CXXXIV.
Henrikus de III.
Henrik de III, bygenoemt de Zwarte, wegens zijn bruin aangezicht en hair, die zijn Vader Konraad in het Keizerrijk volgde, is op den 28 October, in 't jaar 1016 geboren. Onder zijn regeering wierd den troon van 't Oosten door Michaël Kalafates, Zoë, Theodora (twe zusters) en Konstantinus Monomachus, aan wien de geile Zoë, na eenige mannen, en niet weinig pollen versleten te hebben, op nieuw trouwde, betreden.
Zijn Vader was Keizer Konraad, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Gisela, de dochter van Lotharius, Koning van Frankrijk, en van haar moeders zijde uit het bloed van Karel den Grooten. Zijn Broeder heb ik op het voorgaande blad genoemt. Zijn I Vrouw, Kunilda, de dochter van Kanutus, Koning van Engeland, Deenmarken en Noorwegen; een kuische vrou, die, van echtbreuk beschuldigt zijnde, niet tegenstaande haar onschult in een kampgevecht bleek, in een klooster ging, waar in zy van de pest stierf, en Henrik geen kinderen naliet. zijn II Vrouw, Agneta, de dochter van Wilhelmus, Hartog van Aquitanien; deze baarde hem twee Zoonen en drie Dochters, als Henrik, na hem Keizer; Konraad, kort na zijn vader gesturven; Juditha, getrouwd aan Salomon, zoon van Andreas, Koning van Hongaryen; Machtildis, door den echt verknocht aan Rudolf, Graaf van Reinfelden, Hartog in Swaben; en Itha, ten huwelijk gegeven aan Leopoldus den IV, Markgraaf van Oostenrijk, en Hartog van Swaben.
Konraad was zo dra niet te Spier begraven, of de Standen namen zijn zoon Henrik, die reeds by het leven van zijn vader gekroont was, gewillig voor zijn navolger aan, dewijl hy hem in deugden voorby vloog. Hy had zo dra geen order op alle zaken gestelt, of hy wierd van de Poolsche standen verzocht zich over den ellendigen toestand van dat rijk te erbarmen, dewijl Uratislaüs, Hartog van Bohemen, veel plaatzen ingenoomen, verbrand, en geplondert had, en daar by zich zelve met geweld op dien troon zette. Hy beloofde dit niet alleen, maar trok met een groote macht derwaarts; doch kreeg de nederlaag. Andermaal trok hy tegen hem op, en beteugelde, zo eenige willen, den hoogmoed van Uratislaüs, die hy met eene dwong de gewoonelijke schatting te betaalen. Ondertusschen bonsde eene Aba den wettigen Koning van Hongaryen van den troon, en zette zich in den zetel van Petrus, de zoon van Stefanus. Zijn hoogmoed klom ook zo hoog, dat hy den Keizer liet vragen of hy oorlog of vreede begeerde. Deze hoogmoed, gevoegt by de klachten van Petrus, deed Henrik de wapenen aangrijpen, en derwaarts heenen rukken. Hy sloeg hem by de stad Jaurimus, en rechtte een groote moord onder de Hongaren aan, dewijl zesentwintig duizend op de plaats dood bleven. Aba ontkwam de strijd wel, maar wierd van een zijner dienaren gedood. Terwijl hy bezig was met Petrus weder op den troon van Hongaryen te zetten, wierd Godevaart, Hartog van Lotharingen, oproerig, en ontruste de meeste steden aan den Rhijn; doch Henrik, uit Hongaryen weder te rug gekomen zijnde, maakte hem zo gedwee, dat
hy zijn eenigen zoon tot gijzelaar voor zijn getrouwigheid moest geven. Maar grooter onrusten en scheuringen ontroerden Rome, daar toen drie Pauzen, als Benediktus de IX, Sylvester de III, en Joannes de V, te gelijk regeerden, en zich in alle gruwelen baadden. Deze drie goddelooze schelmen ('t zijn de woorden der Roomschgezinde schrijvers) waar van d'eerste de Pauzelijke kroon in 't paleis van S. Jan van Lateranen, den tweeden in S. Pieter, de derde in Sante Maria Magore, droeg, hadden met malkanderen een verdrag gemaakt, en verdeelden onder hen de inkomsten van den Pauzelijken stoel, dewijl zy alleen op een wellustig leven doelden. Zekere monnik, Gratianus genoemt, deze zaak overwegende, en ziende by dezen toestand van zaken voordeel te doen, trok naer Rome, en bracht door zijn loosheid zo veel te weeg, dat deze drie Pauzen van hun recht afstonden, dewijl hy aan hen veel geld beloofde, en Benediktus den schat verzekerde, die den Pauzelijken stoel 's jaarlijks uit Engeland trok. Zijn schijnheiligheid, waar aan ieder zich vergaapte, bewoog de Romeinen om hem op den Pauzelijken stoel te zetten, onder den naam van Gregorius den VI. Henrik, die al lang deze gruwelen tegen de borst gestooten hadden, en die ergernis niet langer kon verdragen, begaf zich met een machtig leger naer Italien, alwaar hy van Gregorius te gemoed gegaan wierd, die hem met een kostelijke kroon beschonk. Hy hield by Sutry stil, en beriep daar een vergadering, waar in niet alleen Gregorius, om dat hy buiten des Keizers last verkooren was, maar ook de andere Pauzen door hem afgezet wierden. Hy verkoos hier op Suidigerus, Bisschop van Bamberg, die
den naam van Klements den II aannam. Deze kroonde hem des anderen daags tot Roomsch Keizer, en verplichte de Romeinen met een eed te zweeren dat zy nooit zonder last des Keizers een Paus zouden verkiezen. Na dat hy daar de oproeren gestilt had, trok hy naer Apulien, Kalabrien, en Kampanien, alwaar hy ook door zijn achtbaarheid de oneenigheden sliste. Daar na verdreef hy de Saraceenen uit Kapua, en lei in de oproerige steden veel van zijn krijgsvolk. Hy bragt ook den Koning van Frankrijk tot reden, die hy in een tweegevecht uiteischte, en stierf te Burfelt in Saxen op den 5 October des jaars 1056, met den lof dat hy de laaste geweest is, die de Pauzen wetten gesteld heeft, na dat hy byna 40 jaaren geleeft, en 17 jaaren, 4 maanden, en 22 dagen geregeert had. Zie Aventinus 5 B. Otto Frising. 6 B. 22 H. Leo Ost. 2 B. 80 H. Kiak.