CXXIII.
Arnulfus.
Arnulfus, die na Karel den Dikken op den troon van 't Westen trad, is, zo zommige willen, in Oostenrijk gebooren. Onder zijn regeering wierd de troon van 't Oosten door den meergenoemden Leo Porphyrogenitus betreden.
Zijn Vader was Karolomannus, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Karentina, een schoone en edele vrouw. Zijn I Vrouw, Agnes, de dochter des Keizers van 't Oosten, by wie hy twee Zoonen won, als Arnulfus den Boosen, Hartog van Beyeren, die op een rampzalige wijze aan zijn einde kwam; en Wernerus, die Paltsgraaf van Schiern wierd. Zijn II Vrouw, Jutta, van andere Lutgarda genoemt, de dochter van Guelfus, Hartog van Beyeren: by wie hy een Zoon en een Dochter teelde, als Ludovikus, na hem Keizer; en Leutgarda, door den echt verknocht aan Otho, Hartog van Saxen. Zijn Byzit, Helingarda, die hem een Zoon baarde, Sindibolt geheeten, van Arnulfus teer bemind, en door hem tot Koning van Lotharingen verheven.
Na het verdrijven van Keizer Karel den Dikken was'er niemand van de waare navolgers van Karel den Grooten meer overig dan Karel de Eenvoudige, die alleen het Keizerrijk, en de heele Fransche Oppereenhoofdigheid, byna door heel Europe verspreid, alleen rechtvaardig moest bezitten; doch dewijl hy in zijn jonkheid van elk veracht wierd, ja van de Franschen, die, tegen de grondwetten van het rijk, de kroon aan Eudes, Graaf van Parijs, gaven, zag hy zich van het Keizerrijk berooft, op welken troon hy onmachtig was zich met gewelt te zetten. Rampzalig wierden zijn landen, die hem volgens erffenisse rechtvaardig toekwamen, verwoest, en van andere met gewelt bezeten. Arnulfus stelde zich in de bezitting van Oost Frankrijk, te weten, heel Duitsland, en het Koninkrijk van Lotharingen. Eudes, Graaf van Parijs, liet zich tot Koning van West Frankrijk kroonen. Raoul bracht Bourgondien onder zijn gehoorzaamheid. Bozon, aan wien Karel de Kaale de bestiering van 't geen hy noch in 't oude Koninkrijk van Bourgondien bezat, gegeven had, maakte zich daar volkomen meester af, en liet zich tot Koning van Arles en Provence kroonen, waar in zijn zoon hem ook navolgde. Deze scheuring wierd noch door de Itaaljaanen vergroot, die zich altijd met een hoop streelden van Italien weder aan hen te brengen, en van de linie van Karel den Grooten af te scheuren. Dit veroorzaakte een schriklijke wanorde, waar onder verscheide dwingelanden het hooft opstaaken, en naer den naam van Keizer dongen. Ik vind de Historien van dezen tijd zo verward, dat ik de geschiedenisse van
Arnulfus, Guido, wiens beeltenis ik in deze rang van haar Zweedsche Majesteit mis, Lambertus en Berengarius ben gedwongen aan een te knoopen, dewijl zy meest te gelijk naer het opperste gebied gedongen hebben, dikwils te gelijk regeerden, en om dat het geval van den eenen aan den anderen verknocht is; doch om den lezer een volkomen begrip des Keizerrijks te geven, en waar in zijn macht bestond, ten tijden als het uit de mannelijke linie van Frankrijk, eerst op eenige dwingelanden, en daar na op de Duitschers overging, zal ik eerst dezen grooten staat in weinig woorden vertoonen. Het rijk begreep toen in zich Frankenland, de provincie van Bamberg, Swaben, Konstans, Basel, Bern, Losanne, Bourgondien, Besankon, Lotharingen, Mets, Luik, Kamerik, Atrecht, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Uitrecht, Keulen, Trier, Ments, Worms, Spiers, Straatsburg, Vriesland, Saxen, Hessen, Westfalen, Thuringen, Wetteravien, Misnien, 't Mark Brandenburg, Pomeren, Bohemen, Rugen, Stettijn, Holstein, Deenmarken, Zweden, Polen, Bohemen, Oostenrijk, Karinthien, Stiermark,
Tirol, Beyeren, de Grizons, en in 't algemeen alle de landen onder deze Provincien gelegen, en die daar van konden afhangen. Aan alle deze landen wierd noch het Koningrijk van Borgondien, Rome, Italien en Lombardyen gevoegt, die, gestremt tot karbonkels, geen kleinen luister aan de Keizerlijke kroon gaven. Als Arnulfus dan na 't verdrijven van Keizer Karel den Dikken het verval des Keizerrijks zag, voegde hy Oost Frankrijk by Karinthien en Stiermark, dat hy, volgens uiterste wille van zijn vader, geërft had. Hy had zich ook in den oorlog tegen de Noormannen in groote achting by den verdreven Keizer en verscheide Grooten van 't rijk gebracht. Men besloot dan in de vergadering te Frankfort, dat hy waardig was de plaats des verdreven Keizers te bekleden, des wierd hy, met uitsluiting van Koning Karel den Slechten, tot Keizer uitgeroepen. Ondertusschen spande Guido, Hartog van Spoleto, en Berengarius, Hartog van Trioul en Verona, t' zamen. Zy verbonden zich in den beginne zeer nau, en beloofden malkanderen in alle voorvallen de behulpzame hand te bieden: ja de staatzucht had zo zeer hun oogen verblind, dat zy niet minder wilden onderstaan dan Frankrijk en Italien onder hen te verdeelen. Guido, die een merkelijke aanhang in Frankrijk had, beelde zich in dat hy met weinig moeite, wanneer hy die aanhang met zijn tegenwoordigheid sterkte, de kroon van dat rijk op zijn hooft zou zetten, des gaf hy Italien aan Berengarius over, en trok met een tamelijke macht over d' Alpen. Hier in bedroog
hy zich: want toen hy de grenzen van Frankrijk naderde, verstond hy, dat de Franschen, met zijn verwaandheid spottende, Eudes, Graaf van Parijs, voor hun Koning gekroont hadden; derhalven keerde hy te rug, met voornemen om zijn wapenen tegen Berengarius te wenden, en hem uit Italien te verdrijven. Zie het vervolg op 't andere blad.