de noodzakelijke collectieve voorzieningen.
De wet van Wagner bezat ongetwijfeld geldigheid in de tijd dat hij werd geformuleerd (namelijk in de eerste fase). In het licht van de ‘sociale kwestie’ van die periode, was het zeker noodzakelijk dat de publieke sector sneller groeide dan de particuliere. Maar in de huidige (derde) fase van de economische ontwikkeling moeten we de wet van Wagner amenderen. De publieke consumptie en overdracht van inkomsten mag niet langer gelijk opgaan met de groei van het nationaal inkomen. Gezien het huidige welvaartsniveau is dat niet langer noodzakelijk.
De primaire taak van de overheid is dus het beschermen van het privé-domein, dat wordt afgebakend door het recht op vrijheid van het individu. Hiervoor is een minimale staat vereist. Vervolgens is de welvaartsstaat ontstaan om positieve vrijheid te creëren. Nu deze eeuw bijna ten einde is, beginnen we de verantwoordelijkheden van de overheid te beperken, aangezien mensen in toenemende mate in staat zijn hun eigen middelen tot zelfverwezenlijking te creëren. Dit is echter niet de enige reden waarom we zouden moeten pleiten voor een verder terugdringen van de taken van de staat.
Ik heb hierboven al opgemerkt dat het herverdelen van middelen door de overheid teneinde positieve vrijheid te creëren, ook negatieve implicaties heeft. Herverdeling kan onverenigbaar zijn met effectiviteit. Herverdeling om voor iedereen kansen op zelfverwezenlijking te creëren, kan ook tot een vertraging van de economische groei leiden, wanneer de gelijkheid zo ver is voortgeschreden dat mensen minder bereid zijn zich in te spannen. Naar mijn mening is dit in sommige West-Europese landen het geval.
Hervorming van de welvaartsstaat is dus niet alleen mogelijk, maar ook wenselijk met het oog op het herstel van de economische dynamiek. In een samenleving met een kleinere, effectievere overheid kan de welvaart sneller groeien dan in een samenleving waarin een topzware overheid de particuliere sector verstikt.
Op basis van deze ideeën heeft de Nederlandse regering sinds het begin van de jaren tachtig een politiek van afslanking van de welvaartsstaat gevoerd. Hierdoor loopt het tekort van de publieke sector terug en neemt de belasting- en premiedruk af. Dit