CXXIV.
Lambertus.
Lambertus, de zoon van Guido, Hartog van Spoleto, is van Paus Stefanus den VII binnen Rome met veel plechtigheid tot Keizer van 't Westen gekroont; welk rijk hy 1 jaar, en weinig maanden geregeert heeft.
Ik zal den draad, die ik op het voorgaande blad was gedwongen af te breeken, hier weer aan hechten. Guido dan rukte met dat voornemen naer Italien; doch om hem ontzaglijker in d'oogen van zijn vyanden te maken, liet hy zich door zijn aanhang voor Koning uitroepen, te meer, dewijl de Paus zijn doen begunstigde. Hier by kwam noch de gunst, die de Romeinen hem toedroegen, en op wien hy zich verlaten mocht. Haast kwam Berengarius, die zich te Padua had doen kroonen, het besluit van Guido ter ooren, derhalven liet hy alles ten tegenweer vervaardigen. In Placensen, by de rivier Trebia, was de plaats daar deze legers malkanderen het hooft booden. Hevig wierd aan bei de zijden gevochten; doch hoe dapper zich Berengarius toonde, echter moest hy de zege aan Guido laten. Deze nederlaag was evenwel niet machtig om Berengarius voor zijn oorlogsmachten te doen beven, Hy vergaderde by Verona en Kremona op nieuws een groote macht by een, en rukte daar mee naer Bresse, alwaar Guido met zijn leger lag, die hy, als een dapper veldheer, tot een tweeden slag dwong, die niet minder bloedig noch rampzalig voor hem als de eerste was, dewijl byna zijn gantsche macht door Guido op de plaats verslagen wierd, die daar op niet alleen Pavien, maar geheel Lombardyen onder zijn gehoorzaamheid bracht, waar na hy op den 21 February des jaars 891, door Paus Stefanus binnen Rome gekroont wierd, en daar op tot zijn Medeheerscher zijn Zoon Lambertus aannam. Na deze nederlaag had zich de vluchtende Berengarius naer Arnulfus, toen Koning van Duitsland,
begeven, by wien hy om hulp smeekte, dat hy ook onder het beleid van Suintebold, de bastertzoon van Arnulfus, verworf; doch deze jonge Vorst, door de vyanden van Berengarius omgekoft, weigerde hem daar na tegen Guido op te trekken. Deze weigering van Suintebold bracht Arnulfus in gedachten, dat hy, onder schijn van Berengarius te herstellen, zich meester van Italien kon maken. Hier op besloot hy met een machtig leger zelfs derwaarts te trekken, waar mee hy geheel Lombardyen tot aan Plasencen toe vermeesterde; maar terwijl hy met dezen oorlog bezig was, viel Raoul, Koning van Bourgondien, in Duitsland; derhalven was hy genoodzaakt weder schielijk over d'Alpen te rukken, en zijn voorneemen, tot dat hy zijn landen van een schadelijken oorlog bevrijd had, uit te stellen. Onderwijlen overleed Guido, na dat hy maar drie maanden als Keizer geregeert had, wiens zoon Lambertus daar na door den Paus tot Keizer gekroont wierd. Na verloop van twee jaaren vond zich Arnulfus in staat om de tocht naer Italien, met veel grooter macht als voorheenen, weder te kunnen hervatten, en om Lambertus, onder schijn van Berengarius te herstellen, van den troon te bonzen, en zich zelve daar op te zetten. Alles zwichte voor zijn wapenen; zelfs de rampzalige Berengarius, wiens onmacht van hem bespot wierd. Zijn gelukkige voortgang maakte hem zo hoogmoedig dat hy de schijn verwierp, en zich opentlijk een tegenstrever, in plaats van een helper, van Berengarius verklaarde. Hier op rukte hy met zijn leger recht op Rome aan, welke stad op dien tijd vol twist en verwerring was: want
Sergius, die van een gedeelte der geestelijkheid tot Paus verkoren was, zich door de streng van Formosus van 't autaar weggerukt ziende, en Formosus tot de Pauselijke waardigheid verheven, maakte, dewijl hy zeer staatzuchtig was, een groote scheuring in de Kerke, waar door de gemoederen der Romeinen verdeeld wierden, en de stad vol onorde geraakte. Ook zeggen eenige, dat Arnulfus door Formosus verzocht wierd met zijn macht aanstonds naer Rome te snellen, om hem tegen Sergius de hand te bieden, voor welke weldaad hy hem van het Keizerrijk verzekerde. Door een wonderlijk geval wierd Rome door Arnulfus ingenoomen. Op zekeren dag riep Arnulfus zijn leger by een om zijn soldaaten door een aanspraak aan te moedigen. Terwijl hy daar mee bezig was, spronk een haas uit een hegge, en liep naer de stad toe. Eenige soldaaten dat ziende, snelde den haas met een groot geschreeu na, waar in zy van alle d'andere, niet weetende wat'er te doen was, nagevolgt wierden. De Romeinen, deze toeloop naer de stad van de muuren ziende, en denkende dat de vyanden hun stad wilden bestormen, wierden kleenmoedig: ja hun lafheid was zo groot, dat zy de wallen verlieten, en verbaast in de stad vlooden. De Duitschers, op 't naderen van de stad, de muuren leedig ziende, en niet weetende wat zy daar van zouden denken, beslooten de wal te beklimmen, of mogelijk dit toeval hen meester van Rome maakte. Met kloekken moede vielen zy op de stad aan, die zy in een oogenblik, zonder een man te verliezen, innamen. Gruwelijk was het woeden der soldaten, en onbeschrijvelijk de moord, die op dien tijd binnen Rome gepleegt wierd, en niet minder doodelijk voor de aanhangers van Sergius, dewijl die alle van 't leven berooft wierden.
Dus wierd Arnulfus meester van Rome, waar op hy zich van Paus Formosus den I tot Keizer deed kroonen. Nu was hem niet overig als Lambertus, zoon van Guido, van zijn eernaam en Staaten te berooven, dewijl Berengarius niet machtig was het ongelijk, hem door Arnulfus aangedaan, te wreken. Wat daar na tusschen hem en Lambertus, en tusschen Lambertus en Berengarius voorviel, zal ik op 't volgende blad toonen.