CXXXVI.
Henrikus de V.
Henrik de V, die zich tegen zijn Vader tot Keizer opwierp, en na zijn dood hem in de regeering volgde, is in 't jaar 1081 gebooren. Onder zijn regeering wierd de troon van 't Oosten door den genoemden Alexius betreden.
Zijn Vader was Keizer Henrik de IV, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Bertha, de dochter van Otho, Markgraaf in Italien. Zijn Broeder en Zusters zijn op het voorgaande blad genoemt. Zijn Vrouw, Mathilde, de dochter van Henrik den I, Koning van Engeland; een godvruchtige vrouw, by wie hy een Dochter won, Kristina genoemt, die aan Uladislaüs den II, Koning van Polen, trouwde; van wien Martinus Kromerus in zijn 6 B. wijdlopig schrijft.
De oproerige zoon van den rampzaligen Henrik, die hem al by zijn leven van de kroon berooft had, volgde hem in 't rijk. Niet lang had hy Keizer geweest, of hy zag dat de Pauzen hem niet als om hun eige belang tegen zijn vader opgehitst hadden, en om hem zelfs daar na op den nek te treeden; derhalven besloot hy zijn recht te handhaven, en op zijns Vaders spoor te treden: maar Godts rechtvaardige gramschap volgde hem alom op de hielen: want toen hy in 't jaar 1003 een rijksdag te Goslar hield, kwetste Godts bliksem hem aan zijn rechter been, brak de punt van zijn degen, dien hy op zijn zijde had, en sloeg zijn schild in stukken, zonder iemand anders te beschadigen. Deze voorboode van zijn aanstaande rampen schrikte hem niet van zijn gierigheid af, waar door hy zijn onderdaanen met zwaare schattingen belaste. Ook was hy in zijnen oorlog tegen de Polen niet voorspoedig, die hy alleen uit gierigheid op 't lijf viel: want Boleslaüs de harde voorwaarde, die hy hem wilde opleggen, gehoord hebbende, besloot te beproeven, of het geld meer vermogen dan de dapperheid had. Niet verre van Breslau ontmoetten de legers malkanderen. Hartnekkig wierd van bei de zijden gevochten; doch de zege kroonde de Polen, waar na Henrik gemaklijk tot een vredensverdrag kwam. Ondertusschen rees tusschen hem en Paus Paskalis een geschil over het punt der investituren, dewijl Paskalis doordreef dat, volgens de besluiten van Gregorius den VII, Viktor den III, en Urbanus den II, dat recht niet aan de Keizers maar aan de Pauzen behoorde. Henrik, des Pauzen oogwit merkende, trok met bewilliging van de Stenden met een machtig leger naer Italien, om den hoogmoed van Paskalis te beteugelen, die ook van zijn kant niet stil zat,
maar alles werkstellig maakte om een grooten aanhang te krijgen, en den Keizer te misleiden. Want toen Henrik op den 12 February des jaars 1111 te Rome kwam, op welken dag hy ook volgens gewoonte moest gekroont worden, wierd zijn volk, dat maar een weinig uit zijn gelit trad, geplonderd, en in den kerker gesmeeten; en men bracht den tijd tot diep in den nacht door met twistredenen, die nergens anders toe dienden als om den Keizer, in plaats van te kroonen, te bespotten. Dit vertoornde den Keizer zo zeer, dat hy gebood den Paus aan te tasten. Men maakte dit bevel nauwelijks aan de buiten de deur staande soldaten bekent, of zy vielen met zulk een woede in de kerk, dat verscheide Kardinalen en Bisschoppen door hen mishandeld wierden. Eenige, die dit woeden door verborge deuren ontvloden, brachten door hun klachten de heele stad in de wapenen en in roere, waar door verscheide gevechten tusschen de burgers en de soldaten voorvielen. Henrik trok zelfs de zijnen te hulp, dat den strijd verdubbelde, en de slachting zo groot maakte, dat de Tiber door het bloed der verslagene rood geverft wierd. Men verschoonde de wallen van Rome niet, die op verscheide plaatzen om ver geworpen wierden, waar na men eenige Kardinalen gevangen nam, die Henrik met den gevangen Paus zorgvuldig deed bewaren. Hier op trok hy uit Rome, en sloeg zijn tenten in 't veld by die stad op, en bracht daar de vierdagen van Paaschen over. Schoon de Keizer nu den Paus volkomen in zijn macht had, bleef Paskalis zo hartnekkig by zijn besluiten, dat Henrik alle de gevangenen in des Paus byzijn gebood het hooft af te slaan. Zo als men vaardig stond dit uit te voeren, wierd de Paus met zulk een deernis getroffen, dat hy een volkome voldoening beloofde. Het verdrag behelsde, dat de Paus den Keizer ter zaken der Investituren
niet meer zou moeyen, dat de Keizer die met den staf en ring zou geven aan den geenen, die met zijn bewilliging verkoren was; dat niemand eer hy de Investituren had gekregen zou ingewijd worden; dat geen Paus den Keizer zou mogen in den ban doen &c. Dit zwoer de Paus met 16 Kardinalen op het Evangeli, waar op hy Henrik kroonde, en hem tot blijk van een volkome verzoening, de helft van de Hostie gaf, daar hy de andere helft van behield. Dit verdrag duurde geen jaar: want op den 28 Maart des jaars 1112 wierd deze bulle in het Koncilie van Latranen verbrand, en de Keizer in den ban gedaan. Dit gaf den Paus weer moed om zich te wreeken, en noopte Henrik om weder naer Italien te rukken. Op zijn aankomst verliet de Paus Rome, en vluchte naer de Poelje. Te Rome komende liet hy zich door den Aardsbisschop van Praag kroonen, dien hy tegen den verkoren Gelasius den II tot Paus verklaarde, die hem van den ban onthefte. Dit noopte Gelasius om hen beide in den ban te doen, die zo veel uitwerkte, dat de Keizer genoodzaakt was weder naer Duitschland te keeren, en met hem een verdrag in te gaan, dat haatlijk voor zijne navolgers was. Eindelijk is hy te Uitrecht op den 23 Mei des jaars 1125 gesturven, na een regeering van 18 jaren, 2 maanden en 17 dagen. Zie Kureus in zijn Poolsche Historien, Ursp. Kusp. Sigeb. Frisius, &c.