verzette zich tegen het gebruik dat de radicalen van hun raciale problemen maakten. Ex-Harvard professor Carroll Williams verklaarde: ‘Wij zwarte mensen worden gebruikt door de blanke radicalen van Berkeley, (...) die de nieuwe elite willen worden.’ In de radicale decade 1970-1980 verliet een kwart van de zwarte bevolking Berkeley. De mensen om wie het ogenschijnlijk was begonnen, kwamen het meest in de verdrukking. Burgerschap had plaatsgemaakt voor cynisme, fatsoen voor gemoraliseer, overreding voor dwang. Berkeley was te klein voor een natiestaat, te groot voor een gekkenhuis. Berkeley werd Berserkeley. De invloed van Nieuw Links in Berkeley was dus rampzalig. Even verwoestend was hij op vele andere universiteiten, waar massademonstraties, bezettingen, vernielingen, het verstoren van lezingen en het overhoop halen van bibliotheken een terreur uitoefenden die slechts kon worden vergeleken met de McCarthy-periode van de jaren vijftig. In 1968 bekeerde de sds zich tot het marxisme-leninisme. De mythe vatte post dat Amerika niet rijk en machtig was door eigen inspanning maar doordat het de rest van de wereld arm en onmachtig hield. In een paar jaar tijds werden de dictators van China, Vietnam en Cuba de helden van Nieuw Links. Susan Sontag vertelde hoe men de Cubaanse revolutie moest liefhebben. Later noemde Jesse Jackson Daniel Ortega de ‘Abraham Lincoln van zijn volk’. Volgens Horowitz en Collier speelde Nieuw Links een cruciale rol bij de overwinning van het communisme in Zuid-Vietnam. Daarin hebben zij waarschijnlijk gelijk. Maar de radicalen in Amerika waren niet zozeer geïnteresseerd in de toekomst van Vietnam alswel in de nederlaag van het Amerikaanse leger daar. In het laatste deel van hun boek beschrijven Horowitz en Collier hun persoonlijke Werdegang: van de tijd dat zij zich beschouwden als de | |
[pagina 79]
| |
Americong tot voorjaar 1985, toen zij hun artikel ‘Lefties for Reagan’ publiceerden in de Washington Post Magazine. ‘Wij revolutionairen waren de vijanden van juist die mensen die wij zeiden te verdedigen,’ bekenden zij. De goflengte van Nieuw Links was niet mededogen maar rancune.
Horowitz en Collier hebben de essentie van hun boek al in 1985 gepubliceerd in Encounter (waarvan zij de redacteuren eens hadden uitgemaakt voor ‘running dogs of imperialism’) onder de titel ‘Who killed the Spirit of '68?’ Hun voorbeelden daar betroffen weer de buitenlandse politiek. Vele Nieuwlinksers - Noam Chomsky voorop - sloten hun ogen voor de onderdrukking in Vietnam na de nederlaag van de Zuidvietnamezen en voor de massaslachtingen in Cambodja. Weinig radicalen verhieven hun stem tegen de terreur in Ethiopië en de Russische invasie van Afghanistan. Terecht hekelden Horowitz en Collier het geromantiseer met de Derde Wereld en het modieuze anti-amerikanisme.Ga naar eind4. Maar zij overdreven. In Encounter schreven zij dat de wereld steeds onherbergzamer voor de democratie werd en steeds gevaarlijker voor Amerika. Ook in 1985 was dat kortzichtig. In Destructive Generation noemen zij de ongeremde groei van de invloed van links in Amerika. In 1989 is dat buitenissig. Horowitz en Collier schrijven met de gedrevenheid van de bekeerden. Erger, zij beschrijven veel maar verklaren weinig. Waarom toch dat culturele masochisme en die voorkeur voor allerhande dictaturen?
Dan is In the New World van Lawrence WrightGa naar eind5. evenwichtiger en subtieler en daardoor overtuigender. De ondertitel luidt Opgroeien in Amerika tussen de jaren zestig en de jaren tachtig. Lawrence beschrijft zijn jeugd in Dallas, een conformistische stad vol achterdochtige protestanten op zoek naar samenzweringen. Het politieke spectrum liep er van rechts naar ultra-rechts. In de jaren vijftig blonk Dallas van zelfverzekerdheid en haat. Dallas haatte Lyndon Johnson, de ‘closet socialist’. In 1963 werd Adlai Stevenson, toen ambassadeur bij de Verenigde Naties, er op zijn hoofd geslagen met een bord waarop stond: ‘Wie vrede zoekt, vraagt Jezus’. Een atmosfeer van fanatisme trok chaotische en beïnvloedbare mensen aan, zoals Lee Harvey Oswald, de moordenaar van Kennedy. Toen Kennedy werd neergeschoten ging dat beeld in scherven. Het leek alsof de wereld zich van Dallas afwendde. De eerste reactie van onzekerheid werd gevolgd door ontgoocheling. Twijfel aan oude waarden schoot wortel. De ouders van Lawrence hadden de crisis van de jaren | |
[pagina 80]
| |
dertig meegemaakt en daarna een bestaan voor hun kinderen opgebouwd dat idyllisch leek. In plaats van dankbaar te zijn, waren die kinderen boos, rebellerend en in de war. Met de Vietnamoorlog was de generatiekloof compleet. Niet democratie maar winst leek het echte doel van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Robert Kennedy werd vermoord. Martin Luther King werd vermoord. In 1968 was Lawrence een van de dertigduizend mensen die op de zwarte schrijver Eldridge Cleaver stemden. Diens Soul on Ice vond hij romantisch, existentialistisch en gewelddadig - drie woorden die zijn generatie kenschetsten. Lawrence had genoeg van Amerika: genoeg van de reclameborden en de auto's, genoeg van de wolkenkrabbers, genoeg van de leegheid en de lelijkheid en van de steriele geesten die dat alles hadden gemaakt. En bovenal genoeg van de oorlog in Vietnam. In 1968 keken Lawrence en zijn generatie naar Europa met het gevoel dat zij in alles ondermaats waren. Het was een gevoel dat in 1987 nog werd beaamd door Susan Sontag, toen zij Horowitz en Collier toebeet: ‘Luister, Europese cultuur is gewoon een betere cultuur.’Ga naar eind6. Vervuld van vooroordelen tegen de blanke zuiderling - dus tegen zichzelf - ging Lawrence werken voor het Race Relations Information Center in Nashville, Tennessee. Daar zag hij de revolutie in de rassenverhoudingen die zich in Amerika voltrok. De gehele wereld bekritiseerde Amerika maar nergens, meende Lawrence, bestond iets wat ook maar leek op een plan voor raciale rechtvaardigheid: alleen daar. Zeker, er was weerstand; maar er was geen massale doodslag. De Amerikaanse regering gaf minderheden een voorkeursbehandeling en discrimineerde dus tegen de meerderheid van blanke mannen. Lawrence kreeg een nieuwe collega, een zwarte vrouwelijke journaliste. Toen hij voor haar dezelfde journalistieke regels van toepassing wilde verklaren als voor allen in het Center golden, werd hij ontslagen. Het keerpunt voor Lawrence kwam met Charles Manson, die een hippiecommune had veranderd in een moorddadige bende. Manson werd een held voor de radicale gemeenschap. Bernadine Dohrn en Jerry Rubin bewierookten hem. Radicale politiek grenst aan radicale godsdienst. De hippiebeweging had altijd verlangd naar een Jezus van de tegencultuur, maar de Mansonverering liet zien waartoe de revolutionaire agenda was vervallen. Lawrence en zijn liberale vrienden geloofden in de maakbaarheid van de menselijke natuur. In het midden van de jaren zeventig betekende dit dat ieder op zijn eigen manier al volmaakt was en dat niemand een ander kon beoordelen. Maar daarmee begon de afbraak van de samenleving. | |
[pagina 81]
| |
Dat werd onmiddellijk duidelijk bij de rechtshandhaving en in het onderwijs. Lawrence besefte dat hij maatstaven voor minderheden aanlegde die hij voor zichzelf nooit zou aanvaarden. Hij begon in te zien hoe neerbuigend dat was. Op dat moment begon de communistische regering van Vietnam de etnische Chinezen de zee in te drijven. Voor Lawrence was de maat vol. Amerika was niet onschuldig maar ook niet schuldig; niet goed maar ook niet slecht. De revolutie was een oude droom die niemand meer wilde.
Als een rode draad loopt door het boek van Lawrence Wright de tegenstelling tussen Jack Kennedy en Richard Nixon. Zij waren de twee mannen die het beeld van de jaren zestig en zeventig bepaalden. De tegenstelling tussen hen bracht een breuklijn tot uitdrukking die door het gehele Amerikaanse electoraat liep. Kennedy was het produkt van de New England establishment, rijk en liberal. Zijn beroemdheid overheerste alles. Hij was niet alleen president: hij was een ster. Vrouwen werden door hem aangesproken als vliegen door stroop. Alles wat Kennedy zei of niet zei, droeg of niet droeg, had een onmiddellijk effect op Lawrence en zijn omgeving. Hij was de lieveling van de intellectuelen. En hij zond bedreigende vibraties uit. In het presidentschap van Kennedy braken de jaren zestig met de burgerlijke waarden om experimenteler te worden, moreel losser, hip. Lawrence is opvallend kritisch over Kennedy. Hij vond hem te glad. Alles ging hem te makkelijk af. Wat het binnenlands beleid betreft waren zijn duizend dagen een mislukking. Hij liet een regering achter die nagenoeg verlamd was. Wat hij wel bereikte, was een belastingverlaging, een test-ban-overeenkomst met de Sovjetunie en een militaire expansie die relatief groter was dan wat Reagan twintig jaar later deed. Zelfs in Texas kregen ze door dat Kennedy een conservatieve president was. Kennedy zag dat in het zuiden en westen van Amerika een nieuwe en gevaarlijke bedreiging opkwam, een enorme politieke cultuur die tegengesteld was aan alles wat hij vertegenwoordigde. Eigenlijk was Kennedy de laatste van de traditionele presidenten. De toekomst lag in Georgia en Texas, en in het Californië van Nixon. Dat was de Nieuwe Wereld waarnaar het boek van Lawrence Wright is genoemd. Zo kritisch als het oordeel van Lawrence is over Kennedy, zo mild is het over Nixon. Meer dan wie ook bracht Nixon de vrees en de hoop van die tijd tot uitdrukking. Kennedy was elitair, Nixon vertegenwoordigde de gewone man. De haat tegen Nixon had altijd een klasse-element gehad: de rijken en intellectuelen aan de ene kant, Nixon en de vergeten | |
[pagina 82]
| |
mensen, de zwijgende meerderheid aan de andere kant. Nixon had een electoraat ontdekt waarvan niemand het bestaan had vermoed. Voor de ouders van Lawrence waren de Kennedys de mensen die zij wilden zijn maar de Nixons de mensen die zij waren. Nixon vertegenwoordigde vele miljoenen klasseloze Amerikanen. Hij putte zijn kracht uit het diepe reservoir van hun rancune.
Rancune is een bepalend woord in zowel Destructive Generation als In the New World. Ressentiment motiveerde de harde kern van Nieuw Links, die wilde doorstoten tot het centrum van de macht. Ressentiment jegens de bureaucratie, de media en de machtige instellingen van het noordoosten motiveerde de vergeten Amerikanen van de Nieuwe Wereld. Verongelijktheid verenigde ultra-rechts en uiterst links. Beiden illustreerden het Franse gezegde: ‘Niets is gevaarlijker dan algemene ideeën in lege hoofden.’ Het was een rancune die samenhing met de future shock, naar het beroemde boek van Alvin Toffler uit 1970.Ga naar eind7. De ondertitel daarvan luidt Een studie van massale verbijstering in het zicht van versnellende verandering.
In 1960 was er in Engeland nog geen versnellende verandering; de atmosfeer was er nog naoorlogs. Het land was vreedzaam en redelijk welvarend. Grote politieke problemen waren er niet. Vrouwen konden nog geen abortus krijgen en homoseksualiteit was nog strafbaar. Maar dicht onder de oppervlakte lag verzet. De baby-boom-generatie was in aantocht, die zou twijfelen aan oude waarden en vol verzet zou zijn tegen al die grijze mensen met kurken in hun achterste. De jonge mensen wilden nieuwe antwoorden want iedereen had het mis: de ouders, de instellingen en bovenal de regering. Een maatschappij waarin je van school kon worden gestuurd om het dansen van de twist deugde niet. Swinging London. Jonathon Green heeft de culturele revolutie van de jaren zestig in de Engelse hoofdstad gedocumenteerd in zijn boek Days in the life.Ga naar eind8. Hij heeft een honderdtal deelnemers aan die revolutie geïnterviewd over de tijd tussen de poetry reading in de Albert Hall van juni 1965 en de rechtszaak tegen de redactie van oz in juli 1971. Het waren (en zijn) mensen uit de wereld van de media en de muziek: schrijvers, schilders en ontwerpers. Dat was de culturele avant-garde. Green heeft die interviews per onderwerp gegroepeerd, zonder verbindende tekst, zonder inleiding en zonder eigen conclusies. Het resultaat is een belangrijk document van 442 bladzijden - een fascinerend tijdsbeeld.
Het begon met poëzie en kunst en jazz en de anti-kernenergiebeweging. | |
[pagina 83]
| |
Londen was bijzonder, gehuld in een gouden waas waaruit nieuwe kleren en een onbekommerd bestaan opdoemden, en nieuwe muziek en jonge mensen op zoek naar immateriële waarden. Ontdek jezelf en vernietig de machinemens! De vitaliteit was aan de beurt: tien feesten op een nacht met de regenboog in je ogen, in volslagen onbekende huizen - één feest dat nooit ophield. Zoals Timothy Leary zei: ‘Turn on, tune in, drop out.’ nato werd de North Atlantic Turn On. De westerse beschaving moest op zijn kop worden gezet, het liefst vóór de middagpauze. Dat was wat moeilijk want de beautiful people kwamen niet zo vroeg hun nest uit, maar met een beetje seks en opwindende muziek en bloemen moest de wereld toch kunnen worden veranderd? De begrippen ‘goed’ en ‘kwaad’ hadden afgedaan. Kritiek op anderen was verkeerd: do your own thing! Iedereen die wat wilde doen, kon dat ook. Of je ook écht iets kon, was onbelangrijk. Het kwam aan op je gemoedstoestand. Industrie en kernwapens en smerige politiek zouden wegsmelten door de machtige vibes van de good people. In 1964 kwam de Labour-regering van Harold Wilson aan de macht. Maar was die wel progressief genoeg? Jennie Lee, de vrouw van Nye Bevan en minister van Cultuur onder Wilson, zei: ‘Nye en ik hebben ons hele leven gewerkt voor een betere maatschappij. Ik vind dat we daarin zijn geslaagd. We hebben nu gratis gezondheidszorg en onderwijs. Waarom zeggen jullie dat politiek pigshit is?’Ga naar eind9. Individualisme werd beleden maar conformisme was troef. Alternatieve mannen droegen snorren en lang haar, of kaftans. Voor vrouwen waren veel zwarte oog make-up, witte lipstick, kousen van kant en zwarte plastic regenjassen de rigueur. Zo kort mogelijke rokken. Als het even kon, geen ondergoed. En zo min mogelijk wassen. Eerst waren er pot en hash. Toen kwam lsd. Dat kreeg je soms zonder dat je het wist: in je glas, in je cake, in je soep. lsd verruimde je bewustzijn maar zonder discipline viel daar weinig mee te doen. Met purple hearts kon je de hele nacht feesten en de volgende nacht werken zonder te eten of te slapen. Iedereen had zijn eigen chemische chaos. Het was een tijd van schijnbare economische stabiliteit. Geld was onbelangrijk. Succes was onbelangrijk. Zakendoen was verwerpelijk. Werkloosheid bestond niet. Voor het eerst gingen kinderen naar de universiteit zonder aan een baan te hoeven denken. Die studenten hadden dan ook niet het flauwste benul van het economische systeem. Wie werk zocht, kreeg toch zo een baan? De alternatieve psychiatrie kwam in de mode. Wie in de war was, moest dat mettertijd zelf kunnen verwerken. Medicijnen of shockthera- | |
[pagina 84]
| |
pie waren daarbij niet nodig. Op een avond liet antipsychiater Ronald Laing zijn verpleegde patiënten de straat op gaan: dat zou ze goed doen. Wartaal kwekkend liepen ze rond. Er waren fantastische tentoonstellingen. Sommigen vertoonden zichzelf. Dat was de People Show. Anderen maakten sculpturen van condooms. Pop Art werd geboren. De poetry reading in de Albert Hall trok een publiek van 7500 mensen, ook al waren de meeste gedichten bar slecht. Het was de tijd van de underground-bladen, van it en oz. it wilde een internationaal cultureel blad zijn, dat Londen zou verbinden met New York, Parijs en Amsterdam. Het was een onmogelijke onderneming. Toch steeg de oplage van 10.000 in het begin naar een top van 44.000 in mei 1968. it stond een extreem libertarisme voor: ieder mens had het recht met zijn of haar lichaam te doen wat hij of zij wilde. ‘It's your life, baby, do it.’ oz was voorstander van drugs, seks en rock'n'roll. De mensen van oz zagen zichzelf als visionaire dichters, als idealistische dromers. Het Openbaar Ministerie zag in hen echter ‘een samenzwering om de openbare moraal te verderven’. Daarop stond een levenslange gevangenisstraf. Maar na veel vijven en zessen werd alleen ‘het verzenden van een oneerbaar artikel per post’ bewezen geacht. Die rechtszaak was de climax van de underground movement, die natuurlijk nauwelijks ondergronds kon worden genoemd.
Hoe evalueren de deelnemers deze high noon van de creativiteit? Over één ding zijn de meesten het eens. Het feminisme was niet zozeer een gevolg van als wel een reactie op de tegencultuur van de jaren zestig. Vrouwen werden destijds met achteloosheid behandeld. Chicks waren er om thee te zetten, joints te draaien, voor het afwassen en voor het bed. Hoe meer bed, des te beter. Toch was het meestal de man die het eerste vreemd ging en tegen zijn klagende partner zei: ‘Don't crowd my space.’ Het seksisme van de ‘ondergrondse’ pers was ontstellend. Er was een soort vooroordeel tegen ordinair geluk waar veel vrouwen onder leden. Andrea Adam zei: ‘Ik weet niet waarom, maar ik heb mijzelf pas in het huwelijk seksueel bevrijd.’Ga naar eind10. Voor het overige lopen de meningen uiteen. De een vond het een ongelofelijk romantische tijd, toen mensen ideeën hadden die groter waren dan zijzelf; een tijd van genoeg geld en drugs, van muziek en seks te over. Voor een ander was het een tijd met veel slachtoffers: veel mannen en (vooral) vrouwen die aanspoelden op een onherbergzame kust zonder geld of baan; een tijd die omstreeks 1975 onderdook om in de tweede | |
[pagina 85]
| |
helft van de jaren tachtig weer op te duiken in de vorm van Narcotics Anonymous. Voor een derde was het een beweging die bevrijding bracht voor homoseksuelen, begrip voor andere godsdiensten, waardering voor de kleine ondernemer en nieuwe vormen in de kunst. Een vierde reactie is het oordeel van Robert Wyatt: ‘Door het systeem niet te verslaan, hebben wij het versterkt. De cultuur waarvan wij onderdeel waren, was opgewarmd Anglo-Amerikaans cultureel narcisme. Dat weerspiegelde de onbeschrijflijke macht van de Angelsaksische media. Het enige wat wij deden, was het establishment flexibeler maken. Ik ben dan ook niet verbaasd dat wij buitengewoon rechtse en chauvinistische regeringen aan de macht hebben geholpen.’Ga naar eind11.
Het beeld van de jaren zestig dat oprijst uit Days in the Life is creatief en ludiek. Elders was dat beeld aanmerkelijk grimmiger. De Polytechnic of North London (pnl) is een technische hogeschool die in februari 1971 werd gevormd door samenvoeging van twee totdien onafhankelijke instellingen. Nog voordat de pnl ontstond voorspelde Mike Hill, voorzitter van de studentenvakbond, ‘de ernstigste verstoring van een technische hogeschool die het land ooit heeft gezien’. Dat was geen grootspraak, zoals drie lectoren van pnl in hun boek Rape of ReasonGa naar eind12. overtuigend hebben aangetoond. De ondertitel van dat boek luidt The Corruption of the Polytechnic of North London. Hun boek legt de massale haat en rancune bloot die de aanvoerders van de studenten en een deel van de staf jegens de leiding van de pnl aan de dag legden. Aan die rancune gaven zij uiting door een systematische strijd tegen de cohesie van de pnl en persoonlijke aanvallen op de integriteit van individuele stafleden. De schrijvers documenteren ook het gebrek aan ruggegraat van vele bestuurders en de struisvogelmentaliteit van een groot aantal anderen. Socialisme in één universiteit was niet mogelijk, meenden de studentenleiders. ‘We kunnen de universiteit niet bevrijden zonder de rest van de maatschappij radicaal te veranderen.’ Hun doel was een radicaal politiek bewustzijn te doen ontstaan bij hen die later invloedrijke posities zouden bekleden. De middelen die hun ten dienst stonden, waren even eenvoudig als doeltreffend. Neem alle interne communicatiemiddelen over en ‘verzadig alle geestelijke ruimte’. Werk binnen de studentenorganisaties maar houd je niet aan de regels. Stel buitensporige eisen en vraag nooit om geleidelijke verbeteringen. Beheers alle politieke, sociale en culturele evenementen. Bekritiseer colleges op grond van inhoud, structuur, aantal toehoorders, het systeem van onderwijs en de kapitalistische omgeving. Verstoor de gehele universiteit. Het gezag over de pnl berustte bij een raad van bestuur waarvan ook | |
[pagina 86]
| |
buitenstaanders lid waren en een academische raad of senaat die voor ruim een derde uit studenten bestond. De leden van de raad van bestuur waren duidelijk niet bestand tegen de onophoudelijke aanvallen en de dogmatische en monotone stellingnames van de studentenleiders. Op 18 november 1974 vergaderde de raad van bestuur over het voorstel het aantal studentleden van de senaat te verminderen van 36% naar 21%. De vergadering werd onmogelijk gemaakt door de kakofonie van studenten die de deur probeerden te forceren en ten slotte luidsprekers door de ramen staken om zo het spreken binnen te beletten. Zelfs na deze onverhulde intimidatie bleven disciplinaire maatregelen uit, want ‘dat middel zou erger zijn dan de kwaal’. Een van de lectoren, die dankzij druk van de studentenleiders hoofd van een afdeling was geworden, verbeterde examencijfers tegen de wil van de examinatoren. Toen het voorstel hem van zijn post te ontheffen door de raad van bestuur dreigde te worden aangenomen, verliet de leider van de studenten de vergadering om met een vijftigtal studenten terug te keren. Spreekkoren maakten het vergaderen verder onmogelijk. Zoals de plaatsvervangende directeur, die de zijde van de studentenvakbond had gekozen, het uitdrukte: ‘Hou op met die irrelevante academische criteria: het komt aan op de politieke werkelijkheid.’ Collegezalen werden bezet door studenten met slaapzakken, voedsel en radio's. Hoogleraren die het waagden met het geven van colleges door te gaan, werden daarin belemmerd door dweilploegen van schreeuwende Rode Gardisten. Er werden alternatieve programma's over de ‘zwarte cultuur’ en de ‘permanente revolutie’ georganiseerd. Onwelgevallige gastsprekers zoals prof. S. Huntington van Harvard werd het optreden onmogelijk gemaakt. Immers, het abstracte begrip ‘vrijheid van meningsuiting’ paste alleen in een ideale maatschappij: in een tijd van klassestrijd was het een luxe die men zich niet kon veroorloven. Een dergelijke luxe waren ook geheime stemmingen. Alleen het stemmen door handopsteken strookte met de revolutionaire gezindheid. De opkomst bij verkiezingen was overigens absurd laag. Het quorum bestond uit 5% van de totale studentenpopulatie. Dat aantal van tweehonderd werd vaak niet gehaald, waarna het quorum werd verlaagd tot honderd. Zo kon het gebeuren dat enkele tientallen studenten de spelregels veranderden voor een universiteit van duizenden. Het resultaat was een atmosfeer die meer leek op een éénpartijstaat dan op een liberale democratie. Grootste triomf der studentenvakbond was de inaugurele bijeenkomst van de pnl in de Queen Elizabeth Hall in november 1972. Designation Ceremony werd denigration ceremony. Een falanx van ongeveer | |
[pagina 87]
| |
tweehonderd studenten schreeuwde beledigingen tegen sprekers die hen niet aanstonden. Een studentenleider werd van het podium verwijderd waarop zijn claque door te stampen voor een totale chaos zorgde. De leiders van de studentenvakbond zouden nooit zo veel succes hebben gehad als ze niet actief of passief waren gesteund door een groot aantal liberals. De meerderheid van deze progressieve intelligentsia bleef gevangen in een denkraam waarin een onschuldige jeugd die vocht voor een betere wereld een belangrijke rol speelde en waarin geen plaats was voor arrogante simplificaties of cynische manipuleerders. Die intellectuelen hielden vast aan hun vooroordelen - zoals een automatische afkeer van elke vorm van autoriteit, een verheerlijking van de jeugd en een voorkeur voor ‘progressieve’ verandering - ook al betekenden die de ondergang van de universiteit als belangengemeenschap op zoek naar kennis. Voor zover leden van de academische staf niet verstrikt waren in een dergelijke onkritische ideologie hielden zij hun mond uit vrees voor intimidatie. Hoe grof en arbitrair de beledigingen immers ook waren, er bleef altijd wel iets van hangen.
Ongeveer gelijktijdig met de ongeregeldheden aan de Polytechnic of North London kookte de Universiteit van Essex over. Deze universiteit was ook nieuw maar had zich al een reputatie op het gebied van onderzoek verworven. Zij was gevestigd in de oude stad Colchester, in de hoogbouw die in de jaren vijftig zo geliefd was. De troebelen duurden van november 1973 tot april 1974. Lord Annan, afkomstig uit academische kringen maar beschouwd als onafhankelijke buitenstaander, werd gevraagd er een rapport over te schrijven. Lord Annan werkte snel. Op 28 mei begon hij met het horen van de meer dan honderd getuigen en op 4 juli was het rapport klaar. Aan die snelheid kunnen Nederlanders een voorbeeld nemen. Het Annan-rapportGa naar eind13. is een zorgvuldig afgewogen analyse van wat plaats had gevonden. Het is geschreven in het kristalheldere en tegelijk ongedwongen proza waarin Engelsen vaak een meester zijn. De gebeurtenissen volgden hetzelfde patroon als aan de pnl. Op 15 november 1973 werden de colleges verstoord uit protest tegen te lage studietoelagen. Een paar dagen later werden de kantoren van de universiteit bezet en de archieven van de rector opengebroken. Het merendeel van de studenten was niet geïnteresseerd, maar voor een aantal was dit een welkome afwisseling. Zij leerden elkaar beter kennen; sociale barrières verdwenen en een opgewekte camaraderie ontstond. Het was als de Battle of Britain maar dan zonder bommen. De bezetting eindigde op 12 december. In februari 1974 werden disciplinaire maatregelen geno- | |
[pagina 88]
| |
men, wat voor één student betekende dat hij voor een jaar van de universiteit werd verwijderd. Daarop werd de toegang tot de universiteit door de radicalen gebarricadeerd. Op 18 maart werden vijftien studenten door de politie gearresteerd, op 20 maart nog eens negentig. Op 26 april werd weer ingebroken in het kantoor van de rector, die zelf een paar uur werd vastgehouden en ondervraagd. Daarna zakte de actie in. Ook hier was een kleine minderheid in staat de gebeurtenissen beslissend te beïnvloeden. Het quorum was 182 studenten of 9% van het totale aantal. De dagelijkse gang van zaken in een universiteit met tweeduizend studenten kon dus afhangen van minder dan honderd. Tijdens vergaderingen pasten de radicalen de vertrouwde taktiek toe: onwelgevallige moties werden ontkracht door amendementen en proceduredebatten werden zolang uitgesponnen dat de meeste studenten uit verveling verdwenen. Bij onvoldoende steun werd een gehandicapte militant naar voren geschoven om sympathie te verwerven. Sommige studenten werden geïntimideerd, anderen werd het spreken belet. Alleen welgevallige moties werden gepubliceerd. Een petitie van vierhonderd studenten tegen een staking werd terzijde gelegd. Het was de tactiek die de communisten met zoveel succes in Oost-Europa hadden toegepast. De rector probeerde een dialoog met de studenten te openen maar er was geen respons. De activisten hadden dan ook niet het voornemen te onderhandelen. Bovendien konden zij het niet eens worden over wie hen zou vertegenwoordigen. Daarop vroeg de rector in kort geding een gerechtelijke maatregel. Maar toen die kwam durfde de rector hem niet toe te passen. Hoewel Lord Annan meende dat de rector beter een paar dagen met dat kort geding had kunnen wachten, had hij, toen de maatregel afkwam, hem ook moeten toepassen. Het had weinig zin te kiezen voor een harde benadering als men daarna toegeeflijkheid ging tonen. Lord Annan steunde overigens het nemen van disciplinaire maatregelen: alle instellingen hadden de plicht interne gedragsregels op te stellen en te handhaven. Was dat niet gebeurd, dan had de universiteit zich belachelijk gemaakt.
Uit zowel Rape of Reason als het Annan-rapport blijkt duidelijk welk maatschappijbeeld de radicale studentenleiders voor ogen stond. De samenleving vormde volgens hen een kluwen van belangentegenstellingen. Conflict was dus de norm en geen symptoom van ondoelmatigheid of subversiviteit. Ook de universiteit kon aan die conflicten niet ontkomen. Studenten waren arbeiders in dienst van hun werkgever de universiteit, die moest worden omgevormd tot de stadstaat van de jeugd. Daar zou een soort consumentenmoraal heersen: hedonistisch, permissive en | |
[pagina 89]
| |
parasitair. ‘Studeer sociologie,’ riep een advertentie voor de Middlesex Polytechnic: ‘Je studeert onderwerpen als de filosofische en historische achtergrond van het marxisme, de wortels van racisme en seksisme, revolutionaire bewegingen en de dynamiek van overheersing in industriële samenlevingen en in de Derde Wereld.’Ga naar eind14. Het afnemen van examens en het geven van cijfers werd beschouwd als archaïsche repressie. Wie toelatingsexamens wilde controleren werd beschuldigd van fascisme. Leraren waren instrumenten van onderdrukking. De enige legitieme rol van de universiteit was die van arena voor de persoonlijke ontplooiing. Mensen konden het beste samenwerken wanneer zij zo weinig mogelijk door institutionele regels werden gehinderd. Hun extreme relativisme ontkende het bestaan van een objectieve werkelijkheid. De regels van de logica werden aangepast aan de doelstellingen van de spreker. Volgens David Harvey, schrijver van het destijds veel besproken boek Social Justice and the City, bestond een revolutionaire theorie uit proposities die naar gelang der omstandigheden waar of onwaar werden.Ga naar eind15. Deze opvatting kwam er op neer dat feiten niet konden worden losgezien van interpretaties die weer werden bepaald door waarden. Zoals de Amerikaanse socioloog A.W. Gouldner schreef: ‘Objectiviteit is de ideologie van hen die vervreemd en politiek dakloos zijn.’Ga naar eind16. Inderdaad is een waardenneutrale werkwijze problematisch. Maar de radicale studentenleiders leidden hier uit af dat elke poging daartoe een futiele en reactionaire onderneming was die plaats diende te maken voor het onderwijzen van ideologie. Deze kennistheorie weerspiegelde zich in een moreel relativisme. Er bestonden geen correcte antwoorden op vragen naar een juiste handelswijze. Alle meningen waren immers van gelijke waarde. Scholen moesten de samenleving weerspiegelen. Als een bepaalde levensstijl buiten de school bestond, dan mocht die toch ook binnen het klaslokaal tot uitdrukking komen? Alle minderheidsculturen waren toch op hun eigen wijze volmaakt, alle leefwijzen toch gelijkwaardig?Ga naar eind17.
Maar het morele relativisme bleek in de praktijk onhoudbaar. Sommige minderheidsculturen hadden zo hun nadelen. Neem de voetbal-hooligans. In mei 1985 veroorzaakte een horde dronken Britse voetbalsupporters de dood van negenendertig Italiaanse toeschouwers in het Heizelstadion te Brussel. Jeffrey Richards, lector geschiedenis aan de Lancaster Universiteit en schrijver over populaire cultuur, heeft in twee in Encounter gepubliceerde artikelen aard en achtergrond van de hooligans geanalyseerd.Ga naar eind18. | |
[pagina 90]
| |
Richards is zelf voetbalfan; zijn club is Aston Villa. Hij heeft die club jarenlang gevolgd en is dus vaak in aanraking gekomen met de supporters van zijn eigen en andere clubs. Het meest opvallende kenmerk van de hooligan is volgens Richards zijn haat. Haat heeft een object nodig om zich op te richten, en dat object wordt gevonden in de supporters van andere clubs, ook al hebben die een soortgelijke achtergrond en wonen zij in dezelfde stad. Voetbalwedstrijden vormen dus een uitweg voor geweld; het spel zelf is niet de oorzaak. Sinds de opkomst van de industriële maatschappij heeft Engeland een gewelddadige onderklasse gekend. De hooligans zijn dus niet nieuw. Het woord werd voor het eerst in 1898 gebruikt. ‘Veel jongens,’ schreef E. Urwick in 1904, waren ‘een Jekyll in het klaslokaal, een Hyde op straat.’Ga naar eind19. Voetbalrellen vonden al voor de Eerste Wereldoorlog plaats. Maar in de eerste helft van deze eeuw is het Engelse establishment erin geslaagd ruiterlijkheid, sportiviteit en goede manieren als idealen onder alle klassen van de bevolking te verspreiden. Het waren de Victoriaanse idealen. Dat die idealen gepaard gingen met een grote mate van hypocrisie neemt niet weg dat zij door de gehele samenleving als zodanig werden aanvaard. Die aanvaarding kwam tot stand door middel van populaire films, de radio en goedkope lectuur zoals stripverhalen. In 1937 kon George Orwell schrijven dat die massacultuur de revolutie in Engeland had verhinderd.Ga naar eind20. Een van de meest onaangename aspecten van de hooligans is hun racisme. Chris Lightbown van de Sunday Times was aanwezig bij de wedstrijd tussen de Engelse en de Zweedse elftallen in Stockholm van begin 1987. Gedurende het gehele Britse volkslied brachten twee Engelse supporters de Nazi-groet en niemand die er aandacht aan schonk.Ga naar eind21. De jonge Brit op vakantie in het buitenland staat nu bekend om zijn dronkenschap, gewelddadigheid en algehele hufterigheid. In Engeland is onder veel jongeren een tegencultuur ontstaan die wordt gekenmerkt door racisme, seksisme, verzet tegen elke autoriteit, geweld en alcohol. Die tegencultuur wordt natuurlijk bevorderd door de werkloosheid. Maar de jaren dertig kenden massale werkloosheid en toch waren er toen veel minder voetbalhooligans.Ga naar eind22. Het verschil is dat toen de Victoriaanse moraal nog werd beleden. De swinging sixties waren de tijd waarin de kinderen van de bourgeoisie met elkaar speelden tot de wind het spel wegblies. De nadruk kwam te liggen op individuele ontplooiing, niet op algemene waarden; op stijl eerder dan op inhoud. Hoe je er uitzag was belangrijker dan wat je deed. Het was een jeugdcultuur die een grote mate van vrijheid bood. Zulke vrijheid kan alleen op aanvaardbare wijze worden benut volgens | |
[pagina 91]
| |
een ethische code, die wordt geïnspireerd door respect voor anderen. Maar het is duidelijk dat de filosofie van doing your own thing die functie niet kan vervullen. Volgens Jeffrey Richards is het Engelse onderwijssysteem medeverantwoordelijk voor het ontstaan van de tegencultuur van chauvinisme, stompzinnigheid en hedonisme die hij aan de kaak stelt. Zeker, het was een goede zaak dat er sinds de jaren zestig meer aandacht werd gegeven aan verbeeldingskracht en vrijheid van uitdrukking, maar men kon keuzevrijheid en ontplooiing niet de voorrang geven boven kennisoverdracht zonder het peil van het onderwijs aan te tasten. Het woord ‘discipline’ werd taboe en daarmee verloor ook het begrip ‘zelfdiscipline’ aan betekenis. Het onderwijs daalde in aanzien, terwijl het vroeger toch werd beschouwd als de sleutel tot succes. De revolutie van de jaren zestig bracht voor velen in Engeland bevrijding uit een verstopte en autoritaire cultuur. De prijs daarvoor was echter hoog. De visie op politiek en economie die in zwang raakte, was onsamenhangend en gespeend van elke zin voor de werkelijkheid. De invloed op het onderwijs was rampzalig. In intellectueel opzicht was de tegencultuur van die jaren steriel. In december 1984 stelde de Independent London Education Authority een commissie in om na te gaan hoe het had kunnen gebeuren dat een technische hogeschool met een goede academische reputatie als de pnl te gronde was gericht.Ga naar eind23. De voornaamste slachtoffers daarvan waren natuurlijk de studenten zelf, want de academische graad die door de pnl werd uitgereikt, devalueerde in snel tempo. De Victoriaanse moraal werd overboord gezet. Maar wat kwam er voor in de plaats? De morele ruimte die ontstond, werd te vaak gevuld met gemakkelijke seks, escapistisch drugsgebruik en naargeestig machismo. |
|