CXXXII.
Henrikus de II.
Henrik de II, by genoemt de Heilige, die Otho de III in 't Keizerrijk volgde, is in 't jaar 972 gebooren. Onder zijn regeering wierd den troon van 't Oosten noch door Bacilius en Konstantinus den X betreeden.
Zijn Vader was Henrik Hetzel, Hartog van Beyeren. Zijn Moeder, Berta, of, zo andere willen, Gisela, de dochter van den Hartog van Lotharingen; een kuische en godvruchtige vrouw. Zijn Broeder, Bruno, Bisschop van Augsburg. Zijn Zuster, Gisela, van Stefanus, Koning van Hongaryen, ten echt verzocht, doch aan hem geweigert om dat hy een Heiden was: echter had de schoonheid van deze vrouw zulk een macht op zijn ziel, dat hy om haar, met al zijn onderdanen, Kristen wierd. Zijn Vrouw, Kunigunda, de dochter van Sigfried, Paltsgraaf aan den Rhijn; een kuische en godvrezende vrou, die, valsch van overspel beschuldigt zijnde, haar van die klak, door de proef van gloeyende yzers, een zaak in die tijden zeer in 't gebruik, zuiverde. De Roomsgezinde schrijvers zeggen, dat hy met deze vrouw in een gestadige onthouding geleeft heeft, en prijzen die daad tot aan den hemel; doch andere, die de zaak wel overwogen hebben, toonen dat de Keizer, in een vergadering te Frankfurt, over de onvruchtbaarheid van zijn vrou zich beklaagde, dewijl hy gehoopt had by haar een erfgenaam voor 't rijk te winnen.
De dood van Otho den III was oorzaak van verscheide verdeeltheden en twisten, dewijl hy geen erfgenaam voor het rijk naliet. Men zag in verscheide byeenkomsten de gemoederen der Standen, over de keur, op byzondere oogwitten doelen. Deze wilde Henrik, Hartog van Beyeren, geene Herman, Hartog van Swaben en den Elsas, andere Ekkart, Markgraaf van Saxen, op den troon zetten. Henrik, die de machtigste van deze drie was, en ziende dat zijn streng niet zou overhalen, indien hy zich niet van zijn macht bediende, greep de wapenen aan. Dit klemde: want hy wierd op den 6 Juny des jaars 1002 door den Aardsbisschop Willigisus, te Ments, bevestigt en gekroont. Zijn eige broeder Bruno kantte zich zelfs tegen deze keur, en begunstigde den aanhang van Herman, met wien hy zamenspande, en, gesterkt zijnde met de macht van eenige Grooten, Straatsburg innam, plonderde, en voor het grootste gedeelte in de asch lei. Dit verplichte Henrik de wapenen aan te vatten en tegen hen op te trekken; doch zy, door zijn macht beneepen zijnde, verzochten om genade, die hen vergund wierd. Ondertusschen zochten de Itaaljaanen zich van het juk der Duitsche Keizers te ontslaan, en het rijk onder een uit hun eige volkeren te brengen: derhalven verkooren zy eenen Arduinus, Markgraaf van Ivrea, tot Koning van Italien. Henrik dit hoorende, zond Otho, Hartog van Saxen, met een tamelijk leger derwaarts, die van den opgeworpen Arduinus geslagen wierd. Hier op rukte hy zelfs met een groote macht naer Italien, sloeg Arduinus, en baande zich met geweld een weg door alle
enge en sterkbezette passen tot binnen Pavien, alwaar hy tot Koning gekroont wierd. Van daar rukte hy tegen de Polen, die geduurende zijn afwezen in Duitschland gevallen waren, op wien hy een heerlijke overwinning bekwam. Terwijl hy het rijk, na het dempen zijner grootste vyanden, in een tamelijke rust bezat, ontfing hy in Duitschland den verdreven Benediktus den VIII, die door eenen Gregorius, van de Romeinen tegen hem opgeworpen, uit den Pauzelijken stoel verstooten was. De klachten van dezen Paus, die hem om bystand smeekte, hadden zulk een groot vermogen op zijn ziel, dat hy niet alleen hem zijn hulp beloofde, maar met een machtig leger tegen de oproerigen optrok. Dit verwekte zulk een schrik onder de Romeinen, dat zy Benediktus om vergifnis baden, weder inriepen, en Gregorius verdreven. Henrik was al tot de grenzen van Italien genaderd, derhalven besloot hy Arduinus, die zich weder sterk gemaakt had, andermaal het hooft te bieden. Hy rukte dan naer Verona, alwaar zijn vyand lag, greep zijn oorlogsmachten aan, en verwon hem. In deze slag sneuvelde Arduinus. Hier op voerde hy zijn zegepralend leger naer Rome, alwaar hy minnelijk ontfangen, en met veel plechtigheid van den Paus tot Keizer van Italien gekroont wierd. Noch eens was hy genoodzaakt op het Pauzelijke verzoek naer Italien te trekken, dewijl de Grieken tot aan Benevento doordrongen, en Rome dreigden. Hy toog met zijn leger derwaarts, sloeg hen, en joeg hen uit alle de steeden die zy in 't Roomsche Kampanie en in Italien bezeten hadden. Hy nam ook heel Apulea in, en dwong den
vyand naer de uiterste grenzen van Kalabrien te vertrekken, waar na hy het volvoeren van dezen oorlog aan de dappere Noormannen beval, die zich edelmoedig tegen de Grieken kweeten. Zo heerlijk als zijn daden waren, zo loflijk waren ook zijn deugden. Uit een heiligen iever rechte hy veel Bisdommen op, welke hy veel inkomsten schonk, en waar onder die van Bamberg niet een van de minste was. Om met nagebuuren vreede te hebben, maakte hy met Robbert, Koning van Frankrijk, een verbond, en kwamen een weinig beneden Mauzon, alwaar de rivier de Cher zich in de Maas ontlast, by een. Loflijk word van deze samenkomst van al de schrijvers gesprooken, dewijl de nedrigheid in die twee groote Vorsten op 't heerlijkste uitblonk. Hier kroonde hy zijn door luchtig einde mee: want te rug gekomen zijnde, wierd hy van een zwaare ziekte aangetast, die hem op den 13 July des jaars 1024 wegrukte, na dat hy 52 jaren geleeft, en 22 jaren, 5 maanden, en 21 dagen geregeerd had. Zie Glaber. 3 B. 2 H. Sigibert 7 B. Fulgosius 4 B. 3 H. Aventinus 5 B. Egnat.