CXVII.
Ludovikus Pius.
Ludowik, die in 't jaar 813 te Aken door zijn vader tot Koning en Keizer uitgeroepen wierd, en kort daar na de hulde ontfong, is in 't jaar 776 in Duitsland gebooren. Onder zijn regeering wierd den troon van 't Oosten door Leo Armeniakus de V, Michael Balbus, en Theofilus betreden.
Zijn Vader was Keizer Karel de Groote, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Hildegardis, wier lijk te Mets in de Kapel van S. Arnoldus begraven is. Wie zijn Broeders en Zusters geweest zijn heb ik op het voorgaande blad getoont. Zijn I Vrouw was Irmingardis, de dochter van Ingramus, Vorst van Saxen: by haar won hy drie Zoonen, als Lotharius, na hem Keizer; Pipinus, en Ludovikus: deze vrouw is te Angers op den 3 October der jaars 818 gesturven. Zijn II Vrouw Juditha, de dochter van Guelfus, Graaf van Ravensburg en Aldorff, de zuster van Rudolf en Konraad: by haar teelde hy een Zoon, Karolus genoemt, met den bynaam van de Kaale, die na Ludovikus de II, op een laffe wijze, Keizer wierd.
Schoon deze Ludowik al door zijn Vader voor Wester Keizer verklaart was, echter liet hy zich dartig dagen na het overlijden van zijn vader weder voor Keizer uitroepen. Daer na vernieuwde hy het verbond dat zijn Vader met Leo, Keizer van 't Oosten, gemaakt had, en liet de gezanten veel eer bewijzen. Na dat hy vier jaaren geregeerd had, maakte hy op den rijksdag te Aken, in 't byzijn van Abdirach, zoon van Abulas, Koning der Saraceenen, zijn oudsten zoon Lotharius Koning, deed hem kroonen, en voor zijn medeheerscher uitroepen; waar op hy zijn tweeden zoon Pipyn Koning van Aquitanien, en zijn derden zoon Ludowik Koning van Beyeren maakte. Terwijl hy hier mee bezig was, trachte zijn neef Bernard, die hy in 't begin zijner regeering tot Koning van Italien bevestigt had, zich volkomen meester van zijn Koninkrijk, en onathanglijk van den Keizer te maken. Hy bracht het ook door de hulp van Anselmus, Bisschop van Milanen, Wolfold, Bisschop van Kremona, Theodulfus, Bisschop van Orleans, Archard, Bisschop van Frankenland, en verscheide andere Grooten zo ver, dat de meeste der staaten en steeden onder zijn gehoorzaamheid hem op nieuw moesten hulden, niet weinig tot nadeel van den Keizer: die, om dezen opstand te stutten, aanstonds een groote magt byeen rukte, en naer Italien zond. Schoon Bernard op het aankomen dezer oorlogsmacht alle enge wegen sterk liet bezetten, om hem de doortocht naer Italien te betwisten, drong dit leger echter met geweld door, en bracht te weeg dat Bernard zich op genade
en ongenade moest overgeven, waar op hy uit last van Ludowik de oogen uitgestooken wierd, waar van hy kort daar na stierf. Ook gingen de Bisschoppen niet vry, die hem in die opstand gestijft hadden, maar wierden van hun waardigheid berooft, en in ballingschap verdreven; doch verscheide Grooten moesten het met verlies van hun hoofden boeten. In al zijn oorlogen, tegen vreemden gevoerd, is hy zeer gelukkig geweest. Door het herstellen van Hunald, verdreeve Koning van Deenmarken, verplichte hy die Koning zich te laten doopen, waar op zijn geheele Koninkrijk de Kristelijke Godsdienst aannam. Maar laat ons tot zijn rampzaligheden overstappen. Door een ongemeene liefde, die hy zijn tweede vrouw, en een tedere achting, die hy haar zoon Karel toedroeg, veranderde hy van besluit in 't verdeelen zijner rijken, die hy Rhetien en Opper Bourgondien tot zijn deel gaf. Dit verwekte in zijn drie eerste Zoonen zulk een nijd dat zy tegen hun vader de wapenen opvatteden. Niet weinig wierden zy in dezen oproer door Paus Gregorius, en verscheide Bisschoppen gestijft. Men greep de Keizerin aan, die in een Klooster in Gaskonje gebannen wierd. De Paus en oproerige Bisschoppen baaden Lotharius dat hy de zorg en bestiering der zaken wilden aanneemen, die zulks deed, waar op de Keizer zelfs door de Bisschoppen en Hartogen, die met Pipyn in verstand waren, gevangen gezet wierd. Dit mishaagde de Duitschers, die tot zijn bystand de wapenen aangrepen, en hem weer in vryheid stelde, waar op eenigen onthooft, anderen verdronken, in ballingschap gezonden, en tot een eeuwige gevangenis gedoemt wierden. Pipyn verzocht vergifnis van zijn vader, die hem zulks toestond. Ook verzoende de Keizer zich met Lotharius, en liet de Keizerin uit haar kerker halen; doch
Pipyn wierd weder oproerig, vergaderde veel wederspannige byeen, en sloeg daar meê het leger van zijn vader. Hier op voegden de drie broeders zich weder by malkander. De Keizer dit hoorende, trok met zijn leger te Worms over den Rhijn, en de macht van zijn zoonen te gemoed, die door geen tusschenspreeken tot verdrag wilden komen. De oude Vorst, bekommert voor een groote bloedstorting, besloot in het leger van zijn zoonen te gaan, en zich aan hun bescheidenheid over te geeven. Hy daar in gekomen zijnde, wierd hy van zijn Zoonen te gemoed gereeden, die, van hun paarden afsteegen zijnde, hem omhelsden. Men stelde de Keizerin, als oorzaak van dezen oorlog, in de bewaring van Ludowik, Koning van Beyeren. Lotharius hield de Keizer met zijn zoon Karel by zich, waar op het Keizers leger den eed van getrouwigheid aan de zoonen deed. Kort daar na voerde Lotharius zijn vader als in zegepraal door zijn leger, en stak hem te Soissons in een Klooster. Hy, hier uit verlost, en op nieuw gekroont zijnde, sloeg de oproerigen, vergaf Lotharius, hem om genade biddende, zijn misdaad, en sturf op den 20 Juny des jaars 840, hebbende 26 jaren, 3 maanden en 24 dagen geregeert. Zie Volat. Egn. Avent. Aimoin. &c.