| |
| |
| |
Republikeinsch weder.
........‘When thou haply seest
Some rare note-worthy object in thy travels,
Make me partaker of thy happines.’
We hadden vaarwel gezegd aan Richmond, Virginia's schoone hoofdstad op de heuvelen aan de kronkelende James-rivier, en zagen van verre nog hare kerktorens uit breedgetakte boomen omhoog steken. We hadden pas een bezoek afgelegd aan haar ontzaglijke tabaks- en ijzerfabrieken en haar reusachtige meelmolens, die 1500 vaten per dag afleveren. De stad heeft vijftig tabaksfabrieken, elk waarvan aan 50 à 200 werklieden arbeid geeft, die dagelijks een 20.000 pond tabak afleveren waardoor de staat aan belasting tusschen de drie en vier millioen dollars per jaar ontvangt.
De tabak wordt uit de plantages van Virginia en Noord-Carolina aangevoerd en in houten pakhuizen, buiten de stad aan de rivier, opgeslagen. Een beëedigd inspecteur trekt dan monsters en op de tabaksbeurs wordt de tabak daarnaar verkocht.
Richmond's groei en ontwikkeling na den burgeroorlog verrassen iederen Amerikaan die zich den toestand der overrompelde stad herinnert in 1865, toen ze den tweeden April ingenomen werd door generaal Weitzel, en de geconfedereerden, eer ze vluchtten, huizen en fabrieken in brand hadden gestoken. De uitgebreide regeerings-pakhuizen, tot het dak volgeladen met tabak, brandden als zoovele reuzen-pijpekoppen ledig, en mijlen en mijlen ver rook men de geur van de beste Virginia-tabak. De negers, die de soldaten der Noordelijken met
| |
| |
geestdrift verwelkomden, waagden het leven om uit de brandende pakhuizen tabak te redden en die aan de soldaten te geven, zoodat, toen de ruiterij voor het Statehouse in positie kwam, iedere soldaat van 5 tot 50 pond beste rooktabak aan zijn zadel had hangen.
Schier alle mannen van zaken in het overwonnen Richmond waren in 1865 geruïneerd. Velen hunner waren zonen uit de oudste en edelste families van Virginia, gelijk die, welke Thackeray ons schetste. Ze zagen zich beroofd van hun fabrieken en voorvaderlijke eigendommen, maar ze togen moedig en vol geestkracht aan het werk. Geen assurantiemaatschappij betaalde schade in een burgeroorlog toegebracht; niemand hielp hen, gelijk men Chicago hielp na soortgelijke ramp, maar toch herbouwden ze huizen en fabrieken. De steenkoolmijnen en onovertreffelijke granietsteen-groeven in de buurt werden ontgonnen; de Tredegar ijzerfabriek, die de kanonnen der geconfedereerden gegoten had, begon werktuigen en ploegen te smeden, en tal van andere ijzerfabrieken gaven werk aan duizende arbeiders.
Richmond heeft zich onderscheiden door grooten ijver voor onderwijs. Veertig scholen werden opgericht voor de geëmancipeerde negers, en nergens in het Zuiden zag ik scholen, die zoo goed ingericht waren en waar men met grooter genoegen een paar uur het onderwijs kon bijwonen.
Richmond gaat, geloof ik, een groote toekomst te gemoet, en het dankt dit, gelijk mij werd medegedeeld door een ex-generaal der geconfedereerden, aan de vrouwen van Virginia. Zij hebben hart gegeven aan hun mannen, zeide hij, in den moeielijken tijd na den oorlog. Ze hebben armoede gedragen gelijk fiere, edele vrouwen, die van goed ras zijn, vermogen. Ze zijn moedig, geduldig en hoopvol geweest en hebben het meest bijgedragen om de verslagen, verloren idealen te vervangen, door voor de kinderen een goede krachtig gegrondveste toekomst voor te bereiden.
Door Richmond het laatst te zien toen ik het Zuiden verliet, nam ik een bijzonder liefelijke herinnering aan het schoone land mede.
| |
| |
Van Richmond gingen we naar Washington, de hoofdstad der groote Republiek.
Met de snelheid van een droom glijdt de reiziger die van Charleston komt uit het lauwe, groene Zuiden in het met sneeuw en ijs worstelende Noorden. Van de roode aarde, de glimmende akkers - hier en daar met een weinig sneeuw op de noordelijke helling besprenkeld - van de groene bosschen, zacht glansend in het zonlicht, komt men weder te midden van sneeuwvelden, die fel schitteren in de zon. Nauwelijks uit den trein gestapt gevoelt men het verschil. De lauwe warmte, de hemelsche zachtheid der lucht maken in New-Orleans en Mobile dat men rust lief heeft, inspanning haat. Hoe waardeert men daar het genoegen van te leven en adem te halen, van achterover liggend in een stoel een sigaar te rooken, luisterend naar liefelijk gezang. Lichamelijke arbeid is een last, lichamelijk genoegen en gemak worden van zelf gezocht en schijnen niet alleen verleidelijk maar natuurlijk. Geestelijke arbeid kost echter moeite, vooral in het Missisippidal in de nabijheid der groote wateren, die de warmte vochtig maken. Het is de hitte niet, want des zomers is het in New-York heeter dan in het Zuiden, doch het is de vochtige tropische invloed van het weder die geest en veerkracht verlamt. De heer Cable, de geestige, fijne romanschrijver, wiens schetsen en verhalen het New-Orleans van het slavenrijk, den bloeitijd der creoolsche oligarchie zoo treffend voorstellen, zeide eens aan pater Ryan, den priester-dichter uit Mobile (die de Soul of Lee en the Conquered-Banner dichtte) dat hij vaak al zijn geestkracht en zelfbedwang noodig heeft om zich te zetten voor zijn schrijftafel en zijn pen op te nemen. Het eenige waartoe men kracht en lust gevoelt is om vastbesloten te gaan achterover liggen en niets te doen.
Deze vadsigheid en lusteloosheid, door vochtige warmte en lauwheid gekweekt - in ons waterland zijn die eigenaardigheden niet onbekend - doen zich echter niet gelden in Tennessee, in de hooglanden van de Carolina's en van Georgia en in Virginia; doch in de lage deelen van het Zuiden is men zelfs des winters onder dien verslappenden invloed. Dit neemt niet weg dat
| |
| |
ook in de vlakke landen van het verste Zuiden vele blanken het klimaat goed verdragen.
In Louisiana ziet men tal van blanken, die in de zon arbeiden tusschen het suikerriet of de katoenstruiken. Vele planters beweren dat dit onmogelijk is, zoodat suiker- en katoenteelt verdwijnen zullen, indien de negers naar Texas en Mexico verhuizen; ‘doch een ons praktijk is vele ponden theorie waard’, merkte een planter op, die in het klein begonnen, met zijn zonen en enkele blanke arbeiders zijn velden bewerkte. In de moerassen kunnen echter alleen de negers het uithouden, daar de koorts de blanken uitput, uitmergelt, verdrijft of doodt.
Dit groote verschil tusschen de opwekkende lucht van het Noorden en Westen en de verslappende atmospheer van het Zuiden, doet de Vereenigde Staten meer op een werelddeel dan op een enkel rijk gelijken.
Een jaar of tien geleden was ik aan de Italiaansche meren. We hadden in een groote roeiboot bij Bellagio - dat schoon is als een droom van Shakespeare - uren lang op het blauwe meer geroeid en gedreven; we hadden in de schaduw der rotsen stil gelegen, ieder met een boek in handen; een liefelijke vrouwestem had zachtkens gezongen, en, gewiegeld in de boot, had ik eenige bladzijden uit the Earthly Paradise van den engelschen dichter William Morris voorgelezen. Een liefelijk beeld van volkomen rust, kalmte en vrede is me die roeitocht op het meer van Como steeds gebleven. Toen we op dien zomeravond huiswaarts keerden, terwijl de ondergaande zon de toppen der steile bergen verguldde en haar donkere schaduw op het water scheen te sluimeren, zeide een onzer: ‘Dit rust uit en stemt als de muziek van Mendelssohn.’ Een Amerikaan, die met ons in de boot was, zeide: ‘Ja, ge hebt gelijk, dit is volmaakte rust en vrede. We laten de riemen in het water hangen en drijven en droomen met Morris mede.
‘Doch helaas! in New-York kennen wij niet zulke tijden van stille rust, zulke zachte, liefelijke uren van droomend niets doen. Wij moeten altijd zwoegen aan de riemen totdat zij breken - of wij.’
Ik vond die woorden geschreven in een oud aanteekenboekje
| |
| |
van het jaar 1871, dat ik in Amerika bij mij had, en ze troffen mij zeer, toen ik juist door het land reisde, welks koortsachtige, rustelooze werkzaamheid door die tegenstelling zoo goed wordt aangeduid.
Komende van het Zuiden, waar men het mijmerend drijven met loshangende riemen zeker ook verstaat, en waar de negers het dolce far niente bijzonder waardeeren, scheen het Noorden dubbel zoo ijverig, rusteloos en veerkrachtig als toen ik het een paar weken geleden verliet.
Uit het zoele weder kwamen we weder in de koude, uit groene boomen en donkere akkers in een glinsterend en blinkend sneeuw- en ijsrijk.
‘Ja mijnheer! dit is echt republikeinsch weder, gelijk John Bull het noemt, als hij de door onze weerkenners aangekondigde stormen hoort bulderen en het voorrecht geniet onze depressies te voelen aankomen!’ zeide een oude heer in den trein, terwijl de sneeuw tegen de ramen zich ophoopte en we den wind hoorden loeien. ‘Een van de new-yorksche bladen merkt te recht op, dat wij aan de bittere winterkoude van Nieuw-Engeland onze republikeinsche instellingen te danken hebben en dat in de warme zuidelijke staten het klimaat de slavernij (dat is de loochening van alle republikeinsche beginselen) ontwikkelde.’
Ik houd hartelijk veel van een paradox en na den vroolijken ouden heer het gezegde van den Amerikaan in de roeiboot te hebben medegedeeld, vroeg ik hem, waar ik die verdediging van ‘republikeinsch weder’ kon vinden. Hij had den naam der courant vergeten, maar het uitknipsel, dat hij in zijn portefeuille had, was tot mijn dienst. Ik ging dadelijk aan het schrijven, en was dus in staat de nieuwe ontdekking in meteorologie, welke de aandacht van zoovele wetenschappelijke mannen ontgaan is, aan mijn lezers mede te deelen. Men moet echter wel opmerken, dat niet beweerd wordt dat het weder in eenig land onder den invloed staat van den regeeringsvorm, welke daar heerscht, maar wel dat de regeering het kind van het klimaat is!
‘Ge zult nooit het verschil tusschen de staatkunde en be- | |
| |
ginselen van Noorden en Zuiden begrijpen, als ge geen kennis hebt gemaakt met het winterklimaat van Chicago en Boston en dat van Florida en New-Orleans,’ zeide de vriendelijke prater, terwijl ik aan het noteeren was. ‘Wilt ge het communisme en nihilisme van Rusland begrijpen, raadpleeg dan den thermometer; wilt ge weten waarom uw eigen land gereformeerd en vrijheidlievend is, kijk dan maar eens naar uw schilderijen, waarop schaatsenrijders bij vallenden avond over gladde ijsbanen zweven. Wat zegt de ervaring bijvoorbeeld aangaande Griekenland? Dat men zonder kennis van den thermometerstand in dat bergachtig landje aan de Middellandsche Zee, nooit zijn geschiedenis begrijpen kan. Het land heeft een ruw en koud klimaat in den winter. Sneeuw ligt maanden lang op zijn bergen, van wier toppen ijzige winden in de dalen vallen, winden, die koud genoeg zijn om zelfs een constitutioneele monarchie den dood op het lijf te jagen. Daarom waren de Grieksche staten jaren lang republieken en zelfs op dit oogenblik is griekenland feitelijk een republiek. Geef het land een ander klimaat en het wordt Turksch.
Italië was 's winters buitengewoon koud ten tijde der Gracchen, en zoo in de eeuw van Augustus geen warmer tijdperk begonnen ware zou het keizerrijk nooit geslaagd zijn. Het is het zwitsersche klimaat, dat de Zwitsers Calvinisten en republikeinen gemaakt heeft, en hetzelfde klimaat heeft der republiek Andorra in de Pyreneeën het aanzijn gegeven.
Engeland dankt aan den golfstroom en aan de lauwe, zoele, mistige, regenachtige winters zijn tories, zijn bisschoppen en zijn Huis der Lords; maar aan zijn koud voorjaar en barren zomer zijn vrijheidszin, zijn puriteinen en presbyterianen en zijn Huis der Gemeenten. Het heeft een paar ouderwetsche ijskoude winters gehad; we hebben het over den Atlantischen oceaan wat republikeinsch weder toegezonden en let eens op de gevolgen. Een nieuwe, liberale landwet voor Ierland is in de maak; het feudalisme der landlords, die op verbeurd verklaard goed misbruik maken van hun macht, wordt geknot en het feudalisme in Engeland krijgt daardoor tevens den dood- | |
| |
steek. Nog een paar zulke winters... en het Hoogerhuis der erfelijke pairs waggelt!
‘In onze Zuidelijke Staten waren de slavernij en het luie creoolsche leven geheel een gevolg van het monarchale weder in het Mississippi-dal. Spreek me niet van de zuidamerikaansche republieken! De naam doet niets ter zake; er zijn koninkrijken die republieken, republieken die koninkrijken zijn. Een zuidamerikaansche grondwet beteekent niets; een militaire dictator, die als een despoot regeert, springt telkens door de grondwet heen en het volk buigt zich neêr. De voorspoed van Brazilië, welks fondsen bijna pari staan, bewijst dat alleen dan een zuidamerikaansche staat kan bloeien, wanneer de grondwet in overeenstemming wordt gebracht met het weder en de regeering met het klimaat.
‘Wanneer ge, kil en koud, met de voeten moet stampen om niet te bevriezen, en hard moet loopen en werken om uw brood te verdienen, dan gaat de eerbied voor oude en geachte vooroordeelen verloren, dan vermindert de persoonlijke loyauteit en onderdanigheid jegens heerschers, dan bevriest het moerassige conservatisme, dat oude misbruiken verkiest boven nieuwe hervormingen. Ik heb wel eens gehoord, dat die gevoelens geheel onbekend zijn bij Eskimo's, die binnen den Poolcirkel wonen. Ze hebben geen heerschers, ze weten niets van het verleden, en ze hebben niets te behouden.... alles een gevolg van het klimaat. Veertien weken per jaar de thermometer op 10 graden Fahrenheit... en geen monarchie bleef bestaan. In een warm klimaat, waar de grond bijna van zelf vruchten voortbrengt en een hangmat onder de magnolia's een even liefelijke rustplaats is als uw boot te Bellagio, verlangt men naar slaven onder zich en een dictator boven zich, want men is te comfortable om een cent te geven voor zelfregeering.
Er is geloof ik één republikein in Engeland, namelijk zekere man die Bradlaugh heet. Het is jammer dat die republikein zoo tegen bidden is, want anders moest hij smeeken om eenige ijzige winters als de twee laatste.’
Men kan op een trein toch veel leeren. Ik kwam te Washington aan met een nieuw inzicht in de geschiedenis en begon
| |
| |
te begrijpen, dat Buckle in zijn geschiedenis der beschaving zoo erg niet had misgetast. Het argument van den ouden heer zegt veel ten gunste van zelfregeering voor de verschillende staten in de Unie, die volgens de begrippen der burgers en het klimaat van het land bestuurd worden, en in elk geval deed het mij iets begrijpen van het ontzaglijk verschil tusschen Zuid en Noord, tusschen de rust en kalmte aan de Mississippi en de bedrijvigheid en stalen geestkracht in het Noorden.
Wanneer ik soms mijn vrees uitdrukte voor de eentonigheid, welke het overwicht van het anglo-germaansche ras aan de beschaving van Amerika moet geven, dacht ik wellicht niet genoeg aan de uitgebreidheid van het land, aan de gevolgen van het klimaat. Wanneer we denken aan het verschil tusschen Friezen en Limburgers in ons kleine land, dan moet ons geloof aan den staatkundigen invloed van weder en ligging versterkt worden. En dan neme men de kaart van de Vereenigde Staten voor zich. Kijk eens naar die bevallige reuzenketen van zoetwater-zeeën, welke zijn noordelijke grenzen vormen; naar den Atlantischen Oceaan in het Oosten, de Stille Zuidzee in het Westen, en de liefelijke Middellandsche Zee van Mexico ten Zuiden. Welke verscheidenheid van klimaat, en hoe zullen de europeesche rassen, die Amerika bevolken, veranderd en gewijzigd worden door die verschillende soorten van winterweder! Wanneer in het Zuiden de blanken hun natuurlijk overwicht herwonnen hebben, dan zal de vrije arbeid der negers den landeigenaars den tijd tot zelfbeschaving en tot het waardeeren van kunst en letterkunde geven; genietende van de vruchten van den handenarbeid van anderen, zullen zij de conservatieve kracht in de groote republiek vormen en een zekeren aristocratischen bijsmaak aan de frissche democratie geven. Het klimaat komt elken eisch van een beschaafd volk te gemoet. De heerlijke opwekkende lucht in het Noorden en Westen wekt geestkracht, ondernemingszucht, mannelijke vrijheidsliefde, fier geloof in de toekomst. De heete zomer dwingt overal, tot in het Noorden, tot rust en verpoozing en werkt als veiligheidsklep, door de spanning te verminderen, de te groote kracht te temperen, en belet dus het weder al te repu- | |
| |
blikeinsch te worden, een al te democratische en socialistische beweegkracht te zijn.
Als men denkt aan het verschil, het volkomen tegenovergestelde van weêr en klimaat in de verschillende deelen van de groote republiek, dan gevoelt men vernieuwden eerbied voor de helderziende, scherpzinnige grondleggers van den Staat, die het voortreffelijke politieke stelsel der republiek uitdachten. Waar is in een sterfelijk wezen, waar is in een enkele vergadering van gewone menschen de wijsheid te vinden om wetten te maken, die, gelijkelijk toegepast, tegenovergestelde behoeften en voorwaarden moeten bevredigen? Nergens. Den verschillenden staten wordt daarom vrijgelaten voor zich zelf te zorgen, en wetten te maken voor eigen gebruik. Men schakelde ze aaneen voor gemeenschappelijke verdediging en welvaart; men gaf den burgers een groot vaderland, dat voor de grootste verscheidenheid van gaven en talenten een veld aanbiedt, waar een gemeenschappelijke taal, toekomst en belang de burgers aan elkander binden. Men gaf aan dorpen, steden en staten voldoende macht tot zelfregeering; men stelde de rechterlijke macht zelfs boven de wetgevende macht, om de dwinglandij van een meerderheid te voorkomen en ook minderheden te beschermen; en het kleine overschot van macht werd toen aan de centrale regeering gegeven, die echter over voldoende middelen beschikt om voor de nationale verdediging en eer te zorgen. De macht is dus gegeven aan hen, die het grootste belang hebben bij haar goede en verstandige uitoefening en die de meeste kennis hebben van locale toestanden. Men heeft gedacht aan den invloed van het klimaat, en daarom geloof ik dat in de Staten het weder altijd republikeinsch zal blijven.
|
|