tischen Oceaan en de Golf tot Galveston in Texas uit. De diepte dier bosschen wordt op merkwaardige wijze berekend. Ze strekken zich over het algemeen even ver van de kust uit als het vloedwater van de zee door de rivieren het land indringt.
De belangrijkste nog niet ontgonnen timmerhout-streek (lumber region zeggen de Amerikanen) in het Zuiden strekt zich uit van den Atlantischen Oceaan, dwars door Zuid Georgia en Alabama, over de landengte welke deze staten van Florida scheidt, tot de groote rivieren die in de baai van Mobile vloeien.
Het was een dezer weergalooze stroomen, welke ik in vogelvlucht als het ware, van omhoog overzag. ‘Kunt ge niet begrijpen’, zeide een houtkooper uit Boston, die naast mij op het balkon den breeden woud-stroom aanschouwde, waarin de reusachtige boomen zich weerspiegelden, ‘kunt ge niet begrijpen dat deze bosschen den pionier, die met de bijl voorwaarts trekt, onuitputtelijk en onmetelijk schijnen. Toch zullen deze reusachtige wouden dra den weg opgaan van die van Maine.’
Het is te hopen dat het voorbeeld van het Noorden het Zuiden bate, en dat de verschillende staten voor verwoestend kappen zullen waken, vooral op de zandvlakten aan de zee, waar, eens vernield, geen bosch meer groeien wil. Het Zuiden gaat zulk een schoone toekomst te gemoet, indien de emigratie oordeelkundig geleid, en des houthakkers almacht beperkt wordt.
Toch is het een heerlijk, opwekkend gezicht overal in het Zuiden den houthakker aan het werk te zien, teelgrond bevrijdend van boomen, en huizen van twee verdiepingen in de wildernis bouwende.
Verderop leidde onze weg langs de Golf ons door donkere bosschen van dikke denneboomen, en zagen we hoe hier en daar breedgeschouderde, lang gebaarde mannen, in rood flanellen hemd en donkere broek met hooge waterlaarzen gekleed, boomen velden en hutten van witte kruiselings gelegde balken bouwden. Ze vestigden zich daar als terpentijnboeren, en men zag mijlen ver de witte openingen in de boombast, waaruit de boomen getapt worden. Ik wierp twee dagbladen van mijn balkon aan de pioniers toe; een luid hoerah! was mijn dank, de bijlen werden