CXXI.
Ludovikus de III.
Ludowik de III, bygenoemt de Stamelaar, die na de dood van zijn laffen vader, den Keizer Karel den II, den troon van 't Westen beklom, is in Duitsland gebooren; doch in wat jaar meld niemand. Onder zijn regeering wierd de troon van 't Oosten door den gemelden Bacilius Macedo betreden.
Zijn Vader was Keizer Karolus de II, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Hermintrudis, de zuster van Bozon, Koning van Provence, gelijk ik op het voorgaande blad gezeit heb, daar men ook de namen van zijn Broeders en Zuster zien kan. Zijn I Vrouw, Ansgarda, een edele en schoone vrouw, by wie hy twee Zoonen won, als Ludovikus en Karolomannus, twee dappere helden, doch ongelukkig aan hun eind gekomen, gelijk op zijn plaats blijken zal. Zijn II Vrouw, Adelheida, wie hy door dwang zijns vaders trouwen moest, dewijl hy zich buiten zijn weten aan Ansgarda door den echt verbonden had, die hy gedwongen was te verstooten om met Adelheida te huuwen. Zy ging by hem grof zwanger toen de dood hem wegrukte, en baarde na zijn dood een Zoon, die naer zijn grootvader Karolus genoemt wierd, en, Koning van Frankrijk geworden zijnde, om zijn onnozelheid den bynaam van Eenvoudige kreeg.
Ik weet niet, of men deze Ludowik met recht onder den rang van de Keizers plaatzen mag, dewijl hy door den vluchtigen Paus Joannes den IX te Troyes in Frankrijk, en niet in Rome gekroont is, noch nooit iets in Italien bezat daar Karolomannus meester was. Ook ben ik van gedachten, dat deze krooning geen Keizerlijke maar een Koninklijke krooning geweest is, dewijl noch heden de Fransche Koningen, gedreven door een toomelooze hoogmoed, of, zo de Franschen zeggen, godvruchtigheid, de kroon met veel plechtigheden uit de handen der Pauzen willen ontfangen, wanneer die in Frankrijk komen; doch dewijl haar Zweedsche majesteit Kristina hem onder den rang dezer muntbeelden heeft gelieven te plaatzen, zal ik wat onder zijn korte regeering voorgevallen is, hier vertoonen. Nauwelijks was de laffe Karel de Kaale met vergif van 't leven berooft, of de streng van Ludovikus Germanikus, die door Paus Joannes van het recht der kroone verstooten was, begon weder het hooft op te steeken. Graaf Albert, zoon van Bonifacius, en Lambert, zoon van Guido, Hartog van Spoleto, nevens veel andere verklaarden zich voor Karolomannus, oudsten zoon van Ludovikus Germanikus, rukten met een groote macht naer Italien, en brachten dat koninkrijk met weinig moeiten onder de gehoorzaamheid van Karolomannus. Eer zy noch geheel Italien overstroomden, had de Paus Ludovikus den III, den oudsten zoon van Karel den Kaalen, tot navolger van zijn vader verklaart, dewijl hy oordeelde dat by Ludovikus meer dan by
Karolomannus te winnen was, waar op hy tegen den aanhang van Karolomannus den ban uitbliksemde. Dit veroorzaakte in de begunstigers van Karolomannus zulk een bitteren haat, dat zy met grammen moede naer Rome rukten, de stad innamen, zich van den Paus verzekerden, Karolomannus voor Keizer uitriepen, en in zijn persoon het Fransche recht herstelden. Hoe nauw de Paus door hen in zijn gevangenis bewaard wierd, echter vond hy een middel om uit zijn kerker te komen, waar na hy, vluchtende, in Frankrijk kwam, en Ludowik om hulp smeekte, die, na dat de Paus te Troyes een Bisschoplijke vergadering had by een doen roepen, van hem op den 7 September des jaars 878, in de tegenwoordigheid van alle de Kerkvoogden, met een groote plechtigheid tot Keizer van 't Westen gekroont wierd. Wat zeg ik tot Keizer? Want schoon eenige dit met een groote hartnekkigheid drijven, echter oordeel ik, gelijk ik boven gezeit heb, dat deze krooning geen Keizerlijke maar een Koninklijke krooning geweest is, en hem niet grooter maakte, als toen hy in 't jaar 877 door den Aardsbisschop Hinkmarus, te Rheims, tot Koning van Frankrijk gekroont wierd. Doch schoon ik hem den naam van Keizer met recht niet geven kan, echter was hy een Vorst die zachtmoedig, vriendelijk, godvreezend, verdraagzaam, en zeer langmoedig was. Kort na de Pauzelijke krooning vielen de Saraceenen in Italien, en rechtten daar een deerelijke verwoesting aan. Niet minder wierd Frankrijk door de Noormannen aangegreepen. 't Was derhalven Ludowik niet mogelijk deze twee machtige vyanden te gelijk het hooft te bieden, des liet hy de Saraceenen naer hun welgevallen in
Italien leven, en trok tegen de Noormannen op. Karolomannus, die door zijn aanhang tot Keizer van 't Westen uitgeroepen was, wierd ondertusschen beroerd, waar door de Romeinen beslooten Paus Joannes weder in Rome te roepen, en met hem te overleggen op wat wijze men Italien van het woeden der Saraceenen verlossen zou. Terwijl men hier mee bezig was storf Karolomannus te Oetingen, die geen mannelijke erven dan Arnulfus, zijn basterdzoon, naliet. Na dat Ludowik den inval der Noormannen gestuit had, trok hy naar Duitsland, alwaar hy met den Koning van Beyeren een geschil slechte, dat wegens de deeling van Lotharingen, onder hen gerezen was; na welke reis hy te Kompiegne, niet zonder vermoeden van vergeven te zijn, op den 6 April des jaars 879 sturf, na dat hy, gelijk zommige drijven, 6 maanden en 30 dagen den Keizerlijken eernaam gevoert had. Zie Sigonius 5. B. Ignatius, Krants, de Kronijk van Funkkius en van Filippus, &c.