tijdgenoten uit. Toen hij in 1921 in Engeland voor zijn schrijverschap werd gehuldigd, rekende men hem daar tot een van de vijf of zes grootste schrijvers van zijn tijd. En let wel, het was de tijd van Marcel Proust en Thomas Mann. Katherine Mansfield vond dat in de hele Engelse literatuur niets met De boeken der kleine zielen kon worden vergeleken.
Een schrijver geeft ons inzicht in menselijk gedrag, maatschappelijke zeden en gewoonten, en zet ons aan het denken. De thematiek van Couperus - noodlot, decadentie, schuldgevoel - heeft niets aan zeggingskracht ingeboet. De geschiedenis van Cornelie de Rets uit Langs lijnen van geleidelijkheid maakt ons bewust van de veranderde verhouding tussen man en vrouw. De Kleine zielen kunnen niet ontsnappen aan de negatieve krachten waardoor ze zich omringd weten. De Stille kracht maakt ons gewaar van onvermoede en onbestemde verschijnselen. Ook aan de Oude menschen blijft schuld knagen, ondanks hun hoge leeftijd.
Niet alleen schrijvers zelf, ook een econoom als Arjo Klamer wijst op de waarde van de literatuur. Klamer vindt dat er te veel studenten economie en bedrijfskunde worden opgeleid, terwijl het bedrijfsleven op managementniveau juist behoefte heeft aan mensen met sociale en psychologische vaardigheden. Dus meer in de letterkunde opleiden, concludeert hij. Want mensenkennis leer je niet uit statistieken en andere sommen, maar wel via de literatuur.
William Faulkner gaf, toen hij de Nobelprijs voor literatuur in ontvangst nam, een niet mis te verstane morele opdracht aan de schrijvers mee. Het is de taak van de literatuur mensen te herinneren aan deugden als moed en eer, hoop en trots, medeleven, medelijden en opoffering. Deugden die de geschiedenis van de mensheid kenmerken, aldus Faulkner. Het zijn deze deugden die fungeren als de pijlers waarmee een auteur de mensheid schraagt.
Als dit zo duidelijk is, hoe komt het dan dat er toch steeds minder wordt gelezen? Onlangs publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau een overzicht van een halve eeuw studie naar leesgedrag en de verschijnselen die het lezen bedreigen. Er blijkt een ‘uitgesproken teruggang’, vooral onder mensen beneden de veertig. Jongeren hebben volgens het scp een ‘beperkt