CLXIII.
Ferdinandus de III.
Ferdinand de III, die zijn Vader Ferdinand de II in 't Keizerrijk volgde, is in 't jaar 1608 te Gratz, in Oostenrijk, gebooren.
Zijn Vader, Moeder, Broeders en Zusters heb ik op het 438 blad vertoont. Zijn I Vrouw, Maria Anna, de dochter van Filips, Koning van Spanje, by wie hy won Ferdinand François, die Koning der Romeinen is geweest, en voor zijn vader is komen te sterven; Maria Anna, gebooren in 't jaar 1634, getrouwt aan Filips den IV, Koning van Spanje; en Leopoldus Ignatius, die tegenwoordig Keizer is: d'andere kinderen zijn jong gesturven. Zijn II Vrouw, Maria Leopoldina, die de dochter was van Leopold, Aardshartog van Oostenrijk, welke in 't jaar 1649 in het kinderbedde van een Zoon overleed, die ook jong gesturven is. Zijn III Vrouw, Eleonora Gonsaga, de dochter van Karel den II, Hartog van Mantua, by wie hy won Eleonora Maria, geboren den 21 Mei 1653, en getrouwt aan Michiel Koribut Wiesnowiski, Koning van Polen, na wiens dood zy voor de twedemaal aan Karel Leopold, Hartog van Lotharingen, trouwde; en Maria Anna Josefa, geboren den 20 December 1654, en getrouwt aan Hartog Jan van Nieuburg, zoon van den Hartog Flips Willem.
Ferdinand de III, die reeds by 't leven van zijn vader tot Koning van Bohemen was verklaart, en door hem tot Koning der Hongaren en Romeinen verkoren was, vatte na den dood zijns vaders de regeering aan; doch hy vond het rijk alom vol oorlog, en in een groote verwarring. Hy zag dat Zweden onder Bannier en Oxenstiern zijne zegepralende wapenen in Misnien en alom voortzette, en dat Koninginne Kristina zich noch nauwer met Frankrijk verbond. Ook zag hy dat de Franschen hunne zaken aan de kant der Elsas vierig vervolgden: want Hartog Barend van Weimar, die zijn leger in 't Bisdom van Bazel aan den Rhijn ververst had, voegde zich by den Hartog van Rohan, en maakte zich meester van Sekkingen, en daarna van Lauffenburg en haar brug, waar over hy toog om het beleg voor Rheinfelden te slaan; doch Jan de Weert, Generaal des Keizers, perste hem het beleg te staken, en naer Lauffenburg te keeren. Dit benam Weimar den moed niet: want des anderen daags overrompelde hy zijnen vyand, wiens leger hy sloeg en op de vlucht dreef. Al het kanon en legertuig der Keizerschen viel in de handen van Weimar, als ook Jan de Weert, Speerruiter, Savelli, Enkenfort, en verscheide andere voorname Bevelhebbers. Daar na sloeg hy het beleg voor de tweedemaal om Rheinfelden, nam het, na veertien dagen belegerens, in, en maakte zich meester van Nieuwenburg, Freiburg, Tubingen, Stuttgard, en andere steden. Hier na belegerde hy
Brisak, welke plaats hy na een driemaandige belegering innam, in welken tijd hy den Generaal Gotz, en den Hartog van Lotharingen sloeg, die met een groote macht die stad poogden t'ontzetten. Deze schoone daad bekroonde het doorluchtig einde van Weimar: want hy wierd kort daar na ziek, waarom hy hem naer Nieuburg deed voeren, daar hy overleed. Na zijn dood trok de alderkristelijkste Koning Brisak aan zich; dewijl Weimar met zijn benden en geld geoorlogt had. Niet minder wierd Bohemen door Bennier ontroert, daar hy echter genoodzaakt was weder uit te trekken. Deze rampzalige oorlog wierden de Vorsten en Stenden van Duitschland eindelijk moede, dewijl zy niet dan ten kosten der Onderzaten des rijks konde gevoerd worden; derhalven baden zy den Keizer een einde van hunne ellenden te willen maken. Hier toe besloot hy, en gaf aan de Vorsten op een rijksdag te Regensburg last, dat zy daar over aan de Zweedsche Koninginne Kristina, en den Koning van Frankrijk zouden schrijven, om hen te verzoeken tot den vreede te willen verstaan. Zy deeden dit, en beraamden ondertusschen over de middelen, die de zaken het meest tot den vreede konden schikken; doch eer men tot deze gewenschte vreede kon komen, moest het rijk doch veel bloedige oorlogen uitstaan. Niet weinig verschillen deeden zich daar over tusschen de bemiddelaars op, om dat de geheele Kristen werelt in dezen oorlog gewikkelt was, en ieder zijn belang beöogde. En zeker, men zou daar niet licht toe gekomen hebben, indien Godt, in wiens hand den vreede en oorlog staat, de harten der Vorsten zo niet geregeert had, dat zy, na dat de Zweden voor Praag het hooft gestooten hadden, daar alle met eene ziel naer wenschten. Ook kregen de
vyanden van het Duitsche rijk zo veel in hun eige Staaten te doen, dat zy daar te lichter toe beslooten. Eindelijk kwam die langgewenste dag, waar in de Afgevaardigden te Munster en t'Osnabrugge overeen kwamen, waar na de tekening der traktaten te Munster op den 24 October des jaars 1648 geschiedde. Niemand stelde zich hier tegen dan de Nuncius van Innocentius den X, die daags na de afkondiging der vreede, zijn protestatie door een authentijke acte vernieuwde, dewijl hy al verscheide malen tegens de traktaaten, voor zo veel ze de Religie betroffen, nevens de verlating der Kerkelijke goederen ter gunste der Protestanten, geklaagt had. Zijn doen wierd door een bulle van den Paus goetgekeurt, waar in hy alles wat tegen den geestelijken staat gehandelt was, krachteloos en van geener waarde verklaarde; doch de Vorsten bekreunden zich zijn doen niet, en dachten niets dan de uitvoering der vreede een spoedige voortgang te geven, waar in zy het gewenschte wit beschooten. Daar na bracht de Keizer het rijk in een gewenschte stand; waar na hy, na een regeering van 20 jaaren, 1 maand en 15 dagen, in 't jaar 1657 overleed.