CXXXV.
Henrikus de IV.
Henrik de IV, bygenoemt de Groote, die zijn vader in de regeering volgde, is op den 11 November des jaars 1050 gebooren. Onder zijn regeering wierd den troon van 't Oosten door Michaël den VI, Isaacius Komnenus, Konstantinus Dukas, Eudocia, zijn nagelate weduwe, Romanus Diogenes, Michaël Parapinaceus, Niceforus Botoniates, en Alexius, de zoon van den genoemden Isaacius Komnenus, betreeden.
Zijn Vader was Keizer Henrik de III, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Agneta, of, zo zommige willen, Agnes, de dochter van Wilhelmus, Hartog van Aquitanien. Zijn Broeder en Zusters zijn op het voorgaande blad genoemt. Zijn I Vrouw, Berta, de dochter van Otho, Maarkgraaf in Italien, aan wien hy in zijn 16 jaar trouwde. By haar won hy twee Zoonen en drie Dochters, als Konraad, die, door ophitzing der Pauzen, tegen hem de wapenen opvatte; Henrik, na hem Keizer; Agnes, ten echt gegeven aan Friderik, Graaf van Hohenstauffen, en na zijn dood getrouwt met Leopold, Markgraaf van Oostenrijk; Berta, door den echt verknocht aan Markward, Markgraaf van Stiermark; en Sofia, ten huwelijk gegeven aan Salomon, Koning van Hongaryen. Zijn II Vrouw, Praxedis, de dochter der Russen Koning, en de weduwe van Udo, Markgraaf van Brandenburg, aan wie hy in 't jaar 1088. te Keulen trouwde: by deze vrouw heeft hy geen kinderen gewonnen.
Nu zal een Keizer op ons tooneel treeden, die de grootste, de rampzaligste, en de standvastigste Vorst geweest is, die d'aarde ooit betreden heeft, die alles, 't geen de fortuin op 't wreedste kan hebben, beproefde, van zijn zoonen verraden wierd, en zijn vyanden, welkers getal onnoemelijk is, hunne misdaden, tegen hem begaan, edelmoedig vergaf. 'k Zal van zijn dapperheid en oorlogen niet spreeken, dewijl men zich de grootheid van zijn moed genoeg kan te binnen brengen, met te zeggen, dat hy zich van tweeënzestig bloedige slagen verwinnaar zag, dewijl ik tot zijn rampzaligheden wil overstappen, die zo groot, zo veel, en zo beklagenswaardig geweest zijn, dat ik ze onmogelijk op deze bepaalde plaats vertoonen kan. Zijn rampen begonnen al van zijn elfde jaar: want Hanno, Aardsbisschop van Keulen, schaakte hem uit de handen zijns moeders, onder voorgeeven, dat hy onder haar opvoeding te verwijft zou worden: doch zijn oogmerk strekte om den Vorst van 't leven te berooven; echter vond hy met zijn meedestanders het geraden hem tot hun voordeel in 't leven te behouden, doch hem aan de wellusten over te geven, gelijk zy deeden. Na dat hy zedert zijn eerste veldslag tegen de Hongaren, die in 't jaar 1066 voorviel, tot het jaar 1075 veel bloedige oorlogen tegen de Saxen, en andere oproerige volkeren gevoert had, wierd den Kardinaal Hildebrand, onder den naam van Gregorius den VII, zonder de minste kennis des Keizers, tot Paus verkooren. Deze stoutmoedigheid kwam niet alleen den Keizer, maar de Stenden van 't rijk vreemd voor. Men oordeelde in een volle vergadering, dat den Keizer verplicht was zijn recht tot de verkiezing te handhaven, en Gregorius af te zetten; doch de Paus kwam hem door zijn loosheid voor, zeggende: dat de Romeinen hem gedwongen hadden die eer aan te nemen; doch dat hy 'er zonder de
goedkeuring des Keizers niet in bewilligt had. Deze ontschuldiging voldeed den Keizer. Nauwelijks zag hy zich bevestigt, of hy deed verscheide geestelijke Vorsten in den ban, en verwekte veel oproeren tegen den Keizer; ja hy beelde zich door verwaandheid in, dat hy het recht had van de Keizers te verkiezen. Hy dagvaarde zelfs den Keizer te Rome om rekenschap van zijn doen te geven. Dit vertoornde den Keizer zo zeer, dat hy in een vergadering te Worms den Paus, uit kracht van zijn onbepaald gezag, afzette. Dit blies het vuur der pauzelijke hoogmoed aan, die tegen hem den ban uitbliksemde, en een zaak bestond, die nooit zijn voorgangers hadden durven ondernemen. Deze had zulk een kracht, dat de meeste Vorsten hem afvielen. Hy, van ieder verlaten, besloot als een boetdoender naer Italien te gaan, in 't felste van de winter. Dit deed hy; doch te Kanossa gekomen zijnde, hield men hem te voren dat 'er geen vergiffenis te hopen was, ten zy hy drie dagen vastte, in welken tijd men hem, van 's morgens tot 's avonds toe, met zijn bloote voeten, als een arm sondaar, in de sneeuw deed staan. De vierde dag verkreeg hy de kwijtschelding. Deze onverdragelijke hoon stiet zelfs de Itaaljaanen tegen de borst. Niet tegenstaande deze boeten, smeet de Paus de zaken weder in Duitschland in 't war, en verklaarde Rudolf, Hartog van Swaben, tegen hem tot Koning. Ook deed zich een nieuwe beroerte in Saxen op, alwaar Herman, Graaf van Luxenburg, met bewilging des Paus, tot Koning der Romeinen verkooren wierd, die beide voor Henriks macht bezweken. Wat zeg ik van de oproeren die zijn zoon Konraad en Henrik tegen hem verwekten? de laaste, door Paus Klement den III tegen hem opgehitst, wierp zich tegens hem
op, nam hem met list gevangen, en liet hem met geweld van de Keizerlijke waardigheden beroven. Dit leed hy met het grootste geduld des werelds. Om hem tot een voorbeeld aller rampzaligheden te maken, voerde die godvergete zoon hem naer Spier, daar hy tot zodanig een armoede gebracht wierd, dat hy dikwils geen brood had, en om een Kanonikschap aan dien Bisschop smeekte, die hem dat weigerde. Eindelijk is hy te Luik op den 7 Augustus des jaars 1106 gesturven, na dat hy 49 jaaren, 10 maanden, en 7 dagen geregeert had. Zie Aventinus, Sigebert, Blond &c.