Tusschenregeering.
De ban, die Innocentius de IV tegen Keizer Friderik in de maand van December des jaars 1244 te Lyon uitbliksemde, was zo krachtig, dat de Paus, niet tegenstaande Friderik zijn zoon Konraad tot Koning der Romeinen had doen verkiezen, door drie geestelijke Keurvorsten en de Bisschoppen van Bremen, van Straatsburg, van Ments en van Spiers, nevens de Hartog van Braband te weeg bracht, dat Henrik, Landgraaf van Thuringen tot Koning der Romeinen te Frankfort verkoren wierd. Deze was in den beginne gelukkig, dewijl hy Konraad by Frankfort sloeg. Maar het geluk keerde hem haast de nek toe: want toen hy Worms, na zijn overwinning, belegerde, dwong hem Konraad het beleg op te breeken, in welke aftocht hy zo zwaar met een pijl gewond wierd, dat hy weinig dagen daar na stierf. Na de dood van Henrik, wierd in 't jaar 1247 in het vlek Veringen, by Keulen, door de Pauzelijke streng Willem, Graaf van Holland, tot Koning der Romeinen verkooren. Deze was een zoon van Graaf Floris den IV, en van Machteld van Braband. Hy bereikte pas twintig jaren toe hy tot deze waardigheid verheven was. Dewijl hy mildadig, rijk en moedig was, viel het hem niet zwaar om zich meester van Duitschland te maken, door dien hy van veel Vorsten ondersteunt, en Keizer Friderik door den oorlog in Italien belet wierd. Na de dood van Friderik rukte hem Konraad onder d'oogen, schoon hy door
den Paus met den ban gebliksemt was; doch zich bedenkende, snelde hy met zijn oorlogsmachten naer Italien, en maakte zich meester van Napels en Sicilien. Hy bezat evenwel die Koningrijken niet lang, dewijl hy door zijn halven broeder Manfredus vergeven wierd, die zich meester van die rijken maakte, om dat zijn zoon Konradijn minderjaarig was, die daar na met zijn halsvriend Friderik, Hartog van Oostenrijk, door Karel, Hartog van Provence en Anjou, en door Paus Klemens den IV tot Koning van Napels en Sicilien gekroont, onthooft wierd, na dat zy door hem, in een veldslag de nederlaag krijgende, gevangen waaren, met wier dood de geslachten van Swaben en Oostenrijk uit geroeit wierden: Helden, wier edele deugden meer verdienden dan het rampzalig Treurspel, dat van hen ten Tooneele gevoerd is. Ondertusschen bleef Willem den vredigen bezitter van 't Keizerrijk; doch het noodlot, dat hem van deze waardigheid wilde berooven, deed hem kort daar na in Uitrecht het beginzel van zijn ongelukken zien. Want terwijl hy daar over zijn Roomsche reis raadpleegde, dewijl de Paus hem ontboden had om hem te kroonen, wierd hy door een worp van een zwaren steen zeer gekwest, waar van de dader nooit bekent geworden is. Weder hersteld zijnde, nam hy een tocht tegen de oproerige Friezen aan. Hier in verloor hy op een rampzalige wijze zijn leven: want in de maand van February des jaars 1256 alleen willende over de toegevrozene moerassen rijden, om het vlek Hoogwoude te erkennen, brak het ys onder zijn paerd, waar door hy in de slijk zakte, waar in hy door de Friezen, die niet wisten dat hy de Keizer
was, doodgeslagen wierd. Na zijn dood wierden de Keurvorsten oneenig, waar door een nieuwe scheuring in het Keizerrijk ontstond. Zy scheiden zich in tweên, waar van d'eene Rykaard, den broeder van Henrik den III, Koning van Engeland, en d'andere Alfonsus, Koning van Kastilien, verkoren. Niemand had Rijkaard zijn verkiezing te danken dan den Aardsbisschop van Keulen, die de vergadering zo wist te leiden, dat zy aan hem hun stem gaven. Hy kreeg deze tijding nau, of hy begaf zich naer Aken, alwaar hy gekroond wierd. Na deze plechtigheid bezocht hy Wezel, Keulen, Ments, Opperheim, Frankfurt, Spier en Worms, waar in hy de gewoonelijke hulding ontfing. Dit beroofde hem van al zijn geld, dewijl hy, om de stemmen op zijn zijde te trekken, genoodzaakt was veel geschenken te doen. Men zag hem, zo dra hy niet meer geven kon, met de nek aan; en dewijl hy niet machtig was om zijn Keizerlijke waardigheid te verdeedigen, was hy gedwongen het Duitsche rijk te verlaten, en weder naer Engeland te keeren, waar uit hy nooit weder kwam, Wat Alfonsus aangaat, deze was zo diep gewikkelt in een oorlog tegen de Moren, dat hy zich onmogelijk naer Duitschland kon begeven; derhalven heeft hy niet dan den eernaam van Koning der Romeinen genooten, dewijl hy geen macht had om de Moren te dempen, veel minder om een Keizerrijk onder zijn gehoorzaamheid te brengen dat vol burgerlijke oorlogen en onorde was. De schrikkelijke verwoestingen, waar door het rijk op dien tijd byna te grond ging, dewijl de zwakste door de machtigste verdrukt, en van hunne landen berooft wierden (want het rijk was na het
vertrek van Rijkaard 15 jaren zonder Hooft) bewogen de Vorsten zo zeer, dat zy tot Frankfort in 't jaar 1273 een rijksdag beriepen om een Hooft voor 't rijk te kiezen. Zy scheidden ook niet onverrechter zaake, dewijl door hen op den 12 October van het genoemde jaar Rudolf, Graaf van Habsburg, tot Keizer verkooren, die een Vorst van groote verdiensten was, en van wien ik op het volgende blad zal spreken. Zie Blondus, Kuspinianus, Mutius 21 B. Pandulfus 5 B. Uspergensis, Erasmus, en veel andere.