CXXXIX.
Friderikus.
Friderik, bygenoemt Roodbaard, die Konraad in 't Keizerrijk volgde, is in 't jaar 1121 gebooren. Onder zijn regeering wierd de troon van 't Oosten door den genoemden Manuel Komnenus, Alexius Komnenus, Andronikus, en Isacius Angelus, betreden.
Zijn Vader was Friderik, bygenoemt de Eenoogige, Hartog van Swaben, Zijn Moeder, Juditha, de dochter van Henrik den Zwarten, Hartog van Beyeren. Zijn I Vrouw, Adelheida, de dochter van Diepold, Maarkgraaf van Hochburg, die hy, om dat ze hem te na in 't bloed bestond, moest verlaten. Zijn II Vrouw, Beatrix, de dochter van Reginaldus, Graaf van Bourgondien: by haar won hy vijf Zoonen en twee Dochters, als Henrik, na hem Keizer; Friderik, aan wien hy het Hartogdom van Swaben, met een gedeelte van Beyeren, en het Graafschap van Psullendorf gaf; Otho, van hem tot Hartog van Bourgondien gemaakt; Konraad, tot Hartog van Franken verheven; Filippus, aan wien hy het Hartogdom van Heturien en Toskanen gaf, en die na de dood van zijn broeder Henrik Keizer wierd; Sofia, ten echt gegeven aan een Marquis van Montferrat; en Beatrix, geworden Abdisse van Quedlinburg.
Niet alleen de keur van Konraad, maar ook een gewichtige reden verplichtte de Vorsten om Friderik tot Keizer te verkiezen, waar op hy te Aken gekroont wierd. Zo zeer behaagde deze keur aan al de Vorsten, dat ieder daar over zijn genoegen liet blijken, dewijl hy een Vorst was die groote deugden en een edelmoedige ziel had. Terwijl hy bezig was om eenige geschillen met de Vorsten te slechten, zond hy den Aardsbisschop van Trier, en den Bisschop van Bamberg, in gezantschap naer Rome, om de kroon in zijn naam te ontfangen. Niet lang daar na verhief hy den Bisschop van Zits tot Aardsbisschop van Maagdenburg. Hier stelde hem Paus Eugenius tegen, welke zaak door Paus Anastasius de IV, zijn navolger, opgevat wierd. Om geen verwijdering tusschen hem en den Paus te maken, zond hy den Aardsbisschop naer Rome, die den Paus over het stuk van zijn verkiezen zo voldeed, dat hy van hem bevestigt wierd. Nauwelijks was Adrianus de IV tot Paus verkoren, of de Romeinen stonden niet alleen tegen hem maar ook tegen den Keizer op, brachten een Kardinaal om 't leven, en dwongen den Paus naer Viterbo te vluchten, die den Keizer om bystand verzocht. Hy marde ook niet om met een machtig leger derwaarts te rukken, deed hem met geweld erkennen, en te Pavien met de yzere kroon kroonen. Doch terwijl hy hier zijn belangens behartigde, ontstond 'er een beroerte in Duitschland, dat hem verplichte zijn zaken met ernst voort te zetten. Dit deed hy, en bracht den Paus, na dat zy te Sutri een by eenkomst gehouden hadden, te Rome, daar hy van hem gekroont wierd. Na dat den Keizer de oproerige steden tot haar plicht gedwongen had, trok hy weder naer Duitschland;
doch nauwelijks was hy over d'Alpen, of de Romeinen wierden weder oproerig, en belegerden den Paus in 't Vatikaan. Hy hoorde dit nau, of hy trok weder derwaarts, verschoonde niemand, en stilde het oproer. Weder in Duitschland gekomen zijnde, hield hy een rijksdag te Worms, en daar na te Bizankon, alwaar de afgezondene van den Paus, aan den Keizer een brief brachten, waar in de Paus recht verzocht over de mishandeling van den Bisschop van Londen, die op de landen des rijks geplonderd en gevangen genomen was. Hier in schreef de Paus dat hy het onbepaald gezag van Rome, en het Koninkrijk van Italien, als een byzondere genaade of weldaad aan den Keizer gegeven had. Dit verwekte een algemeene morring; dewijl ieder zich inbeelde, dat de Paus zeggen wilde, dat hy het Keizerrijk aan Friderik had gegeven om het van den Paus te heffen. Maar niet weinig begon het gemoed des Keizers te zieden, toen een der afgezondene hier op zich dus liet hooren: van wien houd gy het dan toch? ja dit wierd zo euvel van den Paltsgraaf Otho opgenomen, die als Markgraaf het zwaard des rijks in de hand hield, dat hy het uit de schede trok, en toetrad om den Afgezant te slaan; doch zulks wierd belet, en den Afgezanten belast langs den kortsten weg weder naer Rome te keeren. Deze hoon nam den Paus euvel op, en deze zaak zou niet we! afgeloopen hebben, indien hy niet in 't midden van deze oneenigheid gesturven was. De Keizer, die op dien tijd in Italien was, verkoos in zijn plaats Viktor, waar tegen de Kardinalen Alexander verkooren. Dit veroorzaakte veel oproeren, en dewijl de Keizer Viktors zaak handhaafde, bliksemde Alexander tegen hem den ban uit. Dit achte
Friderik weinig: want na de dood van Viktor stemde hy in de verkiezing van Paskalis den III, die by 't leven van Alexander gekoren wierd: doch eindelijk wierd na de dood van Paskalis en Kalixtus het verschil tusschen hem en Alexander bygeleit, in welken tijd de Keizer veel bloedige oorlogen in Italien gevoerd had. Deze vereeniging geschiede te Venetien, alwaar de Keizer met een diepe eerbiedigheid, genadert zijnde aan den stoel, daar de Paus op zat, des Pauzen voeten kuste, die, over deze nedrigheid bewogen, traanen storte, hem omhelsde, en den kus des vredes gaf. Na dat de Keizer zijn rijk in een gewenste rust gebracht had, besloot hy naer 't Heilige Land te trekken, en Saladijn, Koning van Egipten, die Jerusalem ingenoomen had, het hooft te bieden. Hy kwam 'er gelukkig, doch verdronk door 't zwemmen in een rivier op den 10 Juny des jaars 1190, na dat hy 37 jaren geregeert had, Zie Romualdus, Sigonius, Nauklerus Urspergensis, H. Mutius 18 B. &c.