CXXXIII.
Konradus de II.
Konraad de II, bygenoemt de Salische (om dat hy uit het bloed der Fransche Vorsten gesprooten was, die Saliërs genoemt wierden) en Henrik de II in het rijk volgde, is zijn geboorteplaats niet bekent. Onder zijn regeering wierd den troon van 't Oosten door den genoemden Konstantinus, en na hem door Romanus Argryropylus, die tot zijn navolger Michaël Paphlago had, betreden; waar by eenige noch Zoë voegen.
Zijn Vader was Herman, Hartog van Frankenland, de zoon van Kuno, die een dochters zoon van Keizer Otho den Grooten was. Zijn Moeder, Adelheida, Hartoginne van Lotharingen, gesprooten uit het aloude geslacht der Klodoveërs, Koningen van Frankrijk. Zijn Vrouw, Geisela, de dochter van Lotharius, Koning van Frankrijk, en Machtilda, uit het bloed van Karel den Grooten gesprooten: een schoone vrouw, die drie mannen overleefde, in 't jaar 1044 gesturven, en te Spiers begraven is: want toen Henrik met haar troude, had zy al twee mannen overleeft, waar van d'eerste Bruno was, Graaf van Saxen, die zy een zoon baarde, Ludolfus genoemt; de tweede was Ernst, Hartog van Swaben, die zy twee zoonen te gelijk ter weereld bracht, en Ernst en Herman genoemt wierden. By haar won Konraad twee Zoonen, als Konraad, die van een rots, recht voor 't slot Limburg gelegen, viel, waar van hy stierf, en Henrik, na hem Keizer, en aan wien Rudolfus de III, by uiterste wille, het Koninkrijk van Bourgondien maakte, waar door die landen weder aan het Keizerrijk kwamen.
Toen Henrik de II in zijn ziekte gevoelde dat de dood begon te naderen, en geen erfgenaam voor 't rijk nalatende, prees hy de Vorsten dezen Konraad aan Dit had wel ingang; doch na de dood des Keizers zag men veel Grooten naer het gebied dingen, waar onder Konraad, of Kuno, de neef van deze Konraad, niet een van de minste was. Als dan in een algemeene vergadering, die in het veld aan den oever van den Rhijn, tusschen Worms en Ments, gehouden wierd, het getal der geenen, die naer het rijk stonden, op deze twee gebracht was, vroeg het volk, verbeeld door de afgezondene der steeden, aan den Aardsbisschop van Ments, die het recht heeft om de eerste stem te geven, wien men van deze twee zou verkiezen? Zonder zich lang te bedenken noemde hy Konraad den Salischen. Tot deze keur gaven alle de Vorsten hun stem, behalven Fredrik, Hartog van Lotharingen, en den Aardsbisschop van Keulen, die de zyde van den anderen Konraad begunstigden. Deze wederspannige wierden echter tot reden gebracht, en vonden zich, na eenige geringe betwistingen, ook genoodzaakt hun stem tot deze verkiezing te geven, gelijk zy deeden. Terstond vernieuwde Konraad het verbond dat zijn voorzaat met Frankrijk opgerecht had, en stilde verscheide onlusten in Duitschland. Terwijl hy te Worms was, om den zieken Bisschop te bezoeken, ontfing hy de tijding dat de Lombardyers hem afgevallen waren. Dit deed hem een groote macht by een vergaderen, en derwaarts heen rukken. Hy belegerde Milanen, brande de voorsteden af, en kreeg de stad in zijn geweld, die hy tot den grond toe zou verwoest hebben, indien de Aardsbisschop van Keulen zijn toornig
gemoed niet door een geestig verdichtzel gestilt had. Deze kroonde hem daar binnen tot Koning van Lombardyen. Na deze plechtigheid begaf de Keizer zich naer Rome, alwaar hy door den Paus, in 't by zijn van Kanut, Koning van Deenmarken, en Rudolf, Koning van Bourgondien, tot Roomsch Keizer gekroont wierd. Terwijl men hier mee bezig was, zochten de Itaaljaanen, uit een doodelijken haat tegen de Duitschers, zich van hun nederlaag te wreeken. Moedig vielen zy het leger van Konraad aan, wiens dood zy gezwooren hadden. De Duitschers zich dus besprongen ziende, kweeten zich dapper, en droegen de zege weg. Veel bloed was aan beide zijden gestort. Maar terwijl hy hier bezig was, om de oproermakers, naer de grootte hunner misdaden, te straffen, hadden verscheide Vorsten in Duitschland de wapenen tegen hem opgevat, dat hem verplichte derwaarts te keeren. Eer hy tegen hen optrok, verkoos hy zijn zoon Henrik tot zijn navolger, en deed hem te Aken door den Aardsbisschop van Keulen kroonen. Toen trok hy tegen zijn vyanden op, verstrooide hunne benden, en beroofde Ernst, Hartog van Swaben, van zijn Staaten. Ondertusschen stiet Misiko, zoon van Boleslaus, Hartog van Polen, zijn broeder Otho uit het rijk, matigde, op het voorbeeld van zijn vader, zich die landen aan, schoon zy cijnsbaar aan het Keizerrijk waren. Otho, die hier over by Konraad om hulp smeekte, wierd niet onverhoord gelaaten. Hy trok zelfs met Otho den vyand onder d'oogen, en dwong hem naer Bohemen te vluchten. Valderik, die daar Hartog was, bood Konraad den
gevluchten aan; doch hy, van deze trouwloosheid een gruwel hebbende, waarschoude zelfs Misiko door een brief, dat hy een zekerder verblijfplaats voor hem zou opzoeken. Deze edelmoedigheid bewoog Misiko zo zeer, dat hy in 't leger van den Keizerkwam, en aan zijn voeten om genade smeekte. Dit verkreeg hy niet alleen, maar ook zijn verwonnen landen. Hy stilde ook de oproeren in Apulien en Kalabrien. Eindelijk naakte het uur van zijn dood: want in zijn reis naer de Nederlanden wierd hy te Mastricht van een ziekte aangetast, die, binnen Uitrecht gekomen zijnde, veel zwaarder wierd, waar aan hy op Pinksterdag binnen die stad in 't jaar 1039 overleed, na dat hy ruim 13 jaaren gereheert had. Zijn lichchaam is te Spier in de Domkerk begraven. Zie Wipo in 't leven van Konraad, Sigonius 8 B. Avent. 4 B. Fulg. 6 B. 5 H.