CLIII.
Sigismundus.
Sigismundus, die Rupertus in het Keizerrijk volgde, is op den 28 Juny des jaars 1368 in Bohemen gebooren. Onder zijn regeering wierd de troon van 't Oosten door den genoemden Manuel noch achtien jaren betreden, waar na zijn zoon Joannes de VII hem in het rijk volgde.
Zijn Vader was Keizer Karel de IV, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Elizabeth, de dochter van Bugislaüs, Hartog van Stettin. Zijn Broeders en Zusters zijn op het 406 blad vertoont. Zijn I Vrouw, Maria, de dochter van Ludowik, Koning van Hongaryen en Polen; een hovaardige vrouw, die hem Hongaryen ten huwelijk bracht, geen kinderen baarde, en haar afbeeldzel op goude penningen, met dit opschrift, deed slaan: maria, rex hungariae, Maria, Koning van Hongaryen. Zijn II Vrouw, Barbara, de dochter van Herman, Graaf van Cilien; een geile vrouw, die met ieder overspel bedreef, en, weduwe geworden, door een voornaam Heer vermaand zijnde haar voorgande leven te beteren, en een voorbeeld aan de Tortelduif te nemen, die haar ga verlooren heeft, haar dus liet hooren: indien gy my een wet wilt voorschrijven, waarom gebied gy my niet, in plaats van de Tortelduiven, de Musschen na te volgen? By haar won hy een Dochter, die Elizabeth geheeten, en aan Albert, Hartog van Oostenrijk, ten echt gegeven wierd. Zie Dubravius 28 B. Mutius 27 B. 't 318 blad.
't Was in 't jaar 1411 dat Sigismundus, die reeds zevenentwintig jaren het Koninkrijk van Hongaryen geregeert had, tot Keizer door de Keurvorsten verkooren wierd. Deze Vorst had reeds tot zijn schade geleert, dat, die niet weet te vergeven, noch de schijn te maken van de dingen, welken hy ziet, niet te zien, de kunst van heerschen niet wel bestudeert heeft: want zijn rechtvaardige wraak, aan verscheide Grooten van Hongaryen geoeffent, had de haat zijner onderdanen zo zeer tegen hem vergroot, dat zy hem aanvatten, en gevangen zetten; doch weder op den troon geklommen, droeg hy zich zo zachtmoedig tegen zijn vyanden, dat hy van hen den volmaaksten Vorst genoemt wierd. Kort na zijn verheffing tot Keizer vereffende hy het geschil met de Venetianen, aangaande eenige landen in Dalmatien. Daar na trok hy naer Lombardyen, om over eenige kerkelijke geschillen met Paus Joannes te handelen. De Paus kwam hem zelfs te Placense vinden, van waar zy te zamen naer Lodi gingen, daar men tot beroeping van een algemeene vergadering, die te Konstants op den 9 December des jaars 1413 zou gehouden worden, stemde. Ondertusschen maakte Ladislaüs, Koning van Napels, zich meester van Rome, met voornemen om alle de andere landen van de kerk af te rukken; doch zijn dood verydelde dat besluit. De Keizer besloot toen zich te doen kroonen eer hy naer Konstants ging. Hy vertrok dan naer Aken, vergunde onderweeg aan Joannes Hus vrygeleide, om in de vergadering, daar hy gedagvaard was, zijn gevoelen te verantwoorden, en liet zich op den 8 November kroonen. Daar na vertrok hy naer de vergadering, waar in Paus Joannes boven aan zat, en liet, door de
Geestelijken geringeloort, zijn vrygeleide aan Hus schenden, die, als een Aardsketter, door hen levendig verbrand wierd, welk lot ook Hieronimus van Praag te beurt viel. Dit verwekte in Bohemen bloedige oproeren. De Hussiten in Praag overweldigden het Raadhuis, en wierpen de Burgermeesters de vensters uit, die door hun deelgenooten op pieken gevangen, en door de stad gesleept wierden. 't Bleef hier niet by. Zy verwoestten het gantsche land, en rukten onder hun Veldoverste Jan Ziska een machtig leger by een, waar mee zy alles te vuur en te zwaard aantastten. Niets wierd van hen verschoont, maar alles aan de wraak van hunnen waarden Hus, dien grooten Martelaar, en verdediger des Goddelijken woords, opgeoffert. Dit verplichtte de Keizer met een machtig leger naer Bohemen te rukken. Hy kwam 'er, met verscheide Grooten verzeld: doch hy vond 'er zulk een dapperen tegenstand, dat hy gedwongen was weer met schande te rug te trekken, en hen den vreede aan te bieden. Terwijl men met het sluiten van een verdrag bezig was, stierf hun Veldheer Ziska aan de pest, wiens dood hun zijde niet weinig scheen te benadeelen. Zy verflauwden echter niet, braken de onderhandeling af, en verdeelden hunne machten in driên, waar mee zy Hongaryen, Polen en Oostenrijk te gelijk aantastten. Om hen des te meer tot wraak op te hitzen, spanden zy den huit van hunnen overleden Veldheer over een trommel, om noch na zijn dood, als onder zijn gebied, op te trekken, en te vechten. Dit perste Paus Adrianus om heel Duitschland en alle de Wereldlijke en Geestelijke Vorsten tot de wapenen tegen de Hussiten te bewegen. Zy deeden dit, en trokken onder 't beleid van Friderik, Markgraaf van Brandenburg,
hen met een leger van tachtigduizend mannen onder d'oogen; doch zy waren nau het Hussiten leger genaderd, of zy wierden zo zeer van een doodelijke schrik bevangen, dat zy alle de vlucht namen, en zelfs hun bagagie en rijkdommen verlieten, daar de Hussiten meester van wierden. Ondertusschen was de Keizer naer Milanen gegaan, daar hy de yzere kroon ontfing. Van daar trok hy naer Rome, daar hy van Paus Eugenius met den naam van Augustus gekroont wierd. Eindelijk stierf hy op den 9 December des jaars 1437 te Znaim in Moravien, na dat hy noch eens te Praag gekroont was, de kerkelijke oproeren gestilt, en de rust aan 't rijk weder gegeven had. Hy heeft 26 jaren, en 8 maaanden geregeert. Zie En. Sylvius, Fulgosius, Laanikus, Kuspinianus, P. Jovius, &c.