| |
| |
| |
Zelfvertrouwen en vreugde in 't werk.
The race of life has become intense; the runners are treading upon each other's heels; woe be to him who stops to tie his shoestrings!
Carlyle.
In de wonderstad, waar zelfs huizen en varkens even rusteloos en bewegelijk zijn als de ondernemende burgers, heb ik met tal van handelaars en mannen van zaken kennis gemaakt, en op de club en na diners naar hun onderlinge gesprekken geluisterd, en ik meen dat een van de redenen van hun voorspoed, van hun verwonderlijk vermogen om fortuin te maken, gelegen is in hun hoopvollen, moedigen aard, in het groote genoegen dat ze vinden in het drijven van hun zaak. Ze zijn niet lusteloos, maar opgewekt; ze ontzien moeite noch gevaar; ze reizen en trekken en steken telkens den Oceaan over, of stoomen even naar Californië of naar het Noord-Westen, om zelf te zien wat ze weten willen. Ze leeren gaarne, ondervragen iedereen over alles, en scheppen in de ontwikkeling van hun land, waaraan ze medewerken, een genoegen dat aanstekelijk is. Ik kan begrijpen, dat hun wijze van zaken te doen belangwekkend moet zijn in de hoogste mate.
De strijd dien ze gevoerd hebben tegen de natuur, tegen de elementen van vuur en water, was veredelend; die heeft gedurende een tijd hun leven verheven boven het alledaagsche en vulgaire. Er is iets heroïsch, iets reusachtigs, dat aan den
| |
| |
voortijd denken doet, in die overvloedige kracht, in dat scheppingswerk van eene nieuwe wereld.
De groote burgeroorlog is Amerika ten zegen geweest; hij heeft een diepen indruk gemaakt op het karakter en de manieren van het amerikaansche volk, en voorstanders van algemeenen dienst- en oefenplicht mogen daarop terecht wijzen. Een ontzaglijk aantal mannen nam dienst; zij leerden te gehoorzamen en ijzeren tucht te dulden. Zij moesten aanhoudend het gevaar onder de oogen zien, en, na schier eindelooze marschen, na maanden lang onder den blooten hemel geslapen te hebben, telkens op nieuw vechten tegen een moedigen, waakzamen vijand.
De tucht, het werk en het gevaar van die ontzettende jaren hebben een zelfbedwang, een zucht naar orde, een gehoorzaamheid aan de wet en een liefde voor den staat gekweekt, welke het land tot zegen zijn.
Men weet hoe soms door overgieting van bloed, door transfusie, een leven gered wordt. In Amerika vertelt men van eene vrouw, die haar stervenden man gered had door bloed uit hare aderen in de zijne te laten overtappen. Hij werd beter, gezonder en sterker dan ooit, doch zij begon te verzwakken en te sukkelen, terwijl ze gevoelde dat ze niet herstellen kon voordat zij haar levensbloed terug had. Eerst nadat de man dit had goedgekeurd en de operatie had laten geschieden, was ze weder frisch en gezond geworden.
Soms schijnt het mij alsof wij op de amerikaansche vrouw gelijken. Door de transfusie van ons bloed hebben we in alle werelddeelen kracht en jeugd gewekt; ook door ons bloed is Amerika opgegroeid en ontwikkeld, doch wij zijn verzwakt, de geestkracht is er bij zoo velen in enkele opzichten uit.
Laat ons daarom thans transfusie te onzen gunste verzoeken; laat ons pogen, iets van de amerikaansche geestkracht en frissche ondernemingszucht in ons op te nemen.
Honderden zijn met pen en collodion door dit land der wonderen gereisd, en dank zij hun woorden en beelden kan men zich eenigszins een voorstelling maken van het machtige Westen; doch eerst als men met eigen oogen aanschouwt, met
| |
| |
eigen ooren luistert, kan men levendig beseffen wat ‘een rijker grond, een breeder gebied, een opwekkender lucht, een grooter toekomst en hoop en een zekerder verwezenlijking’ kunnen doen voor ons ras.
Men leert, al rondreizende en met de menschen sprekende, dat het bezit van een land, in welks bodem gedurende eeuwen rijkdommen zijn opgestapeld en waarvoor de natuur alles gedaan heeft, de menschen niet lui, vadsig en tevreden met het gemakkelijk bezit maakt, doch hen juist alle krachten laat aanwenden om er zooveel mogelijk partij van te trekken.
Langzamerhand is Amerika in alle eigen behoeften gaan voorzien; de vlucht, welke zijn nijverheid sinds tien jaren genomen heeft, is buitengewoon groot en toch spant het alle krachten in om met de verschillende landen der wereld in rechtstreeksche handelsbetrekking te komen. Een paar jaar geleden hebben regeering en handelaars samen een commissie van dertig personen uitgezonden, die de geheele wereld bereisd en overal kennis opgedaan hebben, terwijl ze van Amerika's hulpbronnen kennis verspreid hebben, alle amerikaansche handelaars in staat stellende om door hun tusschenkomst betrekkingen aan te knoopen in verschillende landen. En hiervan is veel gebruik gemaakt.
Zoowel rijke landen als rijke menschen verdienen hartelijke waardeering, zoo het gemakkelijk bezit niet tot werkeloosheid en lusteloosheid leidt. Er is een klasse menschen, welke evenzeer eerbied verdient als die der selfmade men, der mannen, door eigen kracht en volharding groot geworden, namelijk de klasse van hen die niet zoozeer tegen vroegere ‘nadeelen’ te kampen hadden, als wel tegen wat de menschen gewoon zijn voordeelen te noemen. Zij hadden niet tegen armoede strijd te voeren, maar tegen rijkdom, - zich niet uit tegenspoed op te heffen, maar uit voorspoed. Arbeid valt zwaar aan hen die erven wat anderen door werken verdiend hebben, en nog veel moeielijker is het, eene loopbaan te aanvaarden, voor welke men al de genoegens der maatschappij, waarin men werd groot gebracht, ten offer moet brengen. Deze voorwaarden aan te
| |
| |
nemen en dit met hart en ziel te doen, is in waarheid groot te worden door eigen kracht.
Menig rijk koopman in Chicago zendt zijn zonen, als ze bijna volwassen zijn, de wereld in, om zelven hun brood te verdienen, de waarde van geld te leeren kennen, en te beseffen hoe de verschillende standen elkander noodig hebben. Een der rijkste mannen van het Westen zeide tot mij: ‘Mijn jongens moeten leeren werken en door tegenspoed en ondervinding wijs worden. Ik neem ze pas in mijn zaak op, als ze toonen zelve geld te kunnen verdienen zonder mijn hulp, anders laten ze mijn zaak later wellicht verloopen en verkwisten ze mijn fortuin.’
Ik hoorde later dat een van zijn zoons op dat oogenblik machinist op een spoorweg in het Zuidwesten was! Zijn vader hielp hem met geen cent voor dat de proefjaren om waren! ‘Zoo leeren ze zelfvertrouwen en menschenkennis,’ meende de vader. ‘Op deze wijze ontdekken ze, dat men er door eigen inspanning en noeste vlijt alleen kan komen, dat men scherp uit de oogen moet leeren zien om de gunstigste gelegenheid dadelijk met een sprong bij de haren te grijpen. Den man, die zich als een bulhond vastklemt aan zijn doel, niet loslaat, maar hard werkt en telkens weer begint, loopt het ten slotte altijd mede!’
Deze soort van opmerking hoorde ik menigmaal.
Wanneer men in Amerika een belangwekkend gesprek wil uitlokken, dan heeft men slechts in een gezelschap te zeggen: ‘Wat liep het dien man mede!’ of: ‘Wat heeft hij een geluk gehad in zijn leven!’
Men kan er zeker van zijn dat die uitdrukking eenige ferme mannen, die hun eigen weg gebaand hebben dwars door moeielijkheden en gevaren, in het harnas zal jagen. ‘Dat geloof in zijn geluk is een goede troost voor een luien, vadsigen Muzelman,’ zeggen ze, ‘maar wij gelooven meer in werken, volharding en talent dan in geluk.’
Deze afkeer van het fatalistisch hopen op geluk - en die afkeer kenschetst beter dan iets anders een krachtig ras van werkers vol zelfvertrouwen - is duidelijk uitgekomen na den moordaanslag op president Garfield.
| |
| |
Een der engelsche dagbladen had gezegd: ‘welk geluk heeft de president gehad, dat een wond, die voor duizenden doodelijk zou geweest zijn, hem zoolang spaart.’ Dit maakte den toorn der amerikaansche dagbladen gaande.
Onder andere zeide de Chicago Tribune van 20 Juli 1881: ‘Welk een dwaze volkswaan om van het geluk van den president te spreken! Het was geen geluk dat hem, arm als hij was, zulk een opleiding deed veroveren.... dat hem het vertrouwen van zijn medeburgers won.... dat hem tot den held van Chickamanga maakte. Het waren hard werk, kracht van karakter, onverzettelijke wil en heldere hersens, die hem dit alles deden verkrijgen.
Het was evenmin “geluk”, maar wel levenslange matigheid, gestadige lichaamsoefening, een zelfbedwang door geloof en plichtsgevoel gekweekt, welke hem zoo lang datgene deden weerstaan, wat voor anderen onmiddellijk doodelijk zou zijn geweest.’
Kenschetsend zijn de woorden waarmede de Chicago Tribune eindigt.
‘Luck’ is a fraud. It is a survival of an old superstition of the world's childhood, which the calm light of reason and experience ought long ago to have dispersed.’
Ditzelfde kerngezonde, frissche denkbeeld, dat de meeste menschen de architecten van hun eigen levensgeluk zijn, wordt telkens verdedigd; zij, die als gelukskinderen geprezen worden, meenen dat men minder van ‘geluk’ zou spreken, indien men zich behoorlijk rekenschap gaf van al het werk, al het inzicht, al de volharding, welke besteed zijn door hen die slaagden in 's levens wedstrijd, en die nacht en dag nooit het doel waarnaar ze streefden uit het oog verloren.
De krans van den overwinnaar valt nog steeds den sterken ten deel.
Het kan niet ontkend worden dat er eenige zelfverheffing en trots doorstralen in die overtuiging, maar evenmin kan men ontkennen dat dit geloof in werk en volharding opwekkend en verfrisschend is en zwakke spieren staalt.
Het is een verjongingskuur om naar Amerika te gaan. Het is alsof van frissche zuurstof de levenslucht die men inademt
| |
| |
tintelt, wanneer men verkeert te midden van lieden die hopen en gelooven, die een nationaal ideaal hebben, die weten en gevoelen dat de wereld nog jong is, die overtuigd zijn dat er voor groote profeten, dichters en kunstenaars nog plaats te over is, en dat Amerika hen zeker eens verwerven zal.
Welk een oneindige mogelijkheden biedt de nieuwe wereld aan voor een hooge beschaving, een edele kunst, een gelukkig volksleven! Tot welk buigzaam en onbreekbaar staal kan het ijzer der oude wereld worden gemengd en gesmeed in de hooge lucht van dit zelfregeerend land!
Ik had dikwijls hooren spotten met amerikaansche ongemanierdheid, met den democratischen afkeer van étiquette, doch mijn ondervinding heeft mij bewezen, dat de republikeinsche afkeer van conventioneele vormen en van klassen-onderscheid aan de ware beleefdheid en goede manieren geen nadeel doen.
Swift zeide dat ‘goede manieren de kunst zijn om lieden met wie men omgaat en spreekt op hun gemak te zetten’, terwijl lord Chatham beleefdheid kenschetste als ‘welwillendheid in kleinigheden’. Het is dus wellicht een gevolg van de goedhartigheid, de goedgehumeurde bonhomie en beminnelijke zucht der Amerikanen om genoegen te doen, dat hun manieren over het algemeen zoo goed en gemakkelijk zijn, dat men zoo beleefd en vriendschappelijk tevens door hen behandeld wordt.
Het groote zelfvertrouwen, de heldhaftige geestkracht van het volk moeten kunst en letterkunde eens ten goede komen, zoodra in andere werkkringen dan in handel en nijverheid enkele zonen der selfmade men naar nieuwe te veroveren werelden zoeken. Als al de spoorwegen gelegd en al de provinciën ontgonnen zijn, en nog een twintig millioen immigranten uit de oude wereld geassimileerd zijn met den reus der nieuwe wereld, zal de bloesemtijd harer kunst komen. Al die gezonde levenskracht, al dat geloof, die moed en jeugd zullen eens het hoogste op aarde ten goede komen, en intusschen is het een genot die frissche krachten aan het werk te zien in de fabrieken en op den akker.
Een der mannen die in Chicago een diepen indruk op mij
| |
| |
maakten door hun rustelooze werkzaamheid, hun vindingrijkheid, hun merkwaardige geestkracht, was de heer George M. Pullman, de uitvinder van de Pullman-car, die op de oevers van lake Calumet - een zijmeertje van lake Michigan - een half uur buiten Chicago, een model fabriekstad bouwt, overeenkomstig de beginselen van de gezondheidsleer en met toepassing van alles wat tot het gemak en geluk der werklieden kan dienen. Ik ben een geheelen dag met hem en een zestal zijner vrienden uit geweest om die stad te bezoeken. Wij gingen in zijn eigen palace-car, in zijn eigen trein, over zijn eigen spoorweg en land dat hem behoort naar de arbeidersstad Pullman's City of New-Chicago. De heer Pullman deed in 1867 zijne zaken, toen ze te uitgebreid werden om alleen door hem te worden bestuurd, aan een Joint-Stock-Company over, doch hij is president en drijfkracht gebleven, en stak zes millioen gulden van eigen kapitaal in den bouw dezer stad. De architect en ingenieur, die hier in het groot voor hem werken, gingen met ons rond. Honderde huizen, een paar logementen, een paar kerken, een schouwburg, een gerechtshof, vijf fabrieken enz. enz. waren onderhanden. Een fraai park werd aangelegd, en de groote werken voor afvoer van vuil, voor verlichting en luchtverversching, zijn buitengewoon belangwekkend.
Ieder der werklieden vindt, in zijn keurig huisje, nette kamers met marmeren schoorsteenmantels, gas, kranen voor warm en koud water op elke verdieping. De manier waarop de heer Pullman voor zuiver drinkwater en verwijdering van vuilnis zorgt, moet hem den eerbied van prof. Tyndall en Pasteur bezorgen.
Zij, die er voor ijveren om onze steden gezonder te maken, raadplegen niet alleen het sterftecijfer, maar vragen zich af of gebrek aan opgewektheid en levenslust, of gedruktheid, lusteloosheid en zwaarmoedigheid, die naar prikkels verlangen doen - of verslapte veerkracht en doffe onverschilligheid in menige stad ook het gevolg zijn van een verontreinigde atmospheer; zelfs al kunnen ze het scheikundig niet bewijzen, zijn ze overtuigd dat de neus hun geschonken is om hen te waarschuwen tegen alles wat niet welriekend is en walging wekt.
| |
| |
Een paard is een dier dat niet wetenschappelijk is gevormd en weinig degelijke kennis bezit. Toch heb ik meer vertrouwen in de instincten en aangeboren denkbeelden van dit onwetenschappelijk dier, dat met zijn snoet een emmer water omverwerpt en weigert te drinken wanneer het water niet volkomen frisch is, dan in het degelijk betoog van den een of anderen geleerde, die beweert dat bezoedeld water in een stad welbeschouwd niet ongezond is.
Wanneer we de vroolijke opgewektheid, de vernieuwde veerkracht, de verjongde levenslust zien, welke frissche, reine lucht aan honderden geeft, dan vermoeden we dat zulke lucht toch eigenaardige hoedanigheden bezit, welke aan de drukkende atmospheer onzer steden ontbreekt; het was daarom een alleraangenaamste ontdekking te zien dat in Chicago de harde werkers, wier geestkracht en opgewektheid het land groot maken, van harte gelooven in rein water en onbezoedelde lucht.
De werklieden van den heer Pullman zagen er krachtig en gezond uit. ‘Werkloonen zijn hier hoog’, zeide hij, ‘en het is een eerste plicht voor een verstandig man van zaken om van die dure werkkracht de volle vruchten te trekken. Goede, gezonde woningen, die ziekten weren en spieren sterken, zijn daarom noodig’, zeide hij. De heer Pullman is een klein, stevig gebouwd man, met een vrij onbewegelijk gelaat, een gestrengen mond, een dikke sik. Hij spreekt bondig en gebiedend, en deed mij telkens denken aan het korte, rechte, breede, scherpe, tweesnijdende zwaard waarmede de Romeinen de wereld overwonnen.
Hij toonde mij de fabrieken, waar hij zijn prachtige Pullman's cars maakt, de fabriek van locomotieven welke hij bouwde, en de werkplaatsen waar hij de wielen van spoorwegwagens van papier maakt.
Toen ik de fabriek bezocht, kon hij aan al de orders niet voldoen, die hem voor een paar jaar de handen vol zouden geven. Papier maché door hydraulische kracht saamgeperst, ziet er uit als ivoor en is hard als staal. Het heeft de voortreffelijke eigenschap van niet door verschil van warmtegraad te krimpen en uit te zetten, en voorkomt vele ongelukken die van het springen en losgaan van wielbanden een gevolg zijn.
| |
| |
Niet tevreden met zijn wielen van papier te maken, bouwt de heer Pullman de wagens zelve nu van stroo. Hij levert zijn sleeping-cars en palace cars tegenwoordig ook aan eenige engelsche spoorwegmaatschappijen, en als de hollandsche spoorwegmaatschappij, volgens haar nieuwe contract, ons publiek even goed zal moeten bedienen als het amerikaansch publiek bediend wordt, dan zullen de palace cars van stroo hier zeker ook weldra gezien worden. ‘Wij moeten plaatsvervangers voor hout vinden, want goed timmerhout wordt schaarsch, als men dus voortgaat met het te vernielen’, zeide de heer Pullman, toen hij mij zijn fabriek wees... ‘De wijze waarop de bosschen in Amerika worden uitgeroeid, doordien ze omgehouwen en niet tegen brand beschermd worden, is werkelijk angstwekkend.’
De werktuigen in de fabrieken worden in beweging gebracht door het beroemde Corlisse Engine, de reusachtige amerikaansche stoommachine welke op de wereldtentoonstelling te Philadelphia al de werktuigen dreef. ‘Mijn werklieden zijn er trotsch op, dat de grootste machine der wereld, die beroemd zal zijn in onze geschiedenis als het reuzenwerktuig op het feest van onze honderdjarige vrijheid, hier voor hen arbeidt.’ De machine weegt 350 ton (een ton = 1013 kilogr.) en werd van Philadelphia op 35 spoorwegwagens naar Chicago gebracht. Nacht en dag werkt het ontzaglijk stalen gedrocht door, met gladde beweging van wielen en banden.
Bij het naar huis rijden in de palace-car, waar we gezellig dineerden, vertelde mij de heer Lincoln, de eenige zoon van den grooten president, den edelen Abraham Lincoln, hoe de heer Pullman door rusteloos werken en denken zijn millioenen bijeengebracht had. De heer Lincoln, die sedert optrad als minister van oorlog, was advocaat te Chicago en had den heer Pullman in vele zijner zaken bijgestaan; zoo ik overtuigd wilde worden dat geen geluk maar harde arbeid en een ijzeren wil den grooten industrieel zoo ver gebracht hadden, dan had ik slechts te luisteren naar het belangwekkend verhaal van den heer Lincoln.
Onder het eten kwam het gesprek op Nederland, waaruit mij
| |
| |
weer bleek dat wij in Amerika een voortreffelijken naam hebben, een heerlijk erfdeel ons door groote voorvaderen nagelaten.
Laat ons er toch gebruik van maken om in den wonderen voorspoed van dit land te deelen.
De heer Pullman zeide weder hetzelfde, wat zoo menigeen mij herhaald heeft: ‘Uw handelaars moeten zelve hier komen rondkijken of anders hun zonen zenden. Er is hier ontzaglijk veel geld te verdienen, maar uw huizen moeten vertegenwoordigers hebben en zich verbinden met prima amerikaansche huizen, van welke wij er wezenlijk genoeg hebben. Laat hen, nu de markt weder overstroomd zal worden met nieuwe waarden, goed uit hun oogen zien, en als ze den tijd vooruit zijn en door onvoldoende inlichting waarden koopen, welke eerst later goed zullen worden, laat hen deze dan bewaren. Geen kennis van ons rechtswezen baat u in Holland, als ge geen voortreffelijken raadgever hebt in Amerika, dien ge vertrouwen kunt. En soms is het zelfs voor ons moeilijk genoeg om te weten wat we doen moeten. Zoo had ik geld gestoken, 200,000 dollars ongeveer, in den Atlantic Pacific. Die spoorweg ging failliet, en, om in den gereorganiseerden spoorweg deel te nemen, moest ik een halven dollar per aandeel bijbetalen. Ik liet de circulaire wel drie weken op mijn lessenaar liggen, niet wetende wat ik doen zou, tot ik eindelijk een cheque schreef. Een paar weken geleden heb ik mijn aandeelen verkocht, die toen in de vijftig stonden. Het wordt een der groote trunk ways van het Westen, en de werklui leggen twee mijlen rails per dag. De moraal hiervan is: wees voorzichtig, raadpleeg de beste huizen in Amerika, doch zoo ge u in den vinger snijdt, verkoop dan niet te spoedig.’
Ik vond het belangrijk dezen raad van een der knapste en meest ‘succesful men of the states’ mede te deelen, te meer daar alle groote handelaars hetzelfde zeggen.
Voor wij uiteengingen vertelde de heer Lincoln mij het afscheid, dat zijn beroemde vader van hem nam, toen hij naar de tooneelvoorstelling ging waar de moordenaar hem treffen zou.
‘Ik was 's middags juist teruggekomen van het oorlogstooneel’,
| |
| |
zeide de heer Lincoln. ‘Ik was officier, en had juist de overgave van generaal Lee bijgewoond. Mijn vader had nog van niemand de bijzonderheden van die overgave gehoord en ik vertelde ze hem. Sinds zes maanden had ik niet in bed geslapen, daar wij hard werk hadden te doen in het veld, en ik was doodmoede. ‘Het beste wat je doen kunt, mijn jongen,’ zeide mijn vader, ‘is naar bed te gaan. Ik heb beloofd de voorstelling in den schouwburg bij te wonen, en zal je er alles van vertellen, maar ga jij nu naar bed!’
‘Ik ging naar bed, en om tien uur werd ik opgeschrikt uit mijn slaap door de mededeeling dat mijn vader vermoord was!’
|
|