| |
| |
| |
20
Coalitie (1)
In 1989 had ik tegen Elsevier gezegd dat ik een coalitie met de PvdA wilde. Sinds de vroege jaren zestig hadden ons beider partijen elkaar verketterd. Ik vond dat daar een einde aan moest komen. Dat betekende na de verkiezingen van 1994 een coalitie zonder het cda, want een ‘grote coalitie’ van vvd, PvdA en cda was onwenselijk. Verschillende leden van het cda hebben mij mijn uitlating van 1989 kwalijk genomen, zeggende dat zij dan naar de PvdA zouden kijken. Dat zouden zij hoe dan ook hebben gedaan. Lubbers iii (1989-1994) met de PvdA was onafwendbaar.
Maar het daverende verlies van het cda in 1994 schiep een nieuwe situatie. Ik wilde Paars. Hans van Mierlo wilde dat ook. Met Wim Kok van de PvdA hadden wij nog tijdens Lubbers iii voorlopige gesprekken gevoerd, onder meer in de ambtswoning van Ed van Thijn, die toen burgemeester van Amsterdam was. Die gesprekken hadden plaats in het geheim, want in feite pleegde Kok politiek overspel. Maar hij wilde ook van Lubbers af.
Het zou een lange, hete zomer worden. De onderhandelingen begonnen traag. Wat wilde Wim Kok eigenlijk? Op de uitslagenavond had hij zich vooral voorgedaan als beschermer der uitkeringen. Met wie ging ik in zee? Kok was vaak geïrriteerd en nurks. Intussen moest ik ook mijn hoofdbestuur bedienen, dat bijna unaniem tegen Paars was. Dat verried de invloed van Hans Wiegel.
Er kwamen drie informateurs. Dat wilde Hans van Mierlo. Ik vond dat twee te veel. Drie houdt alleen maar op. Ik heb me
| |
| |
maar geschikt. Het werden Klaas de Vries voor de PvdA, Jan Vis voor D66 en Gijs van Aardenne voor de vvd. Alleen zat die laatste ergens op Sicilië. Hoe vind je iemand daar? De maffia inschakelen? Via de anwb hebben wij hem kunnen traceren. Op 18 mei weer twee uur bij de informateurs verdaan: Van Mierlo was breedsprakig, Kok nurks. Het was toen al ruim twee weken na de verkiezingen. Vele uren bij de informateur zouden volgen.
Ik wilde 18 miljard gulden aan ombuigingen en vond steun in het advies van de cec (Centrale Economische Commissie, een topadviesorgaan van het kabinet), die 20 miljard vroeg. Elke dag werd er vergaderd, maar er was tergend weinig voortgang. Ik vond het niet te geloven dat drie volwassen politici zo veel tijd nodig hadden om zo weinig te bereiken. Het Centraal Planbureau (cpb) kwam in de persoon van zijn directeur Gerrit Zalm om de doorrekening van wat toen ter tafel lag toe te lichten. Ik vond de uitkomst in alle opzichten te mager. Ook Hans Hoogervorst was somber.
Op een avond heeft Femke voor ons drieën fractievoorzitters gekookt. Bij het weggaan zei Kok: ‘Ik heb toch een 70/30-gevoel.’ Ik antwoordde: ‘Ik help het je hopen.’ Tegen mijn fractie zei ik: ‘Als ik moet kiezen tussen Paars en goed beleid, kies ik het laatste.’ Een week later - het was intussen 25 juni - werd een nieuwe doorrekening van het cpb bezorgd. Die zat vol waterverf.
Op zondag 26 juni kwamen de drie fractievoorzitters plus de informateurs weer bijeen. Toen had ik genoeg van het getalm. Ik zei dat het voor mij onaanvaardbaar was dat in de meerjarenraming 5,7 miljard gulden oningevuld achterbleef. Dat bedrag moest worden ingevuld, en wel met hervormingen in de sociale zekerheid die überhaupt nodig waren. Daarop zei Kok: ‘Dat doe je dan maar met het cda.’ Ik antwoordde: ‘Misschien moet dat dan wel.’ Van Mierlo zei: ‘Dat probleem van 5,7 miljard parkeren wij even en we vragen aan secretaris-generaal Geelhoed van Economische Zaken of hij dat voor ons oplost.’ Die
| |
| |
suggestie was te belachelijk voor woorden. Hoezo, primaat van de politiek?
Om 18.00 uur gingen wij eten in de Anna Pavlova-zaal van Des Indes, waar de wijn goed was. Het was een curieus diner, een soort ‘laatste avondmaal’. De volgende dag was er een persconferentie, nadat eerst de koningin was geïnformeerd. Ik was kort van stof: ‘Te veel gefröbel, te weinig maatregelen van formaat. Dit is Lubbers iv zonder Lubbers en daar teken ik niet voor.’ Dit was op maandag 27 juni.
Op woensdag was er een debat in de Tweede Kamer. Kok was tamelijk agressief en verweet mij ‘om vijf voor twaalf’ met een geheel nieuw pakket van eisen te zijn gekomen. Dat was onzin, want de voorstellen waarmee ik was gekomen, waren eerder belegen dan nieuw. In feite, meende ik, had Kok tijdens de hele formatieperiode nauwelijks bewogen. Wat was zijn strategie? Of had hij er geen? Mijn strategie was: Kok laten botsen met de werkelijkheid. Maar zijn werkelijkheid was klaarblijkelijk niet de mijne. De sociaaldemocratie had zich in Nederland, concludeerde ik, gereduceerd tot koopkrachtplaatjes.
Wat nu? Mijn mening was eenvoudig. De partijen die gewonnen hadden, moesten het kabinet in. vvd, D66 en PvdA was mislukt. Dan moest vvd, D66 en cda worden onderzocht. Maar dat weigerde D66. Elco Brinkman had geen zin in PvdA, D66 en cda. Waarom zou hij ook? De zittende coalitie van PvdA en cda was danig afgestraft. Moest die dan doorgaan met D66 in een soort mitellacoalitie? Met de vvd in de oppositie? Het cda zou wel gek zijn. Hans van Mierlo had in een interview met Trouw gezegd: ‘Een extraparlementair kabinet dat steunt op een meerderheid van de Tweede Kamer.’ Ik vond dit onbegrijpelijk.
Woensdag 6 juli moesten wij bij de koningin komen. Herman Tjeenk Willink adviseerde een informateur van vvd-huize. Maar Wim Kok kreeg de opdracht. Grote consternatie in Den Haag. Ging het staatshoofd te ver? Ik vond dat onzin. Zij was geen marionet in de handen van Tjeenk Willink. Wij kwa- | |
| |
men toch wel aan bod. Kok moest een proeve van een regeerakkoord maken en zei daar veertien dagen voor nodig te hebben. Waarom zo lang? Alle parameters waren toch bekend, alle berekeningen gemaakt? Alle dossiers waren toch al tien keer doorgenomen, dus waar wachtte hij op? Kees Lunshof schreef in De Telegraaf dat Kok een argwanende aarzelaar was.
Maandag 25 juli kregen wij het stuk van Kok, nota bene zestig bladzijden. Veel woorden, weinig maatregelen. Mijn fractie was zeer kritisch. Na afloop een persconferentie, waarin ik welwillende kritiek heb geuit. Maar die werd weer sterk pro-Paars geïnterpreteerd. De media horen vooral wat zij willen horen en 90 procent van de journalisten wilde Paars. Den Haag Vandaag vroeg mij waarom ik zo ontspannen was. Ik heb hen herinnerd aan het Algerijnse spreekwoord ‘Gespannen mensen bereiken zelden goed resultaat’, dat natuurlijk totaal verzonnen was.
Op 28 juli moest toch eindelijk een akkoord worden bereikt. Om 14.00 uur een afspraak met Jacques Wallage (PvdA) op zijn departement (Sociale Zaken). Alles weer doorgeakkerd. Welk inkomensbeleid te voeren? Voor sociaaldemocraten is inkomensverdeling een doelstelling van beleid, voor liberalen een gevolg. 's Avonds weer een gesprek met Kok in de Eerste Kamer. Weer het hele veld in ogenschouw genomen. Weer mijn bedenkingen tegen het inkomensbeleid. Op het eind zei Kok dat ik hem voor zeer grote problemen had geplaatst. Ik had met hem te doen. Hij zag er vreselijk uit. Hij vroeg mij er nog een nacht over te slapen. Bij het weggaan gaf ik hem een hand en zei: ‘Wim, beslis nou maar zoals je goeddunkt.’ Ik wilde wat aardigs tegen hem zeggen.
In de auto terug naar Amsterdam wist ik zeker dat Wim de voorkeur zou geven aan het cda en mij de klas uit zou sturen. Nou, dat moet dan maar, dacht ik, want ik teken niet voor beleid dat ik te mager vind. De volgende dag op weg naar Den Haag belde ik Wim vanuit de auto om te zeggen dat ik niet tot andere gedachten was gekomen. Even later belde hij terug om
| |
| |
te zeggen dat hij toch voor Paars had gekozen. Langs de rand van de afgrond heeft men het mooiste uitzicht. Het was hoog spel geweest, maar ik had gewonnen.
Na afloop 's avonds afgesproken met Hans van Mierlo bij hem thuis. Eerst een paar biertjes gedronken op de hoek van de Herenstraat en de Prinsengracht. Warm weer, dus veel volk op de been. Daarna eten bij 't Heertje in de Herenstraat. Hij was nogal gepikeerd over de beeldvorming dat hij er in de paarse onderhandelingen ‘voor spek en bonen’ bij had gezeten. Volgens hem was ik voor die beeldvorming verantwoordelijk. Ik antwoordde naar waarheid dat ik me daar niet van bewust was. Maar ik had hem gelijk kunnen geven, want het gesprek ging hoofdzakelijk tussen Kok en mij. Wel heb ik hem gezegd dat ik die zes weken paarse onderhandelingen beschamend vond. En dat zijn idee om de 5,7 miljard te laten versleutelen door de secretaris-generaal van Economische Zaken Geelhoed belachelijk was. Maar de lucht was geklaard, wat op zichzelf goed was. Van Mierlo bleef al met al een romanticus en vooral een bange man. Zijn fractie was volgens mij veel nuchterder, maar met handen en voeten aan hem gebonden.
Vroeg in de onderhandelingen had Van Aardenne voorgesteld dat ik minister van Justitie en vicepremier zou worden. Maar ik had andere plannen. Zeven jaar regeren met het cda had mij het risico van coalities geleerd. Dat was identiteitsverlies van de juniorpartner. Die wordt allicht door de premier weggespeeld. Ik was vastbesloten dat dit keer te vermijden. Dus zei ik dat ik fractievoorzitter wilde blijven, zodat ik kon opkomen voor mijn partij in alle zaken die niet het regeerakkoord betroffen.
Dit trof Kok onaangenaam. Hij wilde mij in het kabinet. Maar hij moest akkoord gaan, want het was mijn keuze. Daar kwam bij dat ik niet van het ministerschap gecharmeerd was. Te veel formaliteiten, te weinig vrijheid.
De verdeling van de ministerposten zou 5:5:4 zijn, waarbij de premier voor twee telde. Voor mij was het belangrijkste wie
| |
| |
Financiën zou gaan doen. Ik vroeg Van Aardenne dat op zich te nemen. Maar die wilde niet. Ten eerste zou hij zijn commissariaten moeten opgeven en ten tweede voelde hij zich niet zo goed. De spierziekte waaraan hij niet lang daarna zou overlijden, kondigde zich aan.
Ik vroeg twee anderen, maar die konden of durfden niet. Ik moest denken aan de dichtregel van W.B. Yeats: ‘The best lack all conviction, while the worst / Are full of passionate intensity.’ Ten slotte heb ik Gerrit Zalm gevraagd, daartoe aangemoedigd door Hans Hoogervorst. Die wist alle ins en outs van de rijksbegroting. Hij is twaalf jaar een uitstekende minister van Financiën gebleken.
Het onderhandelen ging door. Gelukkig hadden wij nu airco, zodat we niet zo hoefden te zweten. We vraten ons door een rijstebrijberg van details heen. Om 11.00 uur op donderdag 11 augustus kregen wij het regeerakkoord te lezen. Daarna hebben wij er tot 19.00 uur zonder onderbreking over vergaderd. Wat deed ik eigenlijk in de politiek? Kon ik niet wat leukers verzinnen? Vrijdag 12 augustus kwam de fractie aan bod. Van 14.00 uur tot middernacht, dus tien uur. Iedereen kwam met kritiek. Veel was gerechtvaardigd, maar in Paars niet te verwezenlijken. De volgende dag vroeg ik alle leden één voor één of zij voor dan wel tegen waren. Allen waren voor. Het eerste kabinet zonder christendemocraten sinds 1918 was een feit. Maandag 22 augustus werden de ministers om 14.00 uur beëdigd, de staatssecretarissen om 15.00 uur. Zelf ben ik gaan tennissen. Het was prachtig weer.
In maart 1995 zouden Statenverkiezingen worden gehouden. De uitslag daarvan zou de samenstelling van de Eerste Kamer bepalen. In de aanloop tot die verkiezingen vonden twee leden van het Europarlement, beiden van het cda, het nodig het vuur op mij te openen. Hanja Maij-Weggen maakte een vergelijking tussen mij en Filip Dewinter, de leider van het Vlaams Blok. Arie Oostlander, haar collega, zei: ‘Nog een stap verder op die weg en de stenen vliegen door de ruiten’, daar- | |
| |
mee aangevende dat ik aanstichter zou zijn van geweld tegen moslims.
Ik kon dit natuurlijk niet over mijn kant laten gaan. Een bevriend lid van het cda in Den Haag raadde mij aan excuses te eisen, niet van deze twee leden, maar van het hoofdbestuur van het cda. Naar het schijnt heeft dat tot vier uur 's nachts in Maastricht hierover vergaderd. Het werd een rel met electorale gevolgen, want in de Statenverkiezingen kreeg de vvd omgerekend naar de Tweede Kamer 44 zetels. Bijgevolg kregen wij in de Eerste Kamer meer zetels dan PvdA en D66 tezamen.
Bij het volgende ‘broodje Kok’, onze gezamenlijke lunch op woensdag, kreeg ik de wind van voren. Tevergeefs protesteerde ik dat zij - Kok en Van Mierlo - niet tegen mij, maar tegen Maij-Weggen en Oostlander moesten blaffen, want die waren de aanstichters van het kwaad geweest. Neen, ik was zelf verantwoordelijk. Van Mierlo was beducht ‘voor die donderwolk aan de horizon waar wij niets aan kunnen doen’. Ik heb hem maar niet gezegd welke maatregelen hij zou kunnen voorstaan, want dat zou de ruzie alleen maar hebben verlengd.
Op 28 juni 1995, vlak voor het zomerreces, had er in de Tweede Kamer een discussie plaats over opmerkingen die ik kort daarvoor op een partijraad van de vvd had gemaakt. Wat had ik gezegd? Dat er een einde moest komen aan de Nederlandse aanwezigheid in Bosnië. Dutchbat, zoals onze troepen in Bosnië werden genoemd, lag daar sinds begin 1992. Dat was meer dan de afgesproken termijn van drie jaar. Onze troepen moesten natuurlijk op een fatsoenlijke manier worden teruggetrokken, niet alleen op een veilige wijze voor henzelf, maar ook zo dat anderen hun plaats zouden kunnen innemen. Ik wilde mijn volle aandeel in elke internationale inspanning nemen, zei ik, maar niet meer dan mijn volle aandeel, en wij zaten nu aan onze taks. De navo en de Verenigde Naties werden in Bosnië totaal belachelijk gemaakt. Er was weer een offensief rondom Sarajevo geweest. Nu was de tijd gekomen na te denken over een ordentelijke, niet eenzijdige aflossing van de wacht.
| |
| |
Mijn standpunt was betrekkelijk eenvoudig, maar heeft niettemin geleid tot veel nierenproeverij door de collega-fractievoorzitters, waarbij vooral Jacques Wallage zich onderscheidde door insinuaties. Zo meende hij dat ik ‘flirtte met die gevoelens in de bevolking die [neerkwamen] op: laten wij daar maar weggaan’. Gerrit Jan Wolffensperger vatte zijn visie op mijn uitspraak samen met de woorden: ‘Laten wij zo gauw mogelijk wegwezen, voordat daar de kladderadatsch uitbreekt.’
Een week of twee na dit debat brak in en rondom Srebrenica de kladderadatsch uit die leidde tot de grootste massaslachting in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Twee- tot drieduizend islamitische Bosniërs zijn toen het slachtoffer geworden van etnische zuiveringen, dus van genocide. Dat drama vloeide voort uit de compromisloze houding van de Serviërs. Dutchbat was te licht bewapend voor een echt gevecht. De instructie sloot ook uit dat het de enclave tegen een aanval zou verdedigen. In feite was Srebrenica onverdedigbaar en was Dutchbat opgezadeld met een missie die alleen mogelijk was zolang de Serviërs de enclave respecteerden. Daarna werd het een mission impossible.
Dutchbat voelde zich in de steek gelaten door de Verenigde Naties. Verzoeken om luchtsteun werden afgewezen tot het te laat was. De vn-militairen werden ook bespot, geïntimideerd, vernederd en gegijzeld. Dat had de geloofwaardigheid van de vn in ernstige mate ondermijnd. Ronduit schandelijk was het optreden van overste Thom Karremans, de commandant van Dutchbat, die op een persconferentie het glas met de Servische commandant had geheven. Dat had geen enkel gevoel voor verhoudingen verraden.
Minister van Defensie Joris Voorhoeve vroeg mij later of ik vond dat hij had moeten aftreden. Ik vond van niet en zei dat Dutchbat als het ware was uitgeleend aan de Verenigde Naties, die de verantwoordelijkheid droegen. Wel heeft Voorhoeve zich bespottelijk gemaakt door zich met een helm op te laten fotograferen, hoewel hij geen enkele operationele bevoegdheid had.
| |
| |
Voor Nederland was het een dure les internationale realpolitik geweest. Helaas was die les betaald door de ondergang van enige duizenden Bosnische moslims.
|
|