stand tussen kiezer en gekozene. Op de langere termijn kan de politiek daarmee haar eigen legitimiteit ondergraven.
De samenhang tussen overtuigingskracht en politieke taal is dus een belangrijk thema. Ook in de politiek geldt dat wie de vorm beheerst, de inhoud meester is. Meer aandacht voor welsprekendheid kan daarom de band tussen kiezer en gekozene versterken. Dat levert zowel goede sprekers als kritische luisteraars op.
De historicus Hayden White legde in zijn boek Metahistory, dat begin jaren zeventig verscheen, een verband tussen de wijze waarop door middel van verschillende typen van beeldspraken relaties worden gelegd en de manier waarop historische verhalen worden verteld. Whites stelling is dat een verteller maar een beperkt arsenaal aan vertel- en presentatiemogelijkheden heeft. Tussen denkstructuren enerzijds en taalstructuren, verhalen en betogen anderzijds bestaat volgens hem een vast verband. Niemand kiest zijn woorden naar willekeur. We ordenen, leggen verbanden en vertellen volgens bekende patronen.
De jaren zeventig worden vaak geroemd om de helderheid van het politieke debat. Maar de inhoud van het debat was destijds niet anders dan nu. Toen bevonden zich vele aansprekende persoonlijkheden onder de politici, zoals Den Uyl, Van Agt en Wiegel. Ze slaagden erin hun boodschap helder op media en publiek over te brengen. Ze maakten daarbij gebruik van vaste metaforen die aansloten bij hun politieke visie en denkwijze. In die denkwijze overheerste het idee van strijd.
Ik geef als voorbeeld de wijze waarop de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA, Ed van Thijn, de periode van het kabinet-Den Uyl beschrijft. Hij roept een maatschappelijk beeld vol scherpe tweedelingen op. De ‘weerstand’ tegen progressief beleid was groot. Men werd ‘met diep wantrouwen besnuffeld’. Er waren ‘felle haatcampagnes’ van rechts. ‘Nieuwe scheidslijnen tekenen zich af, dwars door het oude klassenmodel heen,’ vond Van Thijn. Er was sprake van ‘een Wiegeliaanse lofzang op de bevoorrechte groepen’. De vvd was ‘een keiharde pleitbezorger’ van de belangen van de grote ondernemingen.
Toen Van Thijn terugblikte op de jaren '73-'77, schreef hij dat de bewindslieden zich in een ‘strijdsituatie’ bevonden. Men ging het gevecht aan en zat daarbij ‘in de voorste linies’. Men