Van 't noorden naar 't zuiden. Schetsen en indrukken van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Deel 2
(1882)–Charles Boissevain– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
Puriteinen en cavaliers.Ik heb een ouderwetsche plantage bezocht en met verstandige blanken en vrije negers, die eens slaven waren, gesproken; en tusschen de katoenvelden door de dikke modder van roode klei voortstappende, is mij veel uit verleden en heden duidelijker geworden dan ooit te voren. Onder anderen bespeur ik, dat ik altijd de voorvechters der Zuidelijke staten te veel vereenzelvigd heb met de verdedigers van de rechten der afzonderlijke staten, en dat ik gedeeltelijk blind ben geweest voor de dubbele beginselen, waarvoor zoowel het Noorden als het Zuiden streed. Een der begaafdste mannen uit de staten, een nog jong rechtsgeleerde, de heer Cabot Lodge, van Boston, maakte mij dit duidelijk. De eigenlijke strijd, gevoerd tusschen Noorden en Zuiden was dezelfde als die, welke weleer volstreden werd door de Puriteinen en de Cavaliers. Het was de worsteling tusschen democratie en aristocratie, tusschen de rechten van allen en de voorrechten van enkelen. Twee maatschappelijke stelsels waren opgegroeid in de Vereenigde Staten, en zelfs in dat reusachtige land was geen plaats voor beide. Zonder vrijen arbeid kon het onmetelijke land niet ontgonnen worden, en vrije arbeid werd verstikt in een atmosfeer, waarin slaven adem haalden. Het was de heldentijd van Amerika, toen de twist tusschen deze beide stelsels beslist werd, toen de jonge Jasons en Herculessen van winkel en kantoor opstonden in hun jonge man- | |
[pagina 226]
| |
nenkracht, om het veelhoofdig monster, dat de republiek bedreigde, te bevechten. De amerikaansche nationaliteit moest gered worden uit de klauwen van het separatisme; de amerikaansche democratie moest zich ontworstelen aan de erfelijke aristocratie van Virginia. Nieuw-Engeland, met Boston als centrum, vertegenwoordigde met zijn stelsel en beginselen, die gegrond waren op het kerkbestuur der oude roemrijke Puriteinen, de democratie; Virginia met zijn aristocratie van slavenhouders, met zijn groote landeigenaars en edelen van engelsche afkomst, die behebt waren met de geërfde, ingeroeste vooroordeelen van l'ancien régime, was de banierdrager van hen die een oligarchie wilden handhaven, die een overheerschende klasse van slaveneigenaars in theorie en praktijk wenschten te behouden, daar democratie en regeeringloosheid in hun oogen gelijkluidend waren. Zij bedienden zich als wapen, als middel om hun doel te bereiken, van die souvereiniteit van elken afzonderlijken staat, welke gelukkig zoowel tegenwoordig als weleer door alle amerikaansche partijen gelijkelijk geëerbiedigd en gehandhaafd wordt. De aristocratie van Virginia, welke eens een Washington aan Amerika schonk, was meer en meer verlaagd en verzwakt geworden door het gevloekte stelsel der slavernij. De edelen werden feitelijk slavendrijvers en blank-officieren - het was een souverein, weelderig, vroolijk leven dat ze leidden, en hier rondgaande, wenscht men onwillekeurig dat men eens de gast had mogen zijn van een der oude meesters van het land op zijn plantage. Doch het stelsel was even gevloekt en innig onzedelijk, als het régime dat onder Lodewijk XIV en XV in Frankrijk de revolutie voorbereidde en onontbeerlijk maakte, gelijk drukkende hitte het onweder. Mannen van eer hadden telkens een stelsel te verdedigen, dat ze in hun hart, als afschuwelijk en demoraliseerend zoo voor meesters als voor slaven, moesten veroordeelen; de onbeperkte macht over hun medemenschen, die als dieren des velds behandeld, gekocht en verkocht werden, deed de edelen hun goede manieren zoowel als hun goede beginselen verliezen. De Cavaliers hadden zich weder verbonden en vereenzelvigd met een slecht, onzedelijk stelsel en be- | |
[pagina 227]
| |
ginsel, maar Goddank! de Puriteinen overwonnen ook in de nieuwe wereld; de regeering door één klasse, door één enkelen stand, de aristocratie die op slaven en onbeperkte rechten steunde, werd verslagen, verdelgd, gedood. De democratie heerscht nu in het groote, rijke land, en onze kinderen zullen het gewaar worden of deze groote, machtige poging om allen door allen te laten regeeren, in Amerika zoo goed slaagt als thans waarschijnlijk is. Ik heb met oude slavenhouders gesproken, en deze erkennen dat de slavernij terecht gevallen is, dat vrije arbeid beter vruchten draagt dan ze ooit gedacht hadden, al beklagen ze zich bitter, dat de regeering, door het stemrecht aan de bevrijde slaven te geven, te ver is gegaan, en volk en land ongelukkig heeft gemaakt. Ik heb met oude negers, met bevrijde slaven gesproken, en ik heb van hen bijzonderheden vernomen aangaande het plantageleven van weleer, die men in hun gebroken taal met hun stem en gebaren moet hooren vertellen op de plaats zelve, om ten volle te begrijpen, hoe verschrikkelijk, hoe afschuwelijk en onteerend dat oude stelsel was. Het is geen fabel, het is geen overdrijving dat oude slaven, als ze tot geen werk meer nut waren, gedood werden om voedsel te besparen, dat aan doode werkkrachten weggeworpen zou zijn; en het is evenmin een fabel dat de vrouwen zusters en dochters der slaven vaak het verschrikkelijkste lot hadden te ondergaan, en dat de planters de zonen en dochters, welke de slavinnen hun schonken, vaak verkochten en mishandelden. Den Almachtige zij lof, dat dit gevloekte stelsel met wortel en tak is uitgeroeid en dat bij de verdelging er van de rechten en souvereiniteit der afzonderlijke staten niet ten gronde zijn gegaan. Want het beginsel der rechten van elken staat schijnt mij een levensbeginsel toe van de republiek. Ik ben een ouderwetsche liberaal en ben voor niets zoo bevreesd als voor de dwingelandij van te groote centralisatie, als voor overdrijving van de almacht van den staat over provincies en steden. Ik geloof in het oude beginsel, dat de oude teutoonsche stammen in de oer-wouden van Duitschland reeds onderscheidde, in dat | |
[pagina 228]
| |
beginsel van locale zelfregeering, hetwelk de vlaamsche steden, de Hanze-steden, Engeland en Nederland groot, rijk, vrij en machtig gemaakt heeft en waarvoor te groote centralisatie de gevaarlijkste vijand is. Ik zou het algemeen stemrecht in ons vaderland verwelkomen, als het der minderheden meer kracht gaf, als het steden en provincies in haar eigen vrije, onafhankelijke leven versterkte. Indien de slavernij enkel had kunnen overwonnen worden door de rechten der staten prijs te geven en een militaire, centrale dwingelandij voor te bereiden, dan waren de kosten dier bevrijding ontzettend zwaar en de straf verpletterend geweest, doch dit heeft niet plaats gehad. Het anglo-germaansche ras, dat dit land der wonderen bewoont, had een dure les geleerd, was wijs door ervaring, en het instinkt voor vrijheid, de eerbied voor wet en recht hebben gezegepraald. Het Zuiden stond steeds een honderd jaar bij het Noorden in ontwikkeling en geestkracht achter en dit werd veroorzaakt door de slavernij. Nu zij verdwenen is, blijven de gevolgen nog bestaan.... dit kan niet anders. De gewone beschavende invloeden van onzen tijd: vrijheid, onderwijs, handels-ondernemingen, nijverheid, ontginning van nieuwe hulpbronnen, zullen hierin langzamerhand meer en meer verbetering brengen, doch geduld is onontbeerlijk. Er zijn wonden die slechts langzaam genezen, en het is ontegensprekelijk dat de reconstruction policy, de staatkunde na den oorlog, die wond aanvankelijk open hield, door het overwonnen volk republikeinsche avonturiers uit het Noorden tot meester te geven. Onmisbaar was het dat een omwenteling, zoo ingrijpend, aanvankelijk veel ellende moest veroorzaken, en dat het ontwortelen van een eeuwenouden boom, als die der slavernij, niet zonder hevige schokken en rukken plaats kon hebben. Doch niettemin is een groot deel van de wanhopende ellende het gevolg geweest van de dwaasheid om plotseling volle staatkundige rechten te geven aan zoo pas bevrijde slaven, die niet voor zich zelve konden denken en enkel werktuigen van kundige plaatsjagers en politici van beroep werden. De wreedste slag, dien men den bevrijden slaaf kon toe- | |
[pagina 229]
| |
brengen, was hem onvoorbereid in het amerikaansche staatkundige strijdperk te werpen, als verlokkende prooi voor uitgehongerde avonturiers uit het Noorden, die den schilderachtigen naam ontvingen van ‘carpet-baggers’, van lieden die met een reiszak tot eenige bagage waren komen aandrijven langs de Mississippi. De staat kan onmondigen wel het recht, maar daarom nog niet de macht om te stemmen verleenen. In plaats van den planter kreeg de neger nu den carpet-bagger tot meester; want het denkbeeld als zou de zwarte in het Zuiden of elders kunnen regeeren over blanken is belachelijk. De blanke moet de oudste broeder, het hoofd blijven, en hiertegen kan evenmin gestreden worden als tegen een natuurwet. Men heeft den neger voor partij-dienst geprest, gelijk hij weleer tot huis- en velddienst gedwongen werd. De republikeinsche partij-menners hebben hem in het gareel gebracht, opdat het Zuiden gereorganiseerd mocht worden volgens hun denkbeeld en tot handhaving hunner partij op het kussen en in het bezit der vette posten en ambten. Toen de burgeroorlog ten einde was moest de staat beslissen, hoe de bevrijden te ontwikkelen en tot burgers op te voeden, zonder alle instellingen omver te werpen en het Zuiden aan regeeringloosheid over te geven. De staat had de volkomen macht in handen. Het Zuiden was overwonnen, weerloos; aan zijn middelen van bestaan zoowel als zijn regeering was voorloopig een einde gemaakt. De slaven waren bevrijd niet door eigen kracht en roemrijk lijden en strijden; ze waren door Lincoln vrijverklaard als maatregel tot bevordering van het algemeen welzijn. Die vrijheid - verleend niet verworven - moest gewaarborgd worden voor het vervolg; men wilde bovendien de kleurlingen maken tot grondslag van den hernieuwden staat, tot hoeksteen der ‘reconstructie’ en verleende hun dus onmiddellijk gelijke rechten met de blanke burgers van de Noordelijke staten, terwijl tal hunner vroegere meesters van alle burgerrechten verstoken bleven. Een nieuw staatkundig stelsel - lijnrecht tegen de overtuigingen, gewoonten, aard en traditie der beide rassen in - werd kunstmatig ingesteld en gekweekt, en aan negers die | |
[pagina 230]
| |
men in de huishouding geen dollar pleegt toe te vertrouwen, werden feitelijk de algemeene beurs, de inkomsten en de macht van de verschillende Zuidelijke staten overgeleverd. Dat hiervan een schrikbewind in menige staat het gevolg was; dat met verkiezingen en benoemingen geknoeid werd op voorbeeldelooze wijze, dat omkooperij en ruw bedrog in de gerechtshoven de overhand kregen en belastingen met wreede willekeur werden opgelegd, behoeft niemand te verwonderen. De avonturiers uit het Noorden, die in het overwonnen land, steunende op de negers, naar goedvinden handelden, dreven de schuld van Texas, van 1861 tot 1871, van twee millioen tot veertig millioen dollars op. Die van Louisiana groeide van elf tot veertien; die van Mississippi van niets tot een en een half millioen; die van Alabama van acht tot twee-en-vijftig millioen, en die van Georgia van twee tot twee-en-veertig millioen dollars. Dit alles kon den neger-kiezers niets schelen, en de blanken in het Zuiden, de natuurlijke leiders, hadden niets te zeggen en moesten toezien hoe de carpet-baggers naar willekeur handelden. Men moet bijzonderheden vernemen van de wijze waarop de onwetende neger jury-leden recht spraken om te beseffen aan welk schrikbewind, aan welke regeeringloosheid het ongelukkig Zuiden ten prooi werd. Dezelfde negers, wier loyauteit en trouw zoo bewonderingswaardig groot waren toen ze voor de vrouwen en kinderen der afwezige meesters waakten, werden dronken door de plotselinge vrijheid, dol door de plotselinge macht. In troepen trokken ze aanvankelijk het land door, verwachtende dat iets onvoorziens, iets ontzetttends en melo-dramatisch gebeuren zou. Aangespoord door gemeene blanken - de beruchte mean whites, - begingen ze hier en daar afschuwelijke misdaden en werden vrouwen op laaghartige wijze behandeld. Eigendommen liepen gevaar, er was geen wet, geen rechtsinstelling, en toen de bedreigde blanken zelven tot tegenweer de handen ineensloegen, namen deze het elendige, lafhartige middel te baat van een geheim genootschap van gemaskerde mannen, die zonder rechtspleging doodden en mishandelden. De Ku-Klux-Klan had aanvankelijk waarschijnlijk goede bedoelingen en wilde geweld en misdaad voorkomen | |
[pagina 231]
| |
en straffen, niet veroorzaken. Maar als een geheim genootschap in het duister werkt en gemaskerde beulen in het geniep de doodvonnissen van een onbekende macht ten uitvoer brengen, hebben particuliere vijandschappen, hebzucht en lage hartstochten een te gemakkelijk middel tot bevrediging in hun macht. De negers werden vervolgd, gejaagd, mishandeld en vermoord, en die weten wil hoe men te werk ging, leze het aangrijpende, meesterlijke boek van rechter Tourgie: ‘A Fools Errand.’ Dit onpartijdige boek, vol humor en gevoel, beschrijft op indrukwekkende, machtige wijze wat eerlijke brave mannen uit het Noorden, die na den oorlog het Zuiden poogden te reorganiseeren te lijden hadden. Het boek is feitelijk een vervolg op Uncle Tom's Cabin. Het is een verhaal dat niet geschreven maar geleefd is, en die het Zuiden wil leeren kennen, bestudeere dit boek vol geest en ingehouden tranenGa naar voetnoot1. De Ku-Klux-Klan is tegenwoordig zoo goed als onderdrukt, maar de negers kunnen niettemin nog geen onverhinderd gebruik maken van hun stemrecht. Behalve dat vele meesters verzaking van dit burgerrecht als voorwaarde stellen van in dienstneming, wordt den kleurlingen rechtstreeks, door geknoei of door openbare vervalsching der stembussen, belet te kiezen wien zij willen. De twee rassen staan vijandelijk - schier gewapend - tegenover elkander in Louisiana en Arkansas. Ze handhaven een soort van wapenstilstand in Texas en Mississippi; ze hebben een vergelijk getroffen in Alabama en Georgia en leggen enkel mijnen en tegenmijnen aan om elkander te overvleugelen. Van samenwerking is nog geen sprake. In Mississippi, Zuid-Alabama en Louisiana kunnen de negers niet stemmen zonder onwettige tusschenkomst der blanken, die geweld gebruiken of van de stemmen der kleurlingen geen notitie nemen en de meeste niet registreeren. Elk jaar wordt minder ruw geweld gebruikt en bloedstorting vermeden, doch men heeft evenveel kunstige en netjes ingerichte tooverdoozen en geheimzinnige bussen als een goochelaar om ze te ‘neutraliseeren’, zooals | |
[pagina 232]
| |
met een onschuldig woord een schuldige praktijk genoemd wordt. In de ‘zwarte districten’ heeft men een afzonderlijke stembus voor blanke en eene voor gekleurde kiezers. Tusschen twee nauw aaneengedrongen hekken, die slechts één man tegelijk doorlaten, moeten de kiezers doorgaan. Loopt de maatschappij gevaar door groote opkomst van zwarte republikeinen, dan wordt aanmerking gemaakt op het votum van een bijzonder onwetenden kiezer, liefst uit een afgelegen district of wijk. Terwijl de negers, die stemmen willen, achter hem in de nauwe doorloop zich verdringen, wordt om getuigen gezonden, die kunnen verklaren dat de kiezer bij hen bekend en werkelijk tot stemuitbrengen bevoegd is. Zoodra ze getuigenis hebben afgelegd wordt de neger beleefd toegelaten. Met kalmte, waardigheid en onder de beste vormen wordt de comedie gespeeld. De andere negers kunnen niet stemmen totdat dit moeielijke geval beslist is. Na een poos doet zich weder een dergelijke moeielijkheid voor, de tijd tot sluiting der stembus nadert intusschen, en weldra blijkt dat de democratische meerderheid gehandhaafd is. In andere oorden van het land worden deze vormen niet in acht genomen, doch worden de stemmen der negers eenvoudig niet allen geteld. Openlijk erkent men dat men dit doet, doch men verklaart dat zelfbehoud, bescherming van 's lands dierbaarste belangen tot deze onwettige maatregelen dwingen, zoolang de plaatselijke leiders en aanvoerders der bevrijde slaven roovers en oplichters zijn. Een nieuwe partij-formeering - overal in Amerika noodzakelijk - is vooral onontbeerlijk in het Zuiden. De lijn van huidskleur moet twee partijen niet langer verdeelen, en het geheele blanke Zuiden behoort niet langer solid, aaneengesloten democratisch te zijn niet uit overtuiging, maar enkel om de zelfzuchtige, hebzuchtige republikeinsche menners der negers te bestrijden. Doch eer dit geschieden kan behooren alle edele, nadenkende burgers, allen die de wet als souverein erkennen en geen laaghartig bedrog billijken tot begunstiging van welk goed doel ook, als één man protesteeren tegen het vervalschen der stembussen. Toen het onlangs der centrale regeering niet | |
[pagina 233]
| |
gelukte in de gerechtshoven van Zuid-Carolina de veroordeeling te verkrijgen van enkele democraten, die openlijk en zonder dit te loochenen de stembus vervalscht hadden, juichte de Charleston-News over ‘de welgelukte, heerlijk geslaagde verijdeling der zamenzwering om den staat te afrikaniseeren.’ Deze zamenzwering tot afrikanisatie bestond uitsluitend in het voor het gerechtshof dagen van hen die gefraudeerd hadden om een minderheid voor een meerderheid te laten doorgaan. Het maken van dubbele bodems in stembussen en het verwisselen van geprepareerde voor oorspronkelijke urnen kan nooit het geschikte middel zijn om aan de Zuidelijke staten een eerlijke, verstandige regeering te geven. De ongeschiktheid der negers voor het uitoefenen van het stemrecht kan aanleiding zijn voor een beweging tot verandering der grondwet, doch geen vertrouwen verdienen de voorstanders van een eerlijke regeering, die geen beter middel daartoe weten dan bedrog bij de verkiezing. Regeeren door middel van vervalschte registers en bussen met dubbelen bodem is gevaarlijker en onzedelijker dan een militaire dictatuur. De kennis, het gezond verstand, het kalme oordeel en het zelfbedwang welke een burger onontbeerlijk zijn voor het uitoefenen van het voorrecht, het vervullen van den eervollen plicht om eene stem uit te brengen, ontbreken der overgroote meerderheid van gekleurde kiezers geheel. Dienaangaande heerscht geen verschil van meening bij een der partijen. Schapen door herdershonden naar kooi gedreven zouden evengoed kunnen stemmen of ze al dan niet op de hei zouden willen blijven. En schapen zouden in dat geval wellicht een keuze hebben, daar de eene helft mogelijk slaap en de andere nog honger had, doch de negers hebben over de bij de stembus hun gestelde vragen geen oordeel, geen verkiezing. Ze weten en begrijpen niet wat van hen gevergd wordt, ze kunnen geen afgetrokken beginsel begrijpen; weten niets van de geschiedenis en het streven der wedijverende partijen af en stemmen alleen zooals de locale republikeinsche partijmenner gelast, omdat ze weten dat de republikeinsche partij de slavernij heeft afgeschaft. En met dit licht tevreden, vaardigen ze blindelings den grootsten schurk af en stel- | |
[pagina 234]
| |
len de belastingen en schatkist in handen van onwaardigen. Eene andere partijgroepeering is daarom noodig. Het Zuiden moet niet langer solid, ongebroken, aaneengesloten blijven tegen de partij die in het Noorden de overhand heeft. De verbittering der blanken tegen het zwarte ras vermindert gelukkig jaar aan jaar. Vele negers trekken naar de alluviale gronden, waar alleen zij tegen het klimaat bestand zijn, en naar het warme Mexico; en naarmate er meer europeesche landverhuizers zich in het heerlijke Zuiden vestigen, zal de verhouding tusschen de beide rassen beter en beter worden. Juist daarom moeten de beschaafde blanken het goede voorbeeld geven, en niet langer door bedrog en wetsschennis de zwarten van de stembus weren. |
|