CXLVIII.
Ludovikus de V.
Ludowik de V, die Henrik in 't Keizerrijk volgde, is in Beyeren gebooren. Onder zijn regeering wierd de troon van 't Oosten door den genoemden Andronikus den II, Andronikus den III, Kalojoannes, en Joannes Kantakunzenus betreden.
Zijn Vader was Ludowik, Keurvorst, Paltsgraaf, en Hartog van Beyeren. Zijn Moeder, Mechtilde, de dochter van Keizer Rudolf en Anna. Zijn Broeder, Rudolf, Paltsgraaf aan den Rhijn, die hem met gewelt zocht van den troon te houden. Zijn I Vrouw was een rijke Gravin, die niet genoemt word, en weinig dagen na den trouwdag stierf, gelijk H. Mutius in zijn 24 B. op het 249 blad getuigt. Zijn II Vrouw, Beatrix, de dochter des Konings van Polen, by wie hy twee Zonen won, als Ludowik, tot Markgraaf van Brandenburg verheven; en Steven, geworden Hartog van Beyeren in Landshut. Zijn III Vrouw, Margareta, de dochter van Willem den III, Graaf van Holland, Zeeland, en Vriesland, by wie hy vier Zoonen en een Dochter won, als Albert, tot Hartog in Beyeren te Strubingen verheven; Otho, geworden Hartog van Beyeren en Markgraaf van Brandenburg; Willem, tot Graaf van Holland, Zeeland en Friesland verheven; Lodowik, bygenoemt de Romein, geworden Markgraaf van Brandenburg; en Elisabeth, ten echt gegeven aan Ulrik, Graaf van Wirtenburg. Zie Frithemius, Karion, en Pantalion in het 2 deel op het 402, en 403 blad.
Byna veertien maanden stond de troon na de dood van Henrik leedig, eer de Keurvorsten tot de verkiezing van een Hooft te Frankfort aan den Main by een kwamen; en dewijl zy over de verkiezing oneenig waren, verdeelden zy zich in tweên. Die van Ments, Trier, Bohemen en Brandenburg verklaarden zich voor Ludowik, Hartog van Beyeren, en kroonden hem op den 6 January des jaars 1315 binnen Aken tot Keizer; doch d'Aardsbisschop van Keulen, de Paltsgraaf, en de Hartog van Saxen, verkooren Friderik, Hartog van Oostenrijk, die van den Aardsbisschop van Keulen tot Keizer gekroont wierd. Deze dubbele verkiezing verwekte onbeschrijffelijke oproeren en bloedige oorloogen, die meer dan acht jaaren duurden. Doch dewijl ik Ludowik zou te kort doen met zijne daaden in dit benauwde perk te bepaalen, die alleen een geheel boek vereisschen, zal ik slechts van zijn loffelijke gaven, en den oorlog tegen Friderik spreeken, en den Lezer bidden dat hy J. Gregorius Herward, J. Villani, Rebdorfius, en voornamentlijk het Leven van Bauduin, Aardsbisschop van Trier, door een onbekent schrijver geschreven, en door Baluzius met zeldzame stukken verrijkt en uitgegeven, leze. Ludowik dan was een perzoon die wel gemaakt, moedig, strijdbaar, onverschrikt in de grootste gevaren, voorzichtig, wakende, en alles bezorgende was, zonder ooit zich ergens in verlegen te vinden. Hier by was hy standvastig, en onverzettelijk in 't geen hy had voorgenoomen; altijd eenparig zo in voorspoed als rampen, zonder zich ooit te verheffen of te bezwijken; van een groot verstand, en, dat zeer zeldzaam is,
beleeft, gespraakzaam, onthalende, gedienstig, barmhartig, en zeer geneigt om iemands misdaden te vergeven. Hy beminde zijn onderdanen, en wierd van hen bemint: in 't kort, hy was waardig en bekwaam om niet alleen het Keizerrijk, maar de heele wereld te regeeren. Deze Keizers arbeidden niet dan om de Keizerlijke steden te winnen, en zich van het Keizerrijk te verzekeren: doch die twist bedurf het geheele rijk, en borst eindelijk in een bloedigen oorlog uit, zo dat hun verschil niet dan in twee veldslagen kon vereffent worden. De laatste, die de bloedigste was, geschiedde in 't vlakke veld van Muldorf, by de rivier Ins, op den 28 September des jaars 1322, en duurde twaalf volle uuren, zonder dat de zege zich voor den eenen of den anderen verklaarde. Alles vocht, alles mengde zich onder een, en alles won en wierd op dien bloedigen dag verwonnen, op welke de Keizers zich deden uitmunten, doch op verscheide wijzen: want Ludowik toonde zich meer een Veldoverste dan een Soldaat, en Friderik meer een Soldaat dan Veldoverste te zijn. De dapperheid van Friderik was zo groot, dat hy vijftig mannen met zijn eige hand doodde, en met zijn machten het leger van Ludowik van een scheurde, die derhalven genoodzaakt was te vluchten. Hy zou ook de overwinning weg gedragen hebben, indien Sigfrid Swepperman, een oud Veldoverste, en de Stedehouder van Ludowik, de vluchters door zijn beleid niet wederhouden, vereenigt, en weder spoedig ten strijd gebracht had. Ludowik deed ondertusschen de ruiters van hunne afgematte paerden afzitten, en voegde ze by het voetvolk, die op nieuw met zulk een woede op den vyand invielen, dat het meeste volk van Friderik gematst en gevangen wierd; ja toen zy tot aan Friderik doorgedrongen waren, kon men het woeden niet meer een gevecht, maar een
slachting noemen, dewijl het gantsche leger van Friderik in de pan gehakt, en hy gevangen wierd. Dit maakte een einde van den strijd en zijn regeering, dewijl Ludowik hem liet gevangen zetten, 't geen de wederspannige Vorsten noodzaakte om hem te erkennen. Eindelijk verdroegen zich deze Keizers, op voorwaarde dat Ludowik alleen bezitter van het rijk zou zijn; Friderik den naam van Koning der Romeinen behouden; doch dat hy nooit meer aan het Keizerrijk zou denken, noch de krooning ooit aan den Paus verzoeken, 't geen hy met een eed bekrachtigde, die hy tot zijn dood toe heilig hield. Ludowik is daar na op den 11 October des jaars 1347, door een val van 't paerd gesturven, na hy 33 jaren geregeert had.