op over de lieden van Missouri, zeggende: ‘Wat zijn dat voor wezens, die tot het jaar 1878 hun groote rivier de Missouri, met een snelheid van drie mijlen in het uur, langs hun deuren lieten vloeien zonder dat ze dien waterweg gebruikten om hun graan en katoen naar de Mississippi te vervoeren.’
Missouri was met hart en ziel een slavenstaat en de zaak der Zuidelijken toegedaan, doch de inwoners vermochten weinig, want vlak ten Westen ligt de jonge staat Kansas (de stad Kansas ligt aan de grens in Missouri), en de krachtige, ondernemende inwoners van den staat waren als één man voor de Unie. Bovendien hadden de mannen van Illinois een regiment Missouri-ruiterij gevormd, die met sabels en buksen de rebellen van Missouri in bedwang hielden.
Sinds dien tijd verkeert Missouri in een tijdperk van overgang. De emigranten hebben het voor het meerendeel nog vermeden en trokken dwars door Missouri naar Kansas en Colorado. De helft van den staat is dan ook nog een woestenij, en St. Louis in het oostelijk uiteinde is de oasis. Doch geen Staat van de Unie heeft een beter klimaat, een vruchtbaarder grond. Alles groeit en tiert er, doch als men de ellendige armoedige dorpen ziet zonder plaveisel of licht, bespeurt men dat er nog weinig voordeel getrokken wordt van die gaven, welke de natuur uit haar hoorn van overvloed gestrooid heeft over den staat. Langzamerhand komt hierin echter verbetering, en de Northern Missouri, zoowel als de maatschappij wier circulaire ik in een ander hoofdstuk aanhaal, de Missouri Pacific, doen al het mogelijke om emigranten te overreden zich langs de spoorwegen te vestigen.
Zij, die Kansas-city tot hoofdstad wenschen beweren, dat daardoor het Zuiden zou worden bekeerd tot vaderlandsliefde en Missouri ontgonnen zou worden. Ze zeggen - en dit terecht dunkt mij - dat Kansas-city de eenige poort is waardoor Kansas, Colorado en een deel van Texas naar de buitenwereld hun rijkdommen kunnen zenden. Tot nu toe worden ze daar niet opgestapeld, maar doorgezonden naar St. Louis of Chicago, omdat er geen kapitalisten, geen bankiers in Kansas-city zijn, die deze oogsten aankunnen. ‘Het geheele kapitaal der ban-